280 Verslag van cle handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. 281 of met de Grondwet. Daar is hier herhaaldelijk aan getwijfeld De heer Oosterhoff: Met de verordening. De heer H. de Boer (wethouder Het is hier her haaldelijk gezegd en ik zou het naar voren kunnen halen, want ik heb het bij mij, maar het is mij niet te doen om te prikkelen; het is mij te doen om te trachten met elkaar de zaak te begrijpen en het is best mogelijk dat aan stonds zal blijken dat met name de Vrijheidsbond en ik en ook de heer Visser van meening verschillen, maar wat zou dat Dat mag ten slotte wel blijken. In Amsterdam bestaat ook een Verordening op het Georganiseerd Overleg en art. 5, lid I van die veror dening luidt daar ,,De weekloonen alsmede de normale arbeidstijden per v/eek, waarop de weekloonen zijn geregeld, worden door de Centrale Commissie (voor Georgani seerd Overleg) vastgesteld." Dat staat in de Verordening op het Georganiseerd Over leg in Amsterdam en de geheele Raad De heer Blanson Henkemans: Dat staat er hier niet in. De heer H. de Boer (wethouder) Ik spreek alleen over de vraag of dat wel of niet in strijd is met de Gemeentewet of met de Grondwet, waaraan hier zelfs getwijfeld is, hetzij nu of bij de vorige discussies of in een krant van welke richting dan ook die ik gelezen heb. Dat wordt daar dus vastgesteld in het Georganiseerd Overleg en de geheele Raad van Amsterdam heeft zich unaniem uitgesproken dat over datgene, wat daar in het Georganiseerd Overleg als resultaat van de bespre kingen, als men tot overeenstemming komt, wordt vast gesteld, in den Raad geen discussie meer zal worden gehouden, maar dat dan eenvoudig zal worden gezegd: wij keuren het goed of wij keuren het niet goed. Wordt het niet goedgekeurd, dan gaat het terug naar het Ge organiseerd Overleg en dan komt het terug bij den Raad, tot het diens goedkeuring heeft. En hoe luidt nu art. 24 van het Werkliedenreglement in Amsterdam ,,Een door een commissie vastgestelde regeling kan, indien de uitvoering hiervan een uitgave uit de ge meentekas noodig maakt, niet in werking treden, tenzij de hiervoor benoodigde gelden beschikbaar zijn op de jaarlijksche begrootingen, door den Ge meenteraad vastgesteld, of zij alsnog door den Ge meenteraad beschikbaar worden gesteld." Natuurlijk moeten door den Gemeenteraad die gelden beschikbaar worden gesteld en wenscht hij dat niet te doen, dan kan een dergelijke regeling ook niet worden aangenomen, maar zelfs in een stad als Amsterdam, waar men het Georganiseerd Overleg wel op de meest vergevorderde wijze, zooals men het Georganiseerd Overleg kan opvatten, doorvoert, blijft natuurlijk de Raad volkomen in staat om te zeggen: wij wenschen dat goed te keuren of niet goed te keuren. Welnu, die verordening werkt daar reeds 5 jaar en daar is van hoogerhand nog nooit aanmerking op ge maakt; wij kunnen dus de vraag, of die verordening in strijd is met de Gemeentewet of met de Grondwet Wel buiten beschouwing laten. Ik zou wel citaten kunnen geven van professors, waarvan de eene zegt dat zij daarmee wèl en de ander, dat zij daarmee niet in strijd is, maar de practijk heeft uitgewezen, dat zij er niet mee in strijd is; anders was er van hoogerhand wel aanmerking op de verordening gemaakt. In dit verband wil ik ook zeggen, dat aan art. 144, le lid, van de Grondwet bij de laatste Grondwetsher ziening een tweede zinsnede is toegevoegd. De eerste zinsnede van het eerste lid luidt als volgt „Aan den Raad wordt de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente overgelaten" en daar is apart aan toegevoegd „Hij kan in te bepalen gevallen, met inachtneming van te stellen regels, onder zijn toezicht het bestuur van te bepalen takken van de huishouding der ge meente geheel of ten deele aan andere organen op dragen." Dat is in de Grondwet gezet en cle Gemeentewet zal in de toekomst een herziening ondergaan om juist mogelijk te maken, wat in Amsterdam het geval is, n.l. dat het Georganiseerd Overleg krijgt verordenende be voegdheid, natuurlijk met het recht van den Raad, om daarover zijn veto uit te spreken. En er is een nieuw art. 194 in de Grondwet opgenomen, hetwelk luidt: „De wet kan aan andere dan in de Grondwet ge noemde lichamen verordenende bevoegdheid geven." Dat eerste slaat misschien meer op het geval, dat ik zoopas noemde, maar ook deze tweede wijziging, die in de Grondwet is aangebracht, heeft cle bedoeling om straks aan andere dan in de Grondwet genoemde lichamen verordenende kracht te geven. Nu kom ik terug op het Georganiseerd Overleg dat wij hier hebben, maar ik meende toch goed te doen, de zaken breed uiteen te zetten en elkaar niet vliegen te moeten afvangen ten opzichte van wat er precies is gebeurd. Ik kom dan weer op cle tegenwoordige Ver ordening op het Georganiseerd Overleg en daarbij her inner ik weer aan cle motie, die in 1924 door mij is ingediend en die toen is aangenomen. Die motie is toen, zooals de heer Molenaar heeft gezegd, in handen gesteld van cle toenmalige commissie voor Georganiseerd Over leg, men heeft daar den inhoud van die motie blijkbaar besproken en als gevolg van die bespreking in het Ge organiseerd Overleg is toen een nieuwe Verordening op het Georganiseerd Overleg geboren. Dat is deze ver ordening. In cle Raadsvergadering, ik meen van 9 Februari 1925, is deze nieuwe verordening vastgesteld en daarover ga ik nu verder spreken. Maar voordat ik dat doe, wil ik eerst zij het ook dat het eentonig is, maar ik kan het niet helpen dat ik langdradig moet zijn even voor lezen, wat daar toen aan de tot stand gekomen verorde ning als begeleidend schrijven van Burgemeester en Wethouders is toegevoegd. Dat is te lezen in bijlage 13 van 1925. Ik wil er bovendien op wijzen dat deze ver ordening, zooals zij daar ligt, toen, naar ik meen in cle Raadsvergadering van 9 Februari 1925 neen, de bijlage is van 9 Februari, dus het was een paar dagen later zonder discussie is aangenomen. En wat lees ik nu daarin „De commissie meent als voornaamste oorzaak van een minder bevredigende werking te moeten aanwijzen het feit, dat cle consequentie der huidige verordening medebrengt, dat de commissie tusschen Uwe Vergadering en Burgemeester en Wethouders in staat. Daar Burgemeester en Wethouders in den regel de aan Uw college voorgelegde zaken voorbereiden, is het nuttig dat zij eerst zelve met de organisaties der werknemers confereeren alvorens voorstellen betref fende de arbeidsvoorwaarden aan Uwe Vergadering te doen. Thans is cle toestand zoo, dat zij de onderhande lingen moeten overlaten aan een commissie uit Uwe Vergadering, waarin wellicht de oorzaak schuilt, dat Burgemeester en Wethouders, met cle in de commissie bereikte resultaten niet kunnende meegaan, daarvan afwijkende voorstellen aan Uw college moeten doen, hetgeen allicht conflicten zal veroorzaken. De commissie heeft zich van cle meening van Bur gemeester en Wethouders op cle hoogte gesteld en in overleg met hen cle bijgaande wijziging der verordening, regelende het Georganiseerd Overleg, opgesteld." Tot zoover deze voorlezing. Zooals dus het Georgani seerd Overleg vroeger werkte, was het college van Burgemeester en Wethouders niet gebonden. Vroeger werd onderhandeld door 6 leden van den Raad en dan was er iemand uit het college van Burgemeester en Wethouders bij, maar vroeger stond het college geheel vrij ten opzichte van wat daar gebeurde. En als ik nu even herinner aan de motie, welke de heer Oosterhoff nu heeft ingediend en waarop ik straks terug kom, waarbij hij niet alleen wil uitspreken, dat cle Raad vrij staat ten opzichte van de resultaten van het Georgani seerd Overleg, maai ook het college van Burgemeester cn Wethoudersdan schijnt cle heer Oosterhoff dus terug te willen naar den toestand, zooals die voor 1925 be stond. Daarom gaat het hier in wezen over een veel dieper principe en over een dieper ingrijpend verschil, dan op dit oogenblik misschien tot ons alleen is door gedrongen. Dat het college van Burgemeester en Wethouders wèl gebonden zou zijn aan een overeenkomst, die daar zou worden getroffen, is juist de bedoeling van de wijziging van 1925. Daar staat clan ook in cle bijlage en nu vervolg ik weer „Het voornaamste punt hierin is dat voor het ver volg Burgemeester en Wethouders het overleg voor de gemeente zullen voeren, zoodat, komt men in de commissie tot een compromis, dit de grondslag zal worden voor desbetreffende voorstellen aan Uwe Vergadering." Daar ligt juist de kwestie, waar het hier over gaat en nergens anders gaat het over. Er is geen verschil tus schen het college van Burgemeester en Wethouders of tusschen den meest linksche in den Raad en anderen over de vraag of de Raad vrij staat. Daar is geen ver schil over. Het verschil, dat alleen blijft bestaan, gaat over de opportuniteitsvraag of het college van Burge meester en Wethouders, indien in de commissie over eenstemming is bereikt, wel of niet vrij staat en uit den inhoud van deze verordening blijkt dat het college van Burgemeester en Wethouders niet vrij staat. Dan zal dat verschil aanstonds juist goed tot uiting komen en dat is van het allergrootste belang; wij behoeven hier geen muggenzifterij toe te passen en geen prikkelbaar heid op te wekken; dat is juist in de discussies veel te vaak het geval geweest en het doet mij genoegen, dat dit nu niet het geval is. In deze sfeer kunnen wij over deze zaak dus spreken. Ik wensch hierop nog verder in te gaan en nog verder voorlezing te doen, want alles draait om deze bijlage: „Bovendien zal worden bereikt, dat cle zaken be treffende arbeidsvoorwaarden, welke Burgemeester en Wethouders ter beslissing zijn overgelaten, alleen door bedoeld college met cle organisaties zullen wor den behandeld." Ik geloof, dat het niet noodig is, die geheele bijlage verder voor te lezen, alleen wil ik nog even wijzen op het slot van de bijlage. Daar staat dit en dat is al weer een bevestiging van datgene, wat ik zoopas naar voren heb gebracht dat, nu het college door deze wijziging in het Georganiseerd Overleg ingeschakeld is: „Het tweede gedeelte van het eerste lid van art. 15 kan vervallen, omdat Burgemeester en Wethouders het overleg voeren." En nu is het tweede gedeelte van het eerste lid van art 15 juist datgene, wat het verschil naar voren brengt. Art. 15 oud luidde 1. De vergaderingen der commissie zijn niet open baar Ik wensch ook te zeggen De heer Vromen: Dat is het oude artikel. De heer H. de Boer (wethouder) Neen, dat staat zoowel in het nieuwe als in het oude artikel. Men tracht hier iets in te brengen, wat er niet in zit, ik kom daar aanstonds ook nog wel even op terug. Ik lees dus voor: 1. De vergaderingen der commissie zijn niet open baar dat stond in het oude en dat staat ook in het nieuwe artikel, maar vroeger was daar ook nog aan toegevoegd: „de leden van het college van Burgemeester en Wethouders hebben tot cle vergaderingen toegang." Toen moest dat er in staan; zóóver stond toen het col lege van Burgemeester en Wethouders af van het Ge organiseerd Overleg, dat in de oude verordening apart moest staan, dat de leden van het college v-an Burge meester en Wethouders toegang hadden tot cle vergade ringen; zij mochten wel eens luisteren naar wat daar gebeurde. Daarom staat dan ook in de bijlage „Het tweede gedeelte van het eerste lid van art. 15 kan vervallen, omdat Burgemeester en Wethouders het overleg voeren." Voelt men nu niet het groote verschil, dat hier is in getreden Nu is het 't college van Burgemeester en Wethouders, dat onmiddellijk met de organisaties con fereert De heer Peletier Het geheele college? Daar komt het op aan. De heer H. de Boer (wethouder): Ja, het geheele, alleen zijn natuurlijk een paar leden aangewezen om het overleg te voeren De heer Peletier: En die de anderen binden De heer H. de Boer (wethouder): Het is mis schien wel goed, na deze interruptie, dat ik daar on middellijk maar op inga. Welke macht meent men hier dat ik uitoefen Ik geloof niet. dat ik zoo ijdel ben, maar ik heb van middag een oogenblik gedacht: maar wélke macht bezit ik hier? Ik ben toch niet cle man, die het in het college van Burgemeester en Wethouders heeft te zeggen? Ik geloof, dat ik het zoover nog niet heb gebracht. En wanneer I nu in het Georganiseerd Overleg dit is nu toevallig in de sub-commissie geweest wanneer daar door 2 leden van het college wordt onderhandeld ik kom 1 daar uitvoerig op terug met de organisaties en die leden van het college van Burgemeester en Wethouders zouden daar maar lukraak tot overeenstemming komen, waar ziet men clan het college van Burgemeester en Wethouders voor aan Zouden Burgemeester en Wet houders dan van die twee leden of van wie dan ook maar in dit geval waren het 2 leden en of men het daar mee eens is of niet, doet er in dit geval niets toe zou het geheele college dan accepteeren, wat die 2 leden hadden gedaan? Dan is er toch geen overeenstemming? Die is er juist, wanneer cle onderhandelingen plaats vinden met het college van Burgemeester en Wethouders via die 2 leden van het college, die namens Burge meester en Wethouders zitten in het Overleg. Vandaar dat ik ook de vraag van den heer Peletier niet begrijp; dan moet U toch cle gestie van cle verordening niet goed hebben begrepen. Hoe gaat het nu in het Georganiseerd Overleg? Daar worden twee stemmen uitgebracht, één stem namens het college van Burgemeester en Wethouders en één stem namens de verschillende organisaties en wanneer dus de vertegenwoordigers van Burgemeester en Wet houders bij het uitbrengen van hun stem niet verzekerd zouden zijn van wat in het college van Burgemeester en Wethouders de meerderheid wil om maar niet te spreken van het geheele college van Burgemeester en Wethouders dan zou het bereikte resultaat geen laison, geen beteekenis hebben. Dat gebeurt trouwens ook niet. Daarom is die heele kwestie nu ik toch in dit verband daarover spreek wat in de sub-commissie of in het Georganiseerd Overleg gebeurd is, gewoon terug te brengen tot de vraag, of de meerderheid van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1928 | | pagina 17