292 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December
Voortzetting der vergadering op Donderdag 20 December 1928.
1928.
In
onde cijfers leveren de terreinen de volgende
bedragen aan
Terreinen 2e Kanaalpand N.Z.
z.z.
Gronden aan de Schrans
omgeving Harlinger-
Winst en Verlies
12.000.
19.000.-
43.000.-
straatweg
260.000.—
6.500.—
91.000.—
22.000.
50.000.
61.000.—
41.000.-
16.000.-
42.000.—
Grond aan de Leliestraat
Harl.trekweg
Sneekertrekweg
Bouwterrein achter het Noord-
vliet
(dit zal echter nog verbeteren)
Bouwterrein ten Z. van het
Cainbuursterpad
Gronden aan den Groninger
straatweg ten N. van het
Kalvertlijkje
Gronden tusschen Groninger
straatweg en Cainbuurster
pad
Bouwgrond ter weerszijden
van den Weg Achter de
Hoven
Gronden ten W. van den
Stienserweg22.000.
Het totale winstcijfer is op het oogenblik alzoo
148.000.Daarnaast staat, dat wij op het oogenblik
een reservefonds hebben van 100.000.zoodat ik
dus, als ik den toestand, van het Grondbedrijf in zijn
geheel beschouw, niet anders kan verklaren, dan dat
die toestand gunstig is en dat er geen motieven zijn om
aan te nemen, dat er eenige bezwaren voor de gemeente
aan zijn verbonden.
Bij het Woningbedrijf hebben wij inderdaad een
eenigszins anderen toestand; wij zijn zoo langzamerhand
op het punt gekomen, dat verschillende woningvereeni-
gingen niet meer in staat zijn, met de tegenwoordige
huurprijzen de exploitatie te verrichten. Dat is ook reeds
in de Tweede Kamer tot uiting gekomen en als juist is,
wat gister in de krant heeft gestaan, dan heeft Minister
Slotemaker de Bruine een commissie benoemd, die tot
taak heeft een onderzoek in te stellen, welke moeilijk
heden zich voordoen bij de exploitatie van de met finan-
cieelen steun van het Rijk en de gemeenten gebouwde
woningen, welke maatregelen van Overheidswege ter
tegemoetkoming aan die moeilijkheden zouden kunnen
worden genomen en welke gevolgen die maatregelen
voor de geldmiddelen van het Rijk en de gemeenten
zouden hebben.
Dat is inderdaad ook beslist noodzakelijk. De Ver
gadering weet natuurlijk dat wij op het oogenblik een
conversieleening hebben aangegaan van meer dan 2J4
millioen en dat het kleine beetje winst, dat daaruit wordt
gehaald, op het oogenblik reeds op gaat, doordat
speciaal de woningvereeniging „Ons Belang" voor ern
stige moeilijkheden is komen te staan. Er hebben dit
najaar in Augustus en September 23 woningen van
„Ons Belang" leeg gestaan en nu is men er op het
oogenblik wel in geslaagd, dat aantal terug te brengen
tot 8. maar als die woningen gemiddeld een huur doen
van 33.per maand, dan begrijpt men wel dat, wan
neer een aantal van die woningen een half jaar onge
bruikt staat, dit moet leiden tot zeer belangrijke ver
liezen. Die verliezen moeten op den duur voorkomen
worden en daarom is het absoluut gewenscht, dat de
woningvereeniging „Leeuwarden", die zal overgaan tot
het bouwen van 140 arbeiderswoningen, in eik geval
voldoende contact houdt met Burgemeester en Wethou
ders, opdat voorkomen kan worden dat menschen uit
woningen van andere bouwvereenigingen in deze wo
ningen overgaan, waardoor men een verplaatsing zou
krijgen, die den toestand nog erger zou kunnen maken.
Ja, men kan met het hoofd schudden, maar het feit,
waarvoor men staat, is, dat de gemeente in de vereeni-
ging niets heeft te zeggen; als de heeren zeggen: wij
laten toe, wie wij willen, dan worden de huurders van
andere woningvereenigingen daar uit getrokken
De heer Lautenbach: Maar als die huurders de huur
niet betalen ik zit ook in zoo'n vereeniging wat
doe je dan
De heer Ritmeester (wethouder): Ik zou in dit
verband, nu ik het over de woningvereenigingen heb,
ook even willen spreken over de woningen in de Peper
straat. Die huizen hebben, zooals den Raad bekend is,
ongeveer 400.000.gekost en zij leveren een huur
op van ruim 18.000.zoodat wij kunnen becijferen
dat er per jaar ongeveer 10.000.verlies op wordt
geleden. Die zaak moeten wij steeds ernsig voor oogen
houden en wij moeten op de eene of andere wijze maat
regelen nemen om daaraan te ontkomen, hoe, kan ik
op het oogenblik nog niet zeggen.
Ik wil nog even spreken over den post Onvoorzien,
die tot een bedrag van ruim 128.000.op de be
grooting is gebracht. Men zal natuurlijk zeggen, dat
die post veel te hoog is, maar men moet niet vergeten,
dat bij die 128.000.in de eerste plaats rekening
is gehouden met eenige uitgaven, die nog zijn te doen.
Ik noem daarvan de salarissen van de Politie, waarbij
ik echter geen cijfer wil noemen. Hier zijn den vorigen
keer cijfers genoemd door den heer IJ. de Vries en
dezen keer door den heer Vromen, maar ik zal mij ten
strengste daarvan onthouden, omdat het noemen van
cijfers wellicht verwachtingen zou wekken, die misschien
den bodem zullen worden ingeslagen, wat ik voor de
betrokken menschen jammer zou vinden. Ik noem dus
geen cijfers. Verder heb ik ook gerekend op het geven
van een hooger subsidie aan het orkest, maar in elk
geval kan men wel rekenen op een bedrag van
100.000.—.
Als ik nu de verschillende begrootingen naga, moet
ik constateeren, dat in den post „Onvoorzien" thans een
belangrijke stijging is. Verleden jaar is er een voorstel
gedaan om dien post te verminderen, maar dat is toen
verworpen. Ik wil er op attenteeren dat ik den post
Onvoorzien zuiver beschouw als zooveel mogelijk een
reservepost, waaraan men niet moet komen. De Raad
zal zich op dat punt absoluut beperking moeten op
leggen; men heeft bij de begrooting de meest mogelijke
gelegenheid om alle dingen naar voren te brengen, maar
in den loop van het jaar zal men dat moeten nalaten.
Men houdt geen goed overzicht van de financiën, wan
neer men in den loop van het jaar nog verschillende
dingen er bij haalt, men haalt dan de zaak naar beneden
en dat is zeer foutief en nadeelig. Het jaar is zoo kort,
dat men met dingen, die niet oogenblikkelijk nood
zakelijk zijn, wel tot de behandeling der begrooting
kan wachten.
Daarnaast staat de kwestie van de saldi van den
gewonen dienst en ik moet het feit constateeren dat
die inderdaad weer stijgende zijn. Daar is hier vroeger
wel over gesproken en door den vorigen wethouder van
Financiën is gezegd dat, als er een saldo was van
250.000.daar in het algemeen geen bezwaar tegen
kon zijn. Nu vind ik voor mij een dergelijk saldo niet
aan den lagen kant, maar de groote moeilijkheid is om
dergelijke dingen te coupeeren. Dat zal beter gaan als
de winst van de bedrijven meer zuiver wordt geraamd
en nog beter zou het zijn wanneer men de winsten van
de bedrijven een jaar vast hield en deze dan het volgend
jaar op de begrooting bracht, zoodat daarop de zuivere
winst tot uitdrukking kwam, maar men zal toch niet
voorkomen het heen en weer gaan van de posten, waar
door men de batige saldi krijgt.
Thans wil ik overgaan tot de kwestie van de schulden,
waarop speciaal de heer Feitsma heeft gewezen. Kunnen
wij er in het algemeen zeker van zijn, zoo vraagt hij,
dat wij met een heffingspercentage van 4.8 van de
Verslag van de handelingen van
den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. 293
Voortzetting der vergadering op Donderdag 20 December 1928.
schulden, die wij op ons hebben genomen, de rente en
aflossing zullen kunnen betalen, ook in de toekomst
Zoo althans heb ik zijn vraag begrepen.
Ik heb straks gezegd dat wij een geldleening met af
lossing hebben tot stand gebracht voor de schulden,
aangegaan in de jaren 1921 tot en met 1926, zoodat
wij op het oogenblik vanaf 1927 tot heden nog niet
onze schulden hebben omgezet in een vaste leening. Ik
wil attendeeren op het feit, dat wij op het oogenblik
geen kasgeldleeningen hebben loopen, zoodat wij dus
in staat zijn om uit de gewone middelen en de reserve,
die wij hebben, den geheelen gang van zaken te finan-
cieeren, maar het zal natuurlijk noodzakelijk zijn, der
gelijke schulden in een vaste leening om te zetten.
Wanneer dat zal gebeuren, zal voor een groot deel
afhangen van den stand van tie geldmarkt, wij moeten
een gunstige gelegenheid afwachten en hebben geen
haast.
In elk geval hebben wij nog van vóór September 1927
te leenen een bedrag van 945.000.en na September
1927 is het een bedrag van ongeveer 750.000.ais
de scholen er bij zijn inbegrepen. Nu zit daarin ook nog
weer een bedrag voor de bedrijven van 637.000.
v aarin 567.000.voor het Grondbedrijf.
Practisch gesproken, hebben wij dan ook alleen reke
ning te houden met tie rente en aflossing speciaal voor
de scholen. Ik voor mij, zooals ik de zaak zie, meen te
mogen aannemen, dat ook in de toekomst de zaak uit
stekend zal loopen en dat wij niet ongerust behoeven
te zijn, dat er eenige aanleiding zal zijn om met be
trekking tot dit punt te rekenen op een verhooging van
de belasting; ik acht dat vrijwel uitgesloten, er zijn
nog eenige gunstige vooruitzichten, zooals b.v. de be
taling der thans boventallige onderwijzers voor een
gedeelte door het Rijk.
In dit verband wil ik toch even wijzen op en ik
kom daarmee terug op de kwestie van het stratenfonds
en de kwestie van het niet leenen voor verbeteringen
aan scholen en even voorlezing doen van een ge
deelte van een artikel van Mr. Dr. A. van Doorninck in
het weekblad Economisch-Statistische Berichten van 29
Augustus j.l. Daarin wordt er op geattendeerd, dat de
gemeenteschulden over het algemeen zoo ontzettend
stijgen en dat daaraan zeer groote bezwaren zijn ver
honden. De schrijver zegt o. a.
„Voor de gemeenten wordt de vraag, welke uit
gaven ten laste van den kapitaaldienst mogen worden
gebracht door andere overwegingen beheerscht dan
voor den Staat gelden. De algemeene economische
factoren treden bij de gemeente, met uitzondering
wellicht van de bedrijven, meer op den achtergrond;
daarvoor waakt het toezicht van het Centraal Gezag.
Voor de gemeente is de betaling uit den gewonen
of den kapitaaldienst een zuiver gemeentelijk finan
cieel probleem. De belangen, die de gemeente ter
uitvoering van de wet, of wel krachtens haar auto
nome bevoegdheid behartigt, moet zij bekostigen
grootendeels uit de door hare inwoners op te brengen
belastingen, welke belastingen aan wettelijke maar
meer nog aan natuurlijke grenzen zijn gebonden
haar beleid bestaat in het zoeken naar den juisten
weg tusschen een goede verzorging der verschillende
belangen en de practisch daarvoor beschikbare mid
delen. Voor alle gemeenten vertoont dit probleem
onderling belangrijke afwijkingen, maar er is over
eenstemming op dit punt, dat voor de gemeenten de
belastingheffing niet wordt beheerscht door algemeene
overwegingen van volkswelvaart, maar dat zij een
vraagstuk is van practische gemeentepolitiek. Voor
zeer vele gemeenten is dit een zeer moeilijk vraagstuk,
omdat zij eensdeels in haar belastingheffing zoowel
wettelijk als door onderlinge concurrentie feitelijk zijn
beperkt, terwijl anderzijds de uitgaven zoowel voor
het zelfbestuur als voor de eigen huishouding voort
durend een neiging tot uitzetting vertoonen. Voeg
daarbij den grooten invloed van den gemeenteraad
op den dagelijkschen gang van zaken, dan is het wel
duidelijk, dat de verleiding om uitgaven ten laste van
den kapitaaldienst te financieren bij de gemeente nog
grooter is dan bij het Rijk."
Dat is inderdaad het geval en de Raad zal dan ook
weerstand moeten bieden aan de verleiding, om ver
schillende dingen op den kapitaaldienst te brengen.
Daarom wil ik er nog eens ten sterkste op aandringen,
het stratenfonds wel degelijk te betalen uit den gewonen
dienst en ook voor de scholen zou ik dit voorloopig wel
willen, nu dat mogelijk is.
Om aan te toonen, hoe weinig, hoe weinig zeker men
op dit punt van den gang van zaken is, wil ik speciaal
er op wijzen ,dat, toen in 1913 de Pensioenwet voor de
gemeente-ambtenaren was aangenomen, o. a. de ge
meente Leeuwarden heeft besloten, die pensioenen ten
eigen laste te nemen. Men dacht daarmee uit den aard
der zaak een goede daad te doen, maar men had niet
gerekend op den oorlog en ook niet op de stijging van
de salarissen. In elk geval, de kosten daarvan, die in
1913 zijn begroot op 13.000.beloopen op het
oogenblik jaarlijks reeds 69.000.en zijn tot 1942
nog aan een constante stijging onderhevig. Er is nu
tusschen de verschillende gemeenten, die dat contract
ingevolge de Pensioenwet niet hebben aangegaan, een
bespreking gaande, om te trachten bij wijze van annuï
teit die zaak af te koopen.
Er is door den heer Vromen gezegd dat men voor
1930 op het punt van de financieele verhouding tusschen
Rijk en gemeenten nog geen rekening moet houden met
het wetsontwerp-De Geer. Ik zou dat ook niet willen
doen; ik acht het eenigszins gevaarlijk zich daarop te
baseeren, maar ik heb wel goede hoop, dat er iets uit
zal voortvloeien, dat ten voordeele van onze gemeente
zal komen.
Nu zou ik toch nog één ding naar voren willen
brengen, een kwestie, die ik ook speciaal heb beant
woord in de secties, n.l. de kwestie van de annexatie,
waarbij men op het oogenblik nog steeds staat voor
de vraag: wat zullen Gedeputeerde Staten doen De
Raad weet, dat Burgemeester en Wethouders daarover
in 1925 bereids hebben geschreven, maar tot op dit
oogenblik kennen wij van den geheelen toestand niets;
men kan er over spreken, maar Gedeputeerde Staten
zwijgen er over, zij bewaren een absoluut stilzwijgen.
Nu is er in het wetsontwerp, regelende de financieele
verhouding tusschen Rijk en gemeenten, het volgende
gezegd
„Het is bekend, dat meermalen grenswijzigingen
zijn verdedigd, waaraan een fiscaal motief niet kon
worden ontzegd. Sommige hinderlijke uitwassen van
den bestaanden toestand wenschte men langs dezen
weg af te snijden.
Uiteraard ten onrechte.
De doeltreffendheid eener grenswijziging behoort
naar andere gegevens beoordeeld te worden dan die
van den belastingdruk. Fiscale overwegingen mogen
nooit tot een gemeentelijke grensverlegging leiden.
Menig doeltreffende grensverlegging, die door be
hoefte aan uitbreiding der bebouwde kom of door
andere zakelijke belangen geboden werd, is bemoei
lijkt door de vrees voor belastingverhooging bij een
der partijen."
Nu wil ik dit feit constateeren dat, als wij komen tot
uitbreiding door annexatie van een gedeelte van Leeu-
warderadeel, uit den aard der zaak over verhooging van
de belasting feitelijk niet behoeft te worden gesproken,
omdat de inwoners van Huizum over het algemeen
voordeeliger uit zullen zijn, wanneer zij in Leeuwarden
wonen, maar dat zeer zeker de uitbreiding van de ge
meente Leeuwarden op een zeer ernstige wijze wordt
bemoeilijkt door het feit, dat niet tot annexatie kan
worden overgegaan. Als men ziet den toestand die in
het Noorden aan den Groningerstraatweg ontstaat, hoe
daar in de gemeente Leeuwarderadeel allerlei veel