310 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. Voortzetting der vergadering op Donderdag 20 December 1928. bespreken de kwestie van het trottoir van de Oosterbrug naar de le Kanaalsbrug. Het is prijzenswaardig dat de toestand wat beter wordt voor de voetgangers, maar s.v.p. geen verhoogd trottoir, want er zijn ook nog fietsers en die zitten dan direct in de goot en kunnen dan geen kant uit. Ik vind het heel best dat er van tegels een soort trottoir wordt gemaakt maar men moet het niet verhoogen om de fietsers gelegenheid te geven te kunnen uitwijken. Op 't oogenblik is dat ook niet mogelijk want er staan ook altijd veel vrachtwagens tusschen de hoornen. Laten Burgemeester en Wethou ders den waterkant afsluiten met een hek, dan kan er net zoo goed een trottoir worden gelegd met gelijk niveau als de straat en dan krijgen de fietsers gelegen heid om uit te wijken. De heer Botke Mijnheer de Voorzitter. Ik wensch een kleine opmerking te maken betreffende de ijzeren hekjes, welke in verschillende straten dienen tot af scheiding van de trottoirs en de tuintjes. Vele hekjes zijn voorzien van scherpe punten, waardoor ze bij glad heid van de trottoirs zeer gevaarlijk zijn. Wanneer men op trottoirs, welke meestal iets afloopen naar den rij weg, uitglijdt, valt men met het bovenlichaam naar den kant van het hekje, met groot gevaar dat men zich be zeert aan de scherpe punten. Een dezer dagen nog heeft een jongen letsel bekomen. Een toestand, ais hier geschetst, vindt men b.v. in de Alaria Louisastraat. Ik vind dat onverantwoordelijk. In straten, zooals de Van Asbeckstraat, waar geen trot toirs zijn, is de toestand niet zoo gevaarlijk; daar loopt men op den tonronden rijweg; als daar iemand uitglijdt, valt het lichaam meestal naar het midden van den weg, dus van het hekje af. Maar in straten met trottoirs is het zeer gevaarlijk. Is er ook een verordening, waarin daaromtrent iets wordt voorgeschreven? Noodig is dat de zaak onder tie oogen wordt gezien. De heer Fransen (wethouder) In de sectie is reeds gesproken met den heer Blanson Hcnkemans over de bedoeling van die trottoirs. Het is n.l. om de voet gangers een meer veilige gelegenheid te geven. Tegen woordig is de toestand zoo dat bij het lossen en laden van schepen de rijweg is bezet en het loopen daar bijna onmogelijk. Een trottoir op hetzelfde niveau als de bestrating is geen trottoir en geeft voor de voetgangers niemendal en daarom is het beter die verhooging te maken en een hekje te plaatsen aan den walkant. Wan neer er dan fietsers op den weg zijn moeten zij in de rij blijven en de voetgangers hebben ruim pad. De hoofd zaak is geweest voor de voetgangers, want de fietsers kunnen altijd nog wel afstappen als het hun te moeilijk wordt. Op wat de heer Botke opmerkt omtrent de hekjes, kan ik antwoorden dat in de verordening niets hiervan staat dan alleen dat er een hekje moet zijn, maar bij de in voorbereiding zijnde wijziging van de Bouwveror dening zal hiermede rekening worden gehouden. Ik heb het genoteerd. De heer Blanson Henkemans: De opmerking van den wethouder is niet juist. De fietsers tellen toch ook mee. Als in de straat iets komt, kan men als fietser nergens heen. De Voorzitter: Dan moet je ook nergens heen, dan blijf je gewoon rijden. Ik heb hier wel eens vaker gezegd, laat men zich toch houden aan de regels van den weg en kijk vooral niet achterom. Al zit de automo bilist ook te razen en te tieren op dien vent, op de fiets, die vóór hem rijdt, al zit hij ook nog zoo te razen, hij rijdt niet over hem heen. Ik weet zeker dat er dan niets bijzonders gebeurt, want de auto blijft achter hem. De fietser heeft geen uitweg en de auto blijft achter hem. De heer Blanson Henkemans: U meent, geloof ik, dat de aanrijdingen op andere manier gebeuren dan van achteren. De Voorzitter: Noemt L' ze dan eens, zulke gevallen. De heer Blanson Henkemans: Het spijt mij dat het mij nooit overkomen is. De Voorzitter: Noemt U ze eens, zulke gevallen, dat de lui boven op een fietser zijn gereden, want als men zich aan de regels van den weg houdt en blijft rijden krijgt men geen ongelukken. De heer Blanson HenkemansDat er niet wordt aangereden komt juist door het uitwijken. De Voorzitter: Ik zal mijn meening volhouden en misschien zal het jongere geslacht de regels van den weg beter leeren. Men moet er in groeien. Als er een smalle doorgang is, zooals op de bruggen, moet men kalm blijven rijden. Een auto rijdt niet over fietsers en handkarren heen. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 130 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 131. Onderhoud van wegen en voet gaden f 11.200.—. De beraadslagingen worden geopend. De heer DijkstraIk heb hierbij een kleine op merking over mijn vraag betreffende het Jelsumerbin- nenpad, waarop een behoorlijk antwoord van het college is ontvangen en nu hoop ik dat het in orde komt. Ik zeg dit omdat het oud-raadslid Jansen er voor 4 of 5 jaren ook al over gesproken heeft zonder dat er iets gebeurd is en zoo is het ook met den Dokkumertrekweg. Te zijner tijd zal daaromtrent een voorstel van kosten berekening den Raad bereiken. Met die toezegging ga ik niet accoord zonder iets er van te zeggen. Ik herinner er aan. dat met nadruk nu 2 jaar terug precies hetzelfde is gezegd. Het vorige jaar heb ik een voorstel tot on derzoek maar ingetrokken, omdat het binnen korten tijd zou komen. Nu zijn wij weer een jaar verder en weer hebben wij een antwoord, dat wel weer 2 jaar kan duren. Daar komt dit bij, dat ik het vorige jaar naar aanleiding van een opmerking van den heer IJ. de Vries over de walbeschoeiïng heb gezegd aan Gedeputeerde Staten eens de vraag te richten, hoe die er over denken. Is daaromtrent nog iets gebeurd Verder heb ik toen nog gesproken over het belang dat Leeuwarderadeel bij dat pad heeft en heb ik gezegd dat, als het bij den Raad komt, wij ook daar iets van moesten weten. Nu vraag ik: heeft het college er iets voor gedaan Wij bezitten hier zoo weinig veilige voetpaden en wandel wegen, en dat is daarvoor een heele mooie weg vanaf den Vierhuisterweg. Ik hoop dat het college diligent zal zijn. De heer J. de Boer: Ik wil even de aandacht vestigen op den toestand van den Harlingertrekweg, wat valt onder e.' onderhoud van wal en rijweg. Als vooreerst bij de Verlaatsbrug naar den hoek toe de wal in een veel betere toestand komt, wordt de weg ook beter. Deze is nu meestal slecht, omdat de wal de voet van den weg - niet voldoende is. Het is niet de be doeling aldaar een walmuur te bouwen, dat zou te kost baar zijn. maar de beschoeiing in een beteren toestand te brengen. Voorts zou ik de aandacht willen vestigen op den slechten toestand waarin het voetpad verkeert langs de Harlingertrekvaart vanaf de aldaar gevestigde fabrieken tot aan de spoorbrug bij Schenkenschans. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. 311 Voortzetting der vergadering op Donderdag 20 December 1928. Voor de bewoners aldaar zou het van belang zijn dit pad in beteren toestand te brengen. De heer Fransen (wethouder): De heer Dijkstra heeft gesproken over het Jelsumerbinnenpad en den Dok kumertrekweg. Wat aangaat dat voorstel van verleden jaar heeft de heer Dijkstra gelijk en het is, na een be spreking, weer ingetrokken. Dit jaar heb ik met den directeur van Gemeentewerken een paar maal den toe- j stand aldaar opgenomen en berekeningen laten maken en ook bij deze begrooting is het beantwoord. De zaak is nog in behandeling en moet even blijven rusten, tot het onderzoek is afgeloopen. Wanneer dat aanleiding kan geven voor de gemeente om belangrijke bedragen daarvoor beschikbaar te stellen, moet de gemeente eerst nog trachten eigenaar van dien weg te worden. Men zegt: het is Provinciaal vaarwater, maar dat zegt niet veel. De Provincie zorgt voor de vaargeul en niet voor de wallen. Verder doet zij niets. Ik wil wel de toezeg ging doen dat ik bij Gedeputeerde Staten en bij Leeu warderadeel, voor zoover dat noodig mocht blijken, po gingen zal aanwenden om daar steun te krijgen voor deze verbetering, maar de meening van de Provincie ken ik, doch ik zal het probeeren. Wanneer het pad een wandelpad moet worden is het niet zoo erg, doch moet het rijweg worden, dan vergt dat verbazend veel kosten en men schroomt dan ook om met zooiets bij den Raad te komen. De heer J. de Boer sprak over den Harlingertrekweg en over den rijweg. Daar staan posten voor op de be grooting, maar vanaf de Verlaatsbrug tot aan de bocht voor een beschoeiing niet. Ik wil het wel eens over wegen en het onderzoeken en geeft het aanleiding tot voorstellen, dan komt dit wel bij den Raad. De heer J. de Boer: Nu het voetpad vanaf de brug. De heer Fransen (wethouder): Van den Harlinger trekweg, ja, dat staat onder den post: voetpaden, enz., maar ik wil daar wel op letten. De heer IJ. de Vries: De heer Dijkstra heeft al dik wijls gewezen op het slechte pad van den Dokkumer- tiekweg en hij heeft gelijk, het wordt ieder jaar slechter. Vroeger was de berm 1 M. breed en nu op enkele plaatsen slechts 30 cM. Het is erg moeilijk. De eigenaar van den weg zal vallen onder het Provinciaal Reglement der oevervoorziening, maar de man is arm en kan niets doen. Als de gemeente het in eigendom heeft, dan zal het Reglement moeten worden toegepast en zal het vele duizenden kosten. Nu zegt de heer Fransen wij zullen met voorstellen komen en onderzoeken. Ik zou willen zeggen: kom dan niet met voorstellen, maar met mededeelingen hoeveel het zou moeten kosten. De heer Dijkstra: Dat bedoelt de wethouder toch. De heer IJ. de Vries: Weineen, dat is heel iets anders. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 131 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 132--133 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 134. Kosten van het baggeren van grachten en vaarten8.000. De beraadslagingen worden geopend. De heer Hofstra: In de sectie heb ik de vraag gesteld of het niet hoog tijd wordt dat de gemeente andere be palingen maakt voor de baggering van de vaarten en ook van de grachten in en om de stad. Door den wet houder is daarop geantwoord, dat het gebeurt ten op zichte van verschillende bepalingen. Wij hebben een kanaal dat behoort in onderhoud bij de Provincie en andere vaarwaters, die door de gemeente in orde moeten worden gehouden. De Provincie doet niets dan een diepgang onderhouden, zoo en zoo breed naar ge lang de bepaling luidt, maar mijn bezwaar is juist, dat het voor de scheepvaart bijzonder hinderlijk is, doordat men niet aan den wal kan komen. Nu zeggen Burge meester en Wethouders dit „Inzake het uitbaggeren van de vaarwateren in deze gemeente plegen wij overleg met het Provinciaal bestuur, ten einde tot verbetering van den toestand nabij de walkanten te geraken." Dat zal dan niet alleen inhouden wat voor de gemeente- bemoeiïng ligt, maar ook wat de Provincie moet doen. Maar nu stel ik mij voor dat Burgemeester en Wethou ders in deze zaak wel diligent zijn, doch uit de krant blijkt dat Leeuwarden niet voorkomt op den staat van de kanalen, die gebaggerd zullen worden door de Pro vincie. Als wij weer een drogen zomer tegemoet gaan, moeten wij nu eenige dingen doen voor de schipperij, want het is nu onhoudbaar. Zij kunnen niet aan den wal komen en niet laden. Ik hoop dat er de volle aan dacht aan geschonken zal worden, zoodat de schipperij in dezen bevredigd kan worden. De heer Fransen (wethouder): Ik zou kunnen wijzen op het antwoord van Burgemeester en Wethouders in de Memorie van Antwoord. Wij hebben een onderhoud gehad met Gedeputeerde Staten en gevraagd een andere regeling te overwegen. Het is niet zoo gemakkelijk, want Gedeputeerde Staten laten baggeren tot 3.50 M. uit den walkant. Nu zijn wij bezig met Gedeputeerde Staten een regeling te maken, waardoor zij alsdan bin nen Leeuwarden baggeren tot aan 0.50 M. uit den wal kant. Die overeenkomst is nog niet gesloten, doch wij mogen verwachten dat daaromtrent een vergelijk wordt getroffen. De 10.000.—, die is uitgetrokken, is voor baggeren van onze binnengrachten en voor de bij ons in onderhoud zijnde vaarwegen. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 134 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 135142 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 143. Onderhoud van plantsoenen 31.140.—. De beraadslagingen worden gesloten. De heer Oosterhoff: Mijnheer de Voorzitter! Ik heb in de sectie de vraag gesteld waarom de loonen van de werklieden met 3000.moeten worden verhoogd. Ik zou met het antwoord van Burgemeester en Wethou ders tevreden kunnen zijn, maar ik heb de behandeling van de begrooting in de verschillende fazen meege maakt en dan is het antwoord op deze vraag niet steeds gelijkluidend geweest. Nu ben ik aan het twijfelen ge bracht en weet ik niet wat ik hiervan moet denken. Graag had ik nu een definitief antwoord om zekerheid te krijgen. De heer Blanson Henkemans: Onder b komt 50. voor als benoodigd voor onderhoud van een motor- maai machine. Ergens anders is 1200.— aangevraagd voor aanschaffing van een tweede. Waar hebben wij ze eigenlijk voor noodig? Ze worden toch gebruikt voor groote gazons en dat is hier toch in die mate niet het geval. Voor het maaien van een paar grasrandjes is het toch niet noodig De heer IJ. de Vries: In het Rengerspark.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1928 | | pagina 32