278 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. in acht genomen. Daarna wordt aan de Armenkamer advies over dat geval gevraagd. Deze geeft dat advies en Burgemeester en Wethouders meenen het beste te doen met zich te houden aan dat advies. Nu hebben wij in de practijk al vele gevallen gehad dat aan de Armenkamer advies werd gevraagd en nu is het mo gelijk en dat is ook wel eens gebleken dat de Armenkamer zich bij het geven van haar advies wel eens vergist; achteraf blijkt dan wel eens dat een zeker bedrag, hetwelk de Armenkamer heeft geadviseerd per jaar op de familie te verhalen, wat aan den hoogen kant is geweest. Zoo is het ook met dit geval, dat door den heer Westerhuis is bedoeld. Wij hebben dat geval niet nog weer eens onderzocht want daar is de Armenkamer voor en wij hebben ons precies gehouden aan het advies van de Armenkamer en wij hebben dat ook aan den betrokken persoon meegedeeld. Nu zegt de heer Westerhuis dat door Burgemeester en Wethouders op beleefde brieven niet is geantwoord en onhebbelijk is geantwoord. Ik wil graag aan den Raad het dossier overleggen van wat er is geschreven, maar ik heb daarin geen enkel onhebbelijk antwoord kunnen vinden en ook niet een enkel woord, dat on hebbelijk was en ook niet in het algemeen iets met een onhebbelijke strekking. Laat ik er in het algemeen dit bij zeggen dat is in het algemeen, het slaat niet op dit geval dat mijn persoonlijke ervaring, niet alleen hier maar bij alles, steeds is geweest, dat men met groote voorzichtigheid moet aanvaarden de woorden, die in dergelijke speciale gevallen tot je worden gezegd en dat men heel goed doet, zich direct geen opinie te vormen, maar verstandig doet, eerst het onderzoek af te wachten, waarbij dan gewoonlijk blijkt met betrekking tot wat je is verteld, dat je er gewoonlijk wel 50 bij of aan den anderen kant 50 af kunt doen, al naar gelang het persoonlijk voordeel van dengene, die het je vertelde, meebracht om iets kleiner of grooter voor te stellen. Het is daarom dat Burgemeester en Wethouders over het algemeen zeer sceptisch staan tegenover de mededeelingen van de betrokken personen, die bij hen komen Ik kan in dit dossier niet anders zien dan zeer be leefde brieven van den betrokken persoon, maar ook niet anders dan zakelijke brieven van Burgemeester en Wethouders, die daarin hun meening volhouden. En dat Burgemeester en Wethouders dan de zaak in handen van een deurwaarder geven, ja, als men ten slotte niet komt betalen, dan zie ik daar niets onhebbelijks in. Moeten Burgemeester en Wethouders degenen, die niet op tijd aan de gemeente betalen, dan maar vrij laten en moeten zij dergelijke zaken dan maar aan kant leggen Ik meen dat zij dan eerst den deurwaarder moeten sturen en blijkt dan achteraf dat de toestand iets anders is, dan wordt gezegd: dan moeten de ad viseurs nog maar eens kijken. Wanneer het verhaal dan wordt gewijzigd, zie ik daar niets in. Bij het speciale geval, dat de heer Westerluiis op het oog heeft gehad, was de beslissing van Burgemeester en Wethouders zuiver gegrond op het advies van de Armenkamer, waarin stond dat een van de naaste bloed verwanten -- niet een van de echtgenooten, maar een van de naaste bloedverwanten een zeer behoorlijk kapitaal aan land bezat. Toen is eerst door Burge meester en Wethouders het bedrag van het verhaal vastgesteld op 800.per jaar en naderhand is dat teruggebracht tot een bedrag van 312.per jaar. En of men nu in dit speciale geval tot op den huidigen dag is blijven betalen, weet ik niet, maar wel weet ik dat, toen het geval speelde, het van 800.tot 312. teruggevallen bedrag wel door den betrokken persoon is betaald. Ik geef toe, dat is toen een behoorlijke ver mindering geweest en Burgemeester en Wethouders meenen ook dat het op goede gronden is gebeurd, maar ik moet afwijzen, dat Burgemeester en Wethouders in deze zaak iets onhebbelijks zouden hebben bedreven. Zooals ik zeg, wij moeten iets sceptisch tegenover dergelijke zaken staan. Daarbij komt nog dat slaat nu niet speciaal op dit geval dat, wanneer men een dergelijk geval heeft, dat iemand niet alles kan betalen, de patiënt voor rekening van de gemeente wordt op genomen en daarbij komt dan heel sterk naar voren dat door de betrokkenen wordt gedacht de gemeente zal er wel voor zorgen. Vrijwillige bijbetaling Och. mis schien als ik de dossiers eens heel goed nakijk, dat ik wel eens een enkelen keer een geval vind dat iemand heeft gezegd: ik wil niet, dat de gemeente alles betaalt, ik wil ook wel wat bijbetalen, maar dat zijn dan toch zeer zeldzame vogels. Dan de laatste kwestie, het tapverbod. Aan die zaak is, zooals de heer Hooiring al zegt, in het begin vrij geregeld de hand gehouden, er zijn overtredingen ge constateerd en daarvan zijn ook zeer behoorlijke pro cessen-verbaal opgemaakt. Eén daarvan is door den Ambtenaar van het Openbaar Ministerie vervolgd en later, in hoogere instantie, heeft de Rechtbank een ver oordeeling uitgesproken. Daartegen is echter bij den Hoogen Raad cassatie aangeteekend, daarop is echter nog geen uitspraak gevallen en nu heeft de Justitie aan de Politie verzocht om gedurende dien tijd van pro cessen-verbaal verschoond te blijven, omdat deze toch niet kunnen worden behandeld. Wij moeten dus zoo lang afwachten en zoo is het dus op het oogenhlik moeilijk liet tapverbod te handhaven. Ik heb nog iets vergeten en wil dat nu nog even be antwoorden; het betreft de kwestie van de kippenmarkt of, deftig gezegd, van de pluimveemarkt. Dit is een zeer moeilijke kwestie en ik wil direct toegeven, dat het den laatsten tijd een beetje een onhoudbare toestand is ge weest, maar nadat ik er persoonlijk ben geweest, meende ik, dat er een regeling was getroffen om in elk geval den toestand houdbaar te maken. Ik geef direct toe dat, wanneer de kippenmarkt werd gehouden in een overdekte ruimte, dit waarschijnlijk wel het ideaal zou zijn, maar ik geloof ook dat wij het er wel mee eens zullen zijn, dat dit vrij ver zou gaan en ik weet niet of de gemeente Leeuwarden direct bereid zou zijn om on verplicht dat verzoek in te willigen. Nu heeft men ten onrechte hoe dat in de wereld is gekomen, weet ik niet de kippenmarkt gedrongen in een gedeelte, waar geen bevloering is. Er is in die buurt zooveel verharding en verharde weg aanwezig, dat ik er zelfs van overtuigd ben, dat men daar wel de grootste pluimveemarkt, enz. op een behoorlijke bestrating zou kunnen houden, zonder dat men in plassen behoeft te staan. Ik heb dan ook order gegeven de markt zoodanig te verplaatsen dat zij op een verhard gedeelte werd gehouden en ik meen ook dat die order is uitgevoerd en dat daardoor de toestand is verbeterd. Het blijft echter voor het college een heel moeilijke kwestie. De mogelijkheid of de kippenmarkt gehouden kan worden bij de veemarkt, kan onderzocht worden en hoewel ik niet wil ontkennen dat op bepaalde tijden de kippenmarkt wel bij de alsdan vergroote veemarkt zou zijn onder te brengen, wordt deze laatste toch ook weer niet zóó groot dat zij altijd niet geheel noodig is. Dat is wèl het geval in tijden als het druk is en dan is het op de kippenmarkt ook juist het drukst, zoodat dan beide markten tegelijk de meeste ruimte noodig hebben. Burgemeester en Wethouders dragen de kippenmarkt geen slecht hart toe, maar het is moeilijk een behoorlijke plaats te vinden, waar zij goed uit is. Ik wi! echter gaarne toezeggen dat Burgemeester en Wethouders nog eens hun attentie aan die kwestie zullen schenken. Ik geloof dat ik hiermee de voornaamste punten, die voor mijn rekening zijn. heb beantwoord. De heer H. de Boer (wethouder): Ik zal genoodzaakt zijn even de aandacht van den Raad te vragen, omdat ik. ook in verband met hetgeen is gezegd over het Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. 279 Georganiseerd Overleg en de toepassing van de betrek- j kelijke verordening, even de geschiedenis moet ophalen. Daarin zal dan ook het eerste gedeelte bestaan van het geen ik naar aanleiding van de gemaakte opmerkingen te zeggen heb en verder zal ik daaraan dan nog een persoonlijk woord moeten toevoegen. De Voorzitter: Mag ik U even in de rede vallen Het is mij gebleken dat, terwijl ik aan het spreken was, j het volgende voorstel van de heeren Westra en Visser is ingekomen ..Ondergeteekende stelt voor Burgemeester en Wet houders uit te noodige praeadvies uit te brengen over de vraag of splitsing van het Georganiseerd Overleg, zoodat het afzonderlijk gevoerd wordt voor ambte naren en werklieden, wcnschelijk is." Dit voorstel maakt dus tevens een onderwerp van be raadslaging uit. De heer H. de Boer (wethouder)lk wil dan eerst spreken over de gestie van het Georganiseerd Overleg, hetgeen ook reeds door den heer M. Molenaar is ge daan en ten opzichte daarvan zal ik wel een enkelen keer in herhaling moeten treden, maar voor het verband, dat ik in mijn betoog wensch te houden, zal ik dat toch moeten doen. Het is reeds geweest in 1924, zooals door den heer Molenaar is opgemerkt, dat in den Raad tot uiting kwam de ontevredenheid met den gang van zaken in het Ge organiseerd Overleg, zooals dat toen werkte. Persoonlijk heb ik toen een voorstel ingediend van den volgenden inhoud ,,De Raad, overwegende dat de werking van het alhier bestaande Georganiseerd Overleg tot nog toe een onbevredigend gevoel heeft achtergelaten, ver zoekt aan de commissie voor Georganiseerd Overleg de oorzaken hiervan op te sporen, hierover rapport aan den Raad uit te brengen en zoo noodig met voor stellen te komen, welke een betere werking in de toekomst kunnen waarborgen." Ik herinner daar even aan, omdat daaruit blijkt, dat men ten opzichte van de werking van het Georganiseerd Overleg voor eenige jaren terug dus niet tevreden was. Ik kom daar aanstonds op terug. Maar in hetzelfde verband, waarin ik hier over een niet bevredigende wijze, waarop toen het Georganiseerd Overleg werkte, sprak, wensch ik even aan te halen, wat de Voorzitter van dezen Raad, de Burgemeester, toen in 1924 naar voren heeft gebracht. Ik haal dat daarom even aan, omdat mij eiken keer blijkt, dat hier een misverstand in het spel is en dat speelt ook parten hij de discussies over de werking van het tegenwoordig Georganiseerd Overleg. De Voorzitter zegt dan „Snreker gelooft dat liet op het oogenhlik" (dat is dus in 1924) ,,het beste is liet voorstel van den heer H. de Boer, zooals deze dat gewijzigd heeft, maar aan te nemen. De leden weten dat spreker bij de behandeling der begrootnig over deze kwestie nog een dispuut heeft gehad met den heer M. .Molenaar. Misschien dat dit nu eens aanleiding wordt, dat we hier eens zuivere koffie krijgen, want die hebben we hier eigenlijk nog nooit gehad. We moeten hier nu maar eens haring of kuit van hebben; het is wel goed dat de Raad nu eindelijk maa eens uitmaakt of deze commissie is een com missie van advies, van wier voorstellen de Raad mag afwijken, of dat de Raad daarvan eigenlijk niet mag afwijken. Daar draait toch de heele kwestie om, daar is men het nooit nog over eens. Op 't oogenblik dat men zegt: „het is een advies commissie", schreeuwt iedereen ,,ja maar als men dan zegt „wat bedoel je daarmee zegt men „ja, wel na tuurlijk een commissie van wier advies men niet mag af wijken." We moeten nu dan maar eens kijken of we de uiterste partijen niet bij elkaar kunnen krijgen en of we hier niet een verordening kunnen krijgen, die beter past bij wat de groote meerderheid hier wil." Toen de Burgemeester zich in die vergadering zoo uit liet, heb ik, die de motie of het voorstel indiende om een onderzoek naar de werking van het Georganiseerd Overleg in te stellen, mij onmiddellijk genoodzaakt ge zien men begrijpe mij goed, ik bedoel niet hier een discussie uit te lokken tusschen den Burgemeester en mij onderling, maar het is er mij om te doen de kwestie uit te leggen dit daarop te zeggen „De heer H. de Boer zou nog een enkel woord willen zeggen, voordat de motie in stemming wordt gebracht anders zou, als aanstonds de zaak naar buiten gaat, de motie verkeerd worden begrepen. Spreker is het n.l. niet met den Voorzitter eens dat het hier zou gaan over de vraag of de Raad zonder meer zou moeten accepteeren de overeenkomsten in of voorstellen van het Georganiseerd Overleg, ja of neen. Als die toelichting bij de motie zou gaan, zou dit bij de dis cussies in het Georganiseerd Overleg tot misverstand leiden, want daarover loopt de kwestie niet." Die kwestie ging dus toen alleen over de werking van het georganiseerd Overleg en daar wil ik nu verder over spreken. Want ook de heer Visser heeft in dezen gezegd datgene, waar wij ons allen bij aansluiten, n.l.: in laatste instantie beslist de Raad. Ik heb reeds in 1924 den indruk gekregen, alsof daaraan getwijfeld zou worden en eiken keer krijg ik ook nu weer den indruk bij de debatten, alsof het tegenwoordige Georganiseerd Over leg of in dezen wil ik mij een klein beetje in een andere kwaliteit uitlaten alsof met name de sociaal democratische Raadsfractie zou staan op het standpunt, dat de Raad heeft te accepteeren datgene, waarover in het Georganiseerd Overleg tot overeenstemming wordt gekomen. Maar mijnheer de Voorzitter, daar is absoluut geen woord van waar; dat is straks ook reeds door den heer B. Molenaar naar voren gebracht. Ik geloof dat nog steeds dat misverstand hier bestaat, maar daar zou ook de meest linksche hier in den Raad zich met kracht tegen verzetten De heer IJ. de Vries: Dat was het standpunt juist van den heer M. Molenaar vroeger. De heer H. de Boer (wethouder) Ik zeg dat juist, omdat blijkbaar langzamerhand ten opzichte van deze kwestie verwarring is ontstaan en dan heeft het aan de discussies gelegen. Maar indien men dat altijd heeft gezegd, dan mag men toch waarachtig in den Raad aannemen, dat dit de meening is van degenen, die zich hier zoo uitlaten U kunt geen enkel geschrift van sociaal-democratische richting aanwijzen en U zult geen enkele uitdrukking daarin kunnen vinden, waarin zou staan, dat niet het vertegenwoordigend lichaam heeft te beslissen omtrent al of niet goedkeuring van datgene, wat in het Georganiseerd Overleg is tot stand gekomen. Dat zou eenvoudig gaan in een richting, die geen enkele sociaal-democraat en dus ten minste geen enkele niet-sociaal-democraat wenscht uit te gaan. Dat kan dus uitgeschakeld worden in de discussie; dat is niet zoo en blijkbaar zal het altijd op een mis verstand moeten hebben berust. Het gaat hier enkel over de vraag, op welke wijze men in het Georganiseerd Overleg tot overeenstemming tracht te komen. Dat is geen beginselkwestie maar ge woon een opportunistische kwestie ten opzichte van de wijze, waarop het Georganiseerd Overleg werkt en waarop het resultaat tot stand wordt gebracht. Als de heer Visser zich dus uitlaat „in laatste in stantie beslist de Raad" is dat volkomen juist en wordt daaraan door niemand in dezen Raad en ook buiten dezen Raad, voor zoover het betreft personen en par tijen, die hier zijn vertegenwoordigd, getwijfeld. Maar nu de vraag hoe dat resultaat tot stand kan worden gebracht. Het is natuurlijk heel moeilijk, de verschillende sprekers precies op den voet te volgen, dat kan ik niet doen. Ik weet ook niet precies of het de heer Oosterhoff is geweest, die het punt ter sprake heeft gebracht, dat ik ook ter sprake wil brengen, maar zeker weet ik, dat het in den loop van de discussies, hetzij vroeger of dezen keer naar voren is gebracht, n.l. de kwestie, of de wijze, waarop het Georganiseerd Overleg hier is toegepast of wordt toegepast in andere gemeenten, waar het nog veel verder gaat dan hier het geval is niet in strijd is met de Gemeentewet

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1928 | | pagina 16