288 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 20 December 1928.
Wanneer de Raad eenmaal heeft aangenomen dat de
salarissen van de ambtenaren zullen worden herzien en
die salarissen zijn vastgesteld, dan volgt daar toch
logisch uit, dat die nieuwe salarissen op de begrooting
paraisseeren en als dat ongeveer kost 35.000.en
2500.aan pensioensbijdragen, dan wordt de be
grooting daardoor verhoogd met een bedrag van
37.500.Als de heer Vromen dan zegt dat algemeen
beheer 20.000.hooger is en dat daarop niet is be
zuinigd, dan is dat ten opzichte van het punt ambte
narensalarissen natuurlijk volkomen logisch; maar dat
wist de Raad reeds.
Als we nu het Hoofdstuk Algemeen beheer even be
kijken, dan ziet men dat de volgende posten zijn
verlaagd
Presentiegeld Raadsleden met 750.
Schrijfloonen75.
Schrijf- en bureaubehoeften 500.
Druk- en bindwerk2000.
Abonnementen 43.75
zoodat daar in elk geval3468.75
minder op zal worden uitgegeven.
Daarnaast vallen onder dit hoofdstuk de meerdere
uitgaven aan ambtenarensalarissen welke ik reeds heb
genoemd en waarbij nog staat het wachtgeld van den
heer Mylius ad 2450.welk wachtgeld op zichzelf
ook wel degelijk een bezuiniging is, omdat de heer
Mylius op wachtgeld is gegaan in verband met hel feit
dat een afdeeling is opgeheven. Verder is er een hoogere
uitgaaf van 4300.voor kiesverrichtingen en voor
stadsuitbreiding project 5000.Dit laatste is inder
daad een vermeerdering, maar de Raad kan daarover
nog beslissen en wenscht hij dien post niet te accep
teeren, dan kan die worden geschrapt. Voor onderhoud,
verlichting en telefoon is meer geraamd 993.09, voor
contributie aan de Vereeniging van Nederlandsche Ge
meenten 20.--- meer, wegens uitbreiding van het
zielental. De Hoofdcommissie voor de Normalisatie
heeft in 1927 een subsidie gevraagd en gekregen, in
1928 is het niet gevraagd en toen is gezegd: wij hebben
het niet noodig, maar voor 1929 is door de commissie
gezegd dat zij het weer graag zouden hebben en toen
hebben wij, omdat wij zeer veel genot van die com
missie hebben, er weer een bedrag voor uitgetrokken.
Verder zijn aan meerdere inkomsten geraamd aan rijks-
uitkeering 2120.en aan leges 1500.
Onder Hoofdstuk IV, Volksgezondheid, is meer uit
getrokken aan subsidie voor zuigelingenbescherming
236.49; verder blijkt dat de badinrichting meer aan
onderhoud eischt een bedrag van 403.50, terwijl voor
den aanleg van waterkranen bij urinoirs een bedrag van
1712.50 is uitgetrokken. Dat eerste is een nieuw sub
sidie op Volksgezondheid en wanneer de Raad daar
afwijzend tegenover staat, kan hij nog beslissen dat niet
te verleenen. Zoo is het ook met de waterkranen bij
urinoirs. Die beide posten vragen in totaal 2000.
meer.
De ƒ3500.meer op Volksgezondheid wordt volledig
opgeheven, omdat die meerdere kosten voor de bouw-
politie zullen verlagen het gewone bedrag dat voor
Gemeentewerken op de Gemeentebegrooting wordt
gezet. Op dezen post is, zooals normaal bij alle posten
van de begrooting van Gemeentewerken, 30 op
gelegd en verder zit hierin een bedrag van 500.
aan salarisverhooging, waarmee ook die 3500.is
gedekt.
Wat betreft het Hoofdstuk Handel en Nijverheid, het
subsidie aan werkloozenkassen en dus ook de ver
hooging ad 250.— is een uitvloeisel van de wet; de
kosten van de arbeidsbeurs zijn verhoogd met 1204.
aan salarissen, 200.aan presentiegeld, 208.95 aan
onderhoud, 300.aan advertentiën en 300.aan
telefoon, terwijl van verschillende van deze posten een
gedeelte door het Rijk wordt gedragen; de kosten van
pensionneering zijn 108.79 hooger.
Ik wensch te constateeren het feit ik zal op het
oogenblik de andere hoofdstukken niet behandelen
(iat in verband met deze cijfers en den uitslag van de
saldi der verschillende hoofdstukken niet te beant
woorden is de vraag, of het college al of niet heeft
bezuinigd; dat is op grond van deze gegevens niet ge
heel te beoordeelen, al pleiten de voren aangehaalde
l bedragen er reeds wel voor.
Waar is dit dan zeker wèl op te beoordeelen Juist
op die posten, die niet veranderd zijn. Want bij een
sterk levende gemeente zal men dit resultaat krijgen,
dat, practisch gesproken, alles zich zal uitbreiden en
i wanneer dat niet het geval is en Burgemeester en Wet
houders dat dus tegenhouden en inkrimpen, kan men
zeggen, dat in dien stilstand op zichzelf reeds een be
zuiniging is gelegen.
Ik wil er even op wijzen dat deze gemeente zich sterk
uitbreidt, dat er gedurende de laatste drie jaren meer
dan 1100 huizen zijn gebouwd en dat er het laatste jaar
394 nieuwe gebouwen zijn verrezen. Als wij dan in acht
nemen, dat er nu op de Gemeente-reiniging 9000.
wordt bezuinigd, dan valt het op dat er, ondanks het
meerdere werk, toch nog een bezuiniging is op dat punt;
ik spreek dan nog niet van Gemeentewerken en van het
onderhoud en de meerdere administratie en al die
dingen die, ondanks de uitbreiding, in hetzelfde keurslijf
zijn gehandhaafd.
Wanneer nu door den heer Vromen naar voren wordt
gebracht dat onze begrooting op het oogenblik in ver
houding tot 1928 meer dan 300.000.meer aan uit
gaven heeft, dan is dat natuurlijk een feit, dat ik als
zoodanig niet ontkennen zal, maar dat toch ook niet
wil zeggen dat er op dat punt meer te bezuinigen is.
Als wij die cijfers even afleiden, komen we tot de
conclusie dat ten eerste in die 300.000.zit een be
drag voor rente en aflossing van de leening, die dit jaar
door den Raad is gesloten tot een bedrag van
1.700.000.welke leening liep over bedragen, uit
gegeven in het tijdvak vanaf 1921 en ook nog in 1926,
dus onder het vorige college en welke lecning is aan
gegaan voor de verschillende bedrijven, n.l. het Elec-
triciteitbedrijf, het Woningbedrijf, het Grondbedrijf en
het Gasbedrijf. Daarvan paraisseert thans op de be
grooting een bedrag aan rente en aflossing van
135.000.-. Wanneer wij die ruim 300.000.dus
verminderen met die 135.000.dan wordt het bedrag
teruggebracht tot 165.000.-.
Daarnaast staan als meerdere uitgaven op de bc-
grooting voor salarissen ambtenaren 37.000.voor
verbouw van scholen 42.000.voor boventallige
onderwijzers en onderhoud scholen bij het bijzonder
onderwijs 31.000.—, voor brug Harlingervaart
12.000.—, voor stratenfonds 65.000.in totaal een
bedrag van 187.000.Daaruit volgt dat de geheele
meerdere uitgaaf van 300.000.— reeds meer dan ver
antwoord is en goed verantwoord en ook zonder het
in aanmerking nemen van de rente en aflossing der
nieuwe leening, met het oog op het feit, dat deze al
enkele jaren eerder op de begrooting voorkomen, zelfs
moesten voorkomen, dus afgescheiden daarvan, kunnen
wij deze hoogere uitgaven verantwoorden. Voor het
stratenfonds is uitgetrokken 65.000.en voor den
verbouw van scholen 42.000.dat is dus meer dan
een ton gelds, die wij voor dergelijke werken uit den
loopenden dienst betalen en dat is op het oogenblik
de kracht, die in deze begrooting zit. Ik zal dan nog
niet eens spreken over verschillende kleinigheden, die
zich op dit punt verder voordoen, maar als men die
verschillende uitgaven alle bij elkaar neemt, zullen zij
een zeer groot bedrag vormen.
Eén ding moeten wij bij deze begrooting opmerken
en dat is ditom deze zaak te dekken, moeten er meer
inkomsten zijn, maar er zijn er ook minder.
De meerdere inkomsten worden geraamd door een
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. 289
Voortzetting der vergadering op Donderdag 20 December 1928.
hoogere opbrengst van: batig slot
uitkeering Rijk
leges
heffing openbare grond
brug- en kaaigelden. enz
begrafenisrechten
pacht kermisterreinen
recognitiën vergunningen
opcenten gebouwde eigendommen
opcenten personeele belasting
opcenten vermogensbelasting
vermakelijkheidsbelasting
totaal winst bedrijven
alzoo totaal aan meerdere inkomsten
De mindere inkomsten bedragen op
belasting gebouwde en ongebouwde
eigendommen
grasverpachtingen
vergoeding bestratingen
vergoeding gebruik gemeente-eigen-
dom men
houthak
rente van kapitalen
dividend- en tantièmebelasting
plaatselijke inkomstenbelasting
215.711.-
2.120.-
1.500.-
400.-
1.500.-
600,
2.000,
400,
4.000,
20.000,
1.000,
12.000,
2.302,
263.533,
800.—
300.—
930.—
1.000.—
300.—
20.000.—
7.000.—
100.000.—
De heer Ritmeester: U hebt het gister ook zoo ge
daan
De heer Vromen: Dat weet ik niet, maar afgaande
op hetgeen de pers er van heeft genomen, heeft die het
wel kunnen volgen.
De Voorzitter: De pers heeft het van U vooruit gehad!
De heer Vromen: had het ook kunnen krijgen.
De Voorzitter: lk wil dit constateeren, dat de pers
het vooruit heeft gehad en dat de pers vooruit zoo goed
mogelijk Uw cijfers heeft overgenomen. Ik wil consta
teeren dat wij op dit moment het verslag niet in onze
handen of voor ons hebben en als de heer Vromen niet
tevreden is met een behoorlijk antwoord, op de pers
seerd, zou ik zeggen: had dan even Uw stukken
of in totaal130.330.-,
zoodat het eindresultaat is, als ik de meerdere inkomsten
vergelijk met de mindere inkomsten, dat wij zullen be
schikken over een bedrag van 133.000.aan meerdere
inkomsten.
Nu moet men, als men de uitgaven van de verschil
lende begrootingen vergelijkt, zeer voorzichtig zijn,
omdat daaraan feitelijk totaal geen maatstaf is ver
bonden.
In 1924 was het eindcijfer van de begrooting
ƒ4.091.000.en in 1925 was het 4.314.000.of
223.000.meer; het vermenigvuldigingscijfer was 4
in 1924 en in 1925 ook 4. In 1926 was het eindcijfer
4.242.000.of 72.000.minder, maar het ver
menigvuldigingscijfer steeg tot 4.75 in 1927 vermin
derde het eindcijfer met 188.000.en werd
4.054.000.maar het vermenigvuldigingscijfer steeg
tot 5.6; in 1928 werd het eindcijfer 4.067.000.of
13.000.meer er. het vermenigvuldigingscijfer daalde
tot 5.3 en in 1929 is het eindcijfer geraamd op
4.376.000.of 309.000.meer en het vermenig
vuldigingscijfer daalt tot 4.8.
Daaruit volgt dus dat door eenvoudig de eindtotalen
van de begrootingen te vergelijken, men totaal geen
maatstaf krijgt voor het vermenigvuldigingscijfer en dat
men daarvoor absoluut de geheele begrooting op zich
zelf moet beschouwen.
Er is aan Burgemeester en Wethouders gevraagd
hoe staat gij tegenover en wat denkt gij van de toe
komst Op- die vraag wil ik toch maar niet al te diep
ingaan en dat is wellicht ook minder gewenscht, omdat
ik daardoor cijfers zou moeten geven, waarvan later
misschien kan worden gezegd het college heeft toen
cijfers gegeven, die achteraf niet blijken juist te zijn.
Het is dus eenigszins lichtvaardig, om op dat punt al
te ver te gaan en ik sta in dit opzicht niet alleen, want
de heer Vromen heeft zelf geconstateerd dat men met
dergelijke gegevens zich eenigszins voorzichtig op dat
punt moet uitdrukken.
Ik kan echter dit wel mededeelen dat over 1928 de
voorloopige verwachting is dat uit de inkomstenbelasting
35.000.meer zal binnenkomen, dat het overschot
van den post onvoorzien 100.000.— zal bedragen,
dat de personeele belasting 10.000.meer zal op
brengen, het gas 70.000.meer
De heer Vromen: Zou U misschien een beetje lang
zamer willen spreken
aan den heer Ritmeester gegeven.
De heer Ritmeester (wethouder): Ik zou dus willen
zeggen dat wij ons voorloopig voorstellen dat 1928
meer opleveren zal of, beter gezegd, het college meent
onder alle voorbehoud deze cijfers te mogen aannemen,
dat de inkomstenbelasting meer zal opleveren
35.000.onvoorzien 100.000.personeele be
lasting ƒ20.000.gas ƒ70.000.en vermakelijkheids
belasting 12.000.Ik ben op dit punt op het oogen
blik niet verder gegaan; ik zou ook nog andere posten
kunnen opnoemen, maar ik geloof dat dit met deze
feiten niet zoo noodzakelijk is. Ten opzichte van het
Electriciteitbedrijf kunnen nog geen cijfers worden ver
strekt, omdat het winstcijfer afhankelijk is van factoren
als b.v. de maximum-belasting per dag, welke dus eerst
na afloop van het dienstjaar kunnen worden bepaald.
lk wil nog zeggen dat de heer Vromen op dit punt
toch feitelijk ook geen bezwaren kan hebben, want in
de vergadering van 24 April 1928 heeft hij op bladzijde
85 van de Handelingen gezegd
,,.\let liet oog op de gewenschte stabiliteit heeft spreker
zich afgevraagd: hoe ziet de financieele toestand van Leeu
warden er in de toekomst uit Men kan daarbij niet verder
kijken dan in de naaste toekomst en moet zich niet afvragen,
hoe het volgende jaren zal zijn. Wanneer de belasting dan
al een beetje schommelt, meent spreker dat dit niet ernstig
kan zijn."
Nu wil ik wel zeggen, dat ik van een schommelende
belasting geen voorstander ben en ik zou zeggen dat,
als wij het eenigszins kunnen volhouden, de belasting
moet worden gefixeerd. Ik wil daarmee niet zeggen dat
een vermenigvuldigingscijfer van 4.8 ook voor tie toe
komst het cijfer zal zijn. Wij moeten dat afwachten,
maar als wij dat afwachten, moeten de heeren op dat
punt voorzichtig zijn.
Het verwondert mij dat van de zijde van den Vrij
heidsbond, die toch heeft gezegd: gij hebt niet bezui
nigd, de heer Peletier komt met een voorstel om een
commissie te benoemen, die met plannen zal moeten
komen om zoo spoedig mogelijk te komen tot het stichten
van een overdekte bad- en zweminrichting, welke offers
zal kosten, waartegen de heer Peletier geen bezwaar
heeft. Ik weet niet wat de bedoeling van den heer
Peletier is: om die offers uit eigen zak te betalen of
door de gemeente. Wil hij ze uit eigen zak betalen, a la
bonheur, dan zou ik zeggen: laat de zaak over aan het
particulier initiatief. Maar wel verwondert het mij dat,
waar eenerzijds de Vrijheidsbond zoo op bezuiniging
aandringt, men anderzijds van dien kant met dergelijke
voorstellen komt, hoe sympathiek die mij overigens
ook zijn.
Verder is er gezegd: wat is er van de bezuiniging
op dit punt terecht gekomen; het college heeft immers
de gemeentelijke H. B. S. gehandhaafd. Neen, dat heeft
het college niet gedaan maar de Raad; er is hier zelfs
geen woord over gezegd en de Raad heeft het advies
zonder meer aangenomen. Als de heeren meenden, dat
er op dat punt moest worden bezuinigd, dan hadden zij
voorstellen moeten doen.
De bewaarscholen zijn nog niet aan de orde. maar