302 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 20 December 1928.
dat wij het winstcijfer moeten afgeven aan de ver
bruikers, en met nadruk heb ik erop gewezen, niet
zooals hier gezegd is, het voor de grootverbruikers te
bezigen, maar het aan te wenden ten bate van de ge-
meente-financiën. Het beste leek mij toe en dat wil ik
hier nu zeggen, dat wij het storten in het uitbreidings-
en vernieuwingsfonds, want onze fabriek is oud en als
wij met de productiemiddelen gelijken tred willen
houden met andere fabrieken, moeten wij t. z. t. een
nieuwe fabriek bouwen. Het is noodzakelijk een uit-
breidings- en vernieuwingsfonds te stichten, omdat het
reservefonds bijna tot op den bodem is opgebruikt,
vooral nu er voor een gashouder 40.000.afgaat.
Wanneer wij nagaan dat, vergeleken bijvoorbeeld
bij Groningen, Leeuwarden 240.000.— minder voor
hare productie maakt dan die gemeente over een
zelfde hoeveelheid, dan noem ik dat, gezien onze
gemeente-financiën, onverantwoordelijk. Mijn meening
is, het verschil van 60.000.te reserveeren en
zeer secundair heb ik gezegd dat het overblijvende eer
besteed zal moeten worden ten bate van de groot
verbruikers van gas, dat is beter dan het ten goede
te laten komen aan de verbruikers in het algemeen.
Ik heb geen omissie begaan, zooals de heer Westra
beweerde, maar ik wensch een betere verhouding
van den huidigen prijs van het gas voor de
grootverbruikers, meer in overeenstemming met den
prijs van electrischen stroom. Die kost voor gewone
doeleinden buiten den spertijd 25 cent en voor de groot
gebruikers 5 cent en zelfs beneden dat bedrag, tot 4
cent. Bij gas is het 7 cent en voor de laagsten 51/-; cent.
Dat verschil tusschen electriciteits- en gasprijzen moet
eerst verbeterd worden en dat kan best, omdat de gas
fabriek het voor dien prijs nog wel kan leveren. Het
was mijn bedoeling dit den groot-gasverbruikers ten
goede te laten komen, niet om hun eenige winst te
gunnen, maar om meer afname te krijgen van groot
verbruikers, b.v. bakkers, die heel goed het gas kunnen
gebruiken, zooals ook in andere plaatsen gebeurt, om
dus nieuwe afnemers te krijgen
De heer Dijkstra: Maar de kleine gebruikers moeten
het betalen
De heer Peletier: Neen, mijnheer Dijkstra, als U het
oppervlakkig beziet, is het zooals U zegt, maar tenge
volge van contracten met nieuwe grootverbruikers zal
de fabriek economischer gaan werken en de werkelijke
inkomsten zullen aan de gemeente ten goede komen en
dus ook aan de kleine afnemers in den belasting
aanslag
De heer Dijkstra: Dat gebeurt toch rechtstreeks door
den gasprijs te verlagen.
De heer Peletier: De heer O. F. de Vries heeft
medegedeeld, dat hij als wethouder van de betrokken
afdeeling wel voor verlaging van den gasprijs is en op
deze gronden, dat de prijs van het gas zoo goedkoop
kan zijn, omdat dit verband houdt met de lage kolen-
prijzen. De kolen uit Engeland, heeft hij gezegd, worden
hier met verlies en die uit Duitschland met eenige winst
aangevoerd. Dat is niet geheel juist. De kolen, zoowel
Engelsche als Duitsche, worden geleverd met verlies
voor den mijneigenaar. Zoodra men het met elkaar eens 1
wordt en daaraan wordt steeds gewerkt zullen de
prijzen stijgen
De heer O. F. de Vries (wethouder): Dat is hun wel
toevertrouwd.
De heer Peletier: Zoo is het toch, mijnheer De
Vries. Ik ben nu aan het einde van mijn opmerkingen,
maar wil nog even zeggen dat ik tot mijn genoegen heb
geconstateerd dat èn de wethouder Fransen èn de wet
houder Ritmeester blijken hebben gegeven voorstan
ders te zijn van de benoeming van een commissie voor
een overdekte bad- en zweminrichting.
De heer IJ. de Vries: Mijnheer de Voorzitter Ik heb
het woord wat vroeg gevraagd om eenige opmerkingen
te plaatsen voor de wethouders repliceeren om hen dan
nog gelegenheid te geven het te beantwoorden. Voor
eerst dan iets naar aanleiding van de redevoering van
den wethouder van Onderwijs over het Georganiseerd
Overleg, waarin hij ging mededeelen dat de fractie van
de S. D. A. P. nooit had gestaan op het standpunt dat
de voorstellen van het Georganiseerd Overleg aange
nomen moesten worden door den Raad. Dat was wel
zoo, heb ik gezegd. Later zegt de heer De Boer dat
het na 1925 niet meer zoo was en daaraan heeft hij
gelijk, maar de heer M. Molenaar heeft gezegd in de
vergadering van 27 December 1923 wat te vinden is
op bladz. 313 der Handelingen van dat jaar
,.Als dan een dergelijk advies van de commissie, dat het
resultaat is van werkelijk overleg, in den Raad komt, dan
twijfelt spreker er geen oogenblik aan of de Raad zal una
niem met een dergelijk voorstel aceoord gaan."
De heeren Botke en Dijkstra: Dat zegt niets.
Dc heer IJ. de Vries: Er is toen gezegd dat men er
niet eens over spreken zal, maar stemmen voor of tegen
en dat heb ik willen vastleggen.
De heer Dijkstra: Er is niets vast te leggen.
De heer IJ. de Vries: Dat is een verschillende be
schouwing en dat is mogelijk in den Raad. Op pagina
330 van datzelfde jaar heeft de heer M. Molenaar het
nog eens aangedikt waar hij zegt
„Er is aan sprekers woorden een uitleg gegeven, die hij
niet heeft bedoeld, als zou hij n.l. van meening zijn dat de
commissie van Georganiseerd Overleg liet beslissingsrecht
heeft over de zaken die bij haar aanhangig worden gemaakt.
Dat is niet zoo. Wel heeft spreker gezegd: wij hebben nu
het advies der commissie, laat ons nu overeenkomstig dat
advies beslissen" en eenige regels verder zegt hij
„Maar wel stelt spreker zich op het standpunt dat, wan
neer eenmaal een voorstel in de commissie is gebracht en
de verschillende vertegenwoordigers hebben daarover onder
handeld en zijn tot overeenstemming gekomen om zeker
voorstel aan den Raad te doen, dat dan de Raad niet anders
zal doen dan overeenkomstig het voorstel van de commissie
te beslissen. Het lijkt hem geen verstandig systeem om van
de commissie te maken een automaat, waarin men maar een
vraag heeft te werpen, waarna er een advies uitkomt."
Dus dat is vroeger wel het standpunt geweest
De heer Muller: Leest U het nog eens voor.
De heer IJ. de Vries: Men wil van de commissie
maken, zooals ik het begrepen heb ten minste, een com
missie met een beslissende instructie waarin de Raad
kan meegaan, omdat de wet zegt dat de Raad de ver
antwoording heeft.
Naar aanleiding van de woorden van den heer H.
de Boer zou ik nog een andere opmerking willen maken.
Als men van al wat hier gisteren over het Georgani
seerd Overleg is gesproken, realiseert wat de bedoeling
is en wat de gevolgen zullen zijn, dan komt het mij voor
dat de in de vorige vergadering aan de orde gestelde
kwestie over de missive van Gedeputeerde Staten vol
gens den heer De Boer's beweren ons tot niets heeft
gebonden. Nadat de heer De Boer heeft gesproken en
de heer Ritmeester van morgen, kan ik niet tot een
andere conclusie komen dan dat men zich in meerder
heid wèl heeft gebonden
De heer H. de Boer (wethouder): Wie? De Raad
of het college
Mvrouw BuismanBlok Wijbrandi: Het college
Vei.slag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. 303
Voortzetting der vergadering op Donderdag 20 December 1928.
De heer IJ. de Vries: Ja, ik bedoel ook dat het
college zich in meerderheid gebonden heeft en als men
dat gaat realiseeren, dan beteekent dat voor het vol
gende jaar vast en zeker een voorstel tot verbetering
van de salarissen der werklieden. En dan voelt men 't
wel, 11 plus 3 is 14, d. i. juist de meerderheid van den
Raad .De fracties zijn niet gebonden, wordt hier gezegd,
maar ik wil aantoonen hoe het staat. De heer De Boer
heeft gezegd dat zijn meening en ik kan het stand
punt van zijn kant begrijpen door den brief van Ged.
Staten inzake de salarissen van burgemeesters, secreta
rissen en ontvangers een ruggesteun heeft gekregen.
Wanneer Gedeputeerde Staten meenen dat Burge
meester, Secretaris en Ontvanger een premievrij tracte-
ment moeten hebben, dan, is het standpunt van den
heer De Boer: moeten ook de ambtenaren het hebben
en ook de werklieden en daar zal ik voor werken. Dat
is het standpunt van den heer De Boer geweest, ik kan
mij dat begrijpen en dat zou eigenlijk ook een eenigs-
zins rechtvaardig standpunt zijn. Ik sta echter persoon
lijk anders daar tegenover, omdat ik van meening ben
dat het salaris voldoende moet zijn en dat ieder dan
verder, evenals in het particulier bedrijf, voor zijn eigen
pensioen moet zorgen. Dat andere standpunt van mij
zal ook te begrijpen zijn. Waar nu de heer De Boer
gisteren heeft meegedeeld dat dit een overweging is
geweest en waar de heer Ritmeester vanmorgen heeft
gezegd: onze post Onvoorzien is zoo en zoo groot maar
daar gaat misschien af 28.000.— voor de Politie en
voor het orkest, daar zou ik deze opmerking willen
plaatsen, omdat mijn naam daarin betrokken is. Ik heb
n.l. in de vergadering van 30 October gezegd, dat als
de Politie salarisverhooging zal hebben, dit minstens
per persoon 4.moet zijn per week of 208.per
jaar en als er nu een voorstel komt tot zoodanige ver
betering van de loonen van de gemeentewerklieden, dat
daarin is verdisconteerd de pensioenaftrek, dan meen
ik dat de verhooging voor de Politie niet moet zijn per
man 200.maar minstens 300.Want anders
zouden wij juist wegnemen het verschil in loon, dat er
is tusschen de Politie en de gemeentewerklieden, dat
zou dan worden verwaarloosd
De heer Van der Veen: En dat moet grooter worden!
De heer IJ. de Vries: Neen, niet grooter, want
het is voor een politieagent en een werkman ongeveer
85.per jaar. Als nu de Politie 200.te weinig
is getaxeerd de laatste jaren, dan moeten de werklieden
gelijk blijven, doch als men dien premievrij pensioen
geeft, wat een verhooging van 70.a 85.be
teekent, en de Politie niet, dan zou het verschil, dat
wij nu willen maken, kleiner worden en zou de ver
hooging voor de Politie maar 100.beteekenen. Dat
wou ik even zeggen, omdat ik voel, dat wij zeker krijgen
van het college van Burgemeester en Wethouders een
voorstel tot verbetering, tot verandering of tot ver
hooging van de loonen der gemeentewerklieden en dat
dit, als wij de koppen tellen, onvoorwaardelijk wordt
aangenomen, omdat er in elk geval 14 leden voor zijn
De heer H. de Boer (wethouder): Daar staat niets
van vast.
De heer Muller: Hij wil eens polsen.
De heer IJ. de Vries: Neen, ik wil niet polsen,
want dat staat wel vast. Daarom hebben de sociaal
democraten niet hun stem willen uitbrengen over den
brief van Gedeputeerde Staten, dat is voldoende bekend.
Ik grond dat niet op iets anders maar ik heb zelfs de
overtuiging dat van de meerderheid, die hier is, de een
zoo heeft gehandeld, omdat hij het graag wil en de
ander, omdat hij het niet wil en ik wil constateeren.
dat de heer Van der Veen heeft gezegd dat hij den
Raad wèl gebonden acht en dat de heer Vromen heeft
opgemerkt dat de heer Van der Veen de zaak op die
wijze juist heeft gesteld. De rechts Protestantsche fractie
heeft bij de besprekingen over de ambtenarensalarissen
voldoende uitgesproken, dat wij op zichzelf het konden
toejuichen en het is toen door den heer Lautenbach
en door den heer Feddema gisteren ook weer gecon
stateerd. dat wij ons niet gebonden achten en dat wij
ook geen uitspraak doen over het standpunt, dat wij
zullen innemen. Wij zijn overtuigd, al twee, drie jaren
lang niet alleen dat politiesalarissen veranderd moeten
worden, maar ook dat er in de verhouding van de Politie
tot het Georganiseerd Overleg en met betrekking tot
dienstcommissies verandering en verbetering moet
komen. Ik heb naar aanleiding van de woorden van
wethouder De Boer en van wethouder Ritmeester met
betrekking tot den post Onvoorzien even willen wijzen
op de ongelijkheid die bij een andere regeling misschien
opnieuw geschapen zou worden. Daarom heb ik zoo
vroeg het woord gevraagd.
En dan nog iets over de houding van den Vrijheids
bond. De Vrijheidsbond zal er wel van overtuigd zijn,
zooals ook verleden jaar bij de stemmingen tot uiting
kwam, dat wij ook zijn voor een zuinig beheer en voor
belastingverlaging. Ik heb mij evenwel verwonderd dat
er nog steeds op zuinigheid wordt aangedrongen. Iloe
ver gaat dat Moet alles zoo sober worden dat de boei
I wordt verwaarloosd, of is men bereid zooveel te laten
betalen als noodig is om alles te onderhouden? Ik krijg
den indruk dat dit een knibbelsysteem is en dat men
van Leeuwarden in plaats van een royale burgerhuizing
een bekrompen arbeiderswoning wil maken, of zit er
achter, dat men het college onaangenaam wil zijn
i Wij willen de plaats onzer inwoning een behoorlijk aan-
j zien geven.
De heer Muller: Mijnheer de VoorzitterIk heb nog
een paar woorden te zeggen. In de eerste plaats dit.
Het moet nu maar eens uit zijn met het vrij zijn of niet
vrij zijn van de verschillende fracties in den Raad en
daaraan wil ik deze opmerking vastknoopen, dat de
S D. A. P.-fractie vrij staat ten opzichte van het even
tueel het volgend jaar naar voren komend voorstel voor
verbetering der salarissen van de gemeentewerklieden.
Ik kan mij dan ook volkomen aansluiten bij de woorden
van den heer Westerhuis als die zegt wij zullen ze
beoordeelen en als ze ter tafel komen. Dat is de waar
heid en niets dan de waarheid. Dat mag men gelooven
of niet. maar men moet nu maar eens ophouden met
polsen. Zoo zijn de zaken en niet anders.
Gisteren heb ik aan het adres van den heer Blanson
Henkemans gezegd dat ik het niet goed vond dat er over
wat in een commissie is besproken, later in het openbaar
wordt gesproken en ik ben blij het gezegd te hebben
en de meeste Raadsleden zullen het onderschrijven, ook
heb ik dit uit de woorden van de wethouders Fransen
en Ritmeester beluisterd. De heer Westra kapittelt mij
er over dat ik het naar voren heb gebracht. Ik heb niet
willen optreden als zedemeester maar ik heb willen
constateeren, dat (.lit geen gewoonte mag worden. Ieder
voor zich hoort wel eens iets, maar daar spreekt men
niet over. Iets anders zou het zijn geweest, wanneer
men iets hoorde dat men niet voor zijn verantwoording
kon nemen, maar dan had men het in de commissie
moeten zeggen. Dat heeft met geheime diplomatie niets
te maken en het is beter dan zonder waarschuwing er
in het openbaar over te spreken.
Dan nog iets over de kwestie met den heer Vromen.
Ik heb hem, toen hij ging zeggen dat voor twee jaar dc
Raadsmeerderheid de eritiek in de kiem ging smoren
en daarvan aan die meerderheid een verwijt ging
maken, getart de bewijzen te geven. De heer Vromen
heeft daarop te kennen gegeven dat hij hier bij de be-
- - o O J
&rooting mee zou komen, maar gisteren is er absoluut
geen bewijs geleverd. Hij heeft nu in zijn antwoord op