314 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 20 December 1928.
Volgnos. 145147 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 148. Onderhoud van bruggen 19.542.30.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Van der Veen: In de sectievergadering heb
ik reeds de vraag gesteld of Burgemeester en Wethou
ders het niet wenschelijk vonden de bedekking van de
voetpaden der bruggen te verbeteren, zooals bij de
Beursbrug heeft plaats gevonden, namelijk in plaats van
ijzeren, houten bedekking. Nu wordt in de Memorie van
Antwoord gezegd, dat bij een grondige reparatie van
de bruggen ook de voetpaden zullen worden verbeterd.
Daarvoor ben ik erkentelijk, maar ik wil er toch even
op wijzen, dat bij gladheid wel blijkt dat de ijzeren be
dekking gevaar oplevert voor de voetgangers. Het lijkt
mij wenschelijk niet te lang te wachten, maar als de
ruitjes zijn afgesleten, tot verandering in houten bedek
king over te gaan.
De heer Dijkstra: Ik wil even ter sprake brengen de
Kippeloop en het is niet de eerste maal dat daarover
hier gesproken wordt. Ik ben van oordeel en ik hoop
op steun, dat het niet te pas komt, dat bij een punt waar
zoo'n druk verkeer is van voetgangers, zoo'n ding wordt
gehandhaafd. Het is een schande voor de stad iederen
dag dat dat ding daar ligt en ik zou willen voorstellen
daar eenige verbetering aan te brengen. Haal er geen
deskundigen bij, maar verbreed het met de breedte die
het nu heeft, dan is het in orde. Ik hel er zoowat naar
over om een voorstel te doen, waarin ik dien wensch
uitspreek, maar ik zal afwachten een toezegging, dat
het college binnen den kortst mogelijken tijd met een
voorstel hier wil komen. Ik meen dat er vroeger
al eens besloten is door een vorig college voor ver
betering 2800.te besteden. Het kan een nieuwe
brug worden of deze kan verbeterd, maar ik vraag
hierop een antwoord, of daar nu niet een brug moet
worden gelegd die aan behoorlijke eischen voldoet.
Ik zal dus even afwachten wat het college doet.
Het vorige jaar is gezegd, dat een post voor onderhoud
van deze brug was uitgetrokken, maar daar is het niet
om begonnen. Er moet een behoorlijke brug komen voor
de passage en daar is nu geen sprake van.
De heer Muller: Ik sluit mij van harte aan bij mijn
fractiegenoot Dijkstra. Ik geloof ook dat het tijd wordt
deze brug eens te verbeteren. Het vorige jaar heeft een
voorstel van mij 8 stemmen gehaald en ik zou met aan
drang in overweging willen geven dat het college van
Burgemeester en Wethouders opdracht krijgt in het
loopende jaar den toestand onder de oogen te zien. Er
was vroeger 2800. voor uitgetrokken op den Kapi-
taaldienst en daarmee kon behoorlijk, in den geest
zooals bij de Oosterbrug het geval was, de toestand
verbeterd worden. Ik hoop dan ook dat de Raad hier
over goedgunstig zal denken.
De heer Fransen (wethouder): De heer Van dei-
Veen had het over de ijzeren voetpaden op de bruggen
om deze te vervangen door houten, maar daar zijn wij
mee bezig en zoo vlug het kan doen wij het. Als ze
versleten zijn, maken wij er houten voor in de plaats,
maar in eens gaat dat niet. Zij hebben toch behoorlijk
goed voldaan. Bij vochtig weer en ijs en sneeuw zijn
zij wel wat glad, maar het wordt toch geleidelijk aan
verbeterd. Een bestaande min gunstige toestand gaat
inen geleidelijk verbeteren, tenzij er een groote post
voor wordt uitgetrokken of de toestand onmiddellijke
verbetering eischt. Er wordt voor de trottoirs langs de
bruggen geen ijzer meer gebruikt.
Omtrent de „Kippeloop" is een plannetje geweest,
maar de Directeur van Gemeentewerken is daar geen
bewonderaar van en hij heeft er andere ideeën over
De heer Dijkstra: Dat heb je altijd van deskundigen.
De heer Fransen (wethouder)Nu wil ik eerst
wel eens met dezen spreken en in het college brengen,
op welke manier dit kan worden verbeterd of dat er
een andere brug geplaatst moet worden.
De heer Dijkstra: Ik heb een klein voorstel geformu
leerd, maar ik zal het nog niet indienen als het college
dit jaar in dien geest werkt, want dan is het mij ook
j goed.
De heer Fransen (wethouder): Ik wil wel persoonlijk
de toezegging doen het in het college te brengen en
dan zal het college, indien er een plan is, dat voor uit
voering in aanmerking kan komen, er wel mee bij den
Raad komen. Het laatste plan, dat ik al genoemd heb,
voldoet niet aan het oordeel van den Directeur van
Gemeentewerken.
De heer Muller: lk neem genoegen met de toezeg
ging van den heer Fransen en ik mag vertrouwen, dat,
ook als Openbare Werken er anders over denkt, er toch
ook iets uit voortkomt, dat goed is. Ik stel mij voor,
over een half jaar eens te vragen hoe het er mee staat.
De heer Van der Veen: Ik neem ook genoegen met
de toezegging van den wethouder over de voetpaden
der bruggen. Het was mijn bedoeling niet alles in één
keer te doen, maar als de wethouder toezegt dat dit
jaar een of twee verbeterd zullen worden, dan wil ik
dat wel eens afwachten.
De heer B. Molenaar: Het gaat nu over de Kippeloop
en de heer Muller heeft te kennen gegeven tegenstander
te zijn van groote kosten, maar daarover zal ik mij nu
stil houden. Er is nu gesproken over verbetering van
de brug, maar dat is niet de geheele zaak daar. Ook
die leelijke bocht moet veranderd. Dat alles moet onder
de oogen worden gezien.
De heer Fransen (wethouder): Dan wordt het hoo-
ger dan 2800.
De heer Dijkstra: Dat is mijn bedoeling niet. Een
radicale verbetering kost een kapitaal. Dan moest dat
café verdwijnen, de bocht moet er af, dat kost een ka
pitaal. Een bevredigende oplossing daar is een heel
ander vraagstuk. Dat wat ik bedoelde is heel iets
anders.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 148 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 149153 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 154. Onderhoud van begraafplaatsende
gebouwen en gereedschappen en verzekering tegen brand
schade 2.319.20.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Lautenbach Mijnheer tie VoorzitterMet
blijdschap heb ik de verbetering vernomen van de be
graafplaats, waardoor men tot den gewenschten toe
stand is geraakt. De verbetering is radicaal en de toe
stand is nu zoo goed, dat men er niet langer alkeerig
van behoeft te zijn. Dat mag wel eens in het publiek
gezegd worden, daar de bodenvereeniging telkens
moeite doet, de begraafplaats als slecht voor te stellen.
Bij hetzelfde punt heb ik verleden jaar ook gezegd
kunnen wij niet met 2 doodgravers toe. Van November
1927 tot November 1928 zijn hier 628 personen over
leden, waarvan 349 buiten deze plaats zijn begraven.
Hier zijn dus 279 begraven, waarvan nog moeten wor
den afgetrokken de Roomsch-Katholieken en de Israë
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. 315
Voortzetting der vergadering op Donderdag 20 December 1928.
lieten, die een eigen begraafplaats hebben. Begraven
zijn hier dus 279 is 6 per week daarvoor zijn dan 3
doodgravers voor het begraven van 6 lijken per week.
Dat is verbazend veel en om dien derden doodgraver
een vaste aanstelling te geven, voor werk dat niet be
staat, is toch al te gek. Laat ons eens aannemen dat al
die 600 overledenen hier begraven werden, dan zou dat
12 per week worden.
De heer B. Molenaar: Ik sluit mij gaarne aan bij de
woorden van hulde aan den Directeur van Gemeente
werken. Het voorstel van den heer Maas, hier verde
digd, heeft ons, ook naar het oordeel van deskundigen,
een volledig droge begraafplaats gebracht.
De heer Muller: Ik sluit mij ook gaarne daarbij aan.
Wij hebben nu een begraafplaats, die in een dergelijken
toestand is gekomen, dat men niet meer kan spreken
van een natte begraafplaats en het is in het belang van
liet publiek, dat er medewerking komt van de families,
die van deze begraafplaats gebruik moeten maken. Het
schijnt dat de bodes het nog in de hand hebben om
deze zaak in discrediet te brengen. Ik wil daarom van
deze plaats constateeren, dat deze begraafplaats nu
droog geacht mag worden. Ik hoop dat het verstaan
wordt en dat er nu gebruik van zal worden gemaakt.
De Voorzitter: Het college is zeer gevoelig hiervoor,
want ook het college hoort graag een pluimpje. Wij zijn
dan ook van plan den Raadsleden te vragen en ook de
pers, voor een excursie naar de begraafplaats, om zich
er van te overtuigen dat de maatregelen afdoende zijn
geweest en dat wij nu kunnen spreken van een kurk
droge begraafplaats.
De heer Fransen (wethouder) Ook ik ben erken
telijk voor het toebedeelde pluimpje. De opmerking van
den heer Lautenbach klopt geheel met de meening van
Burgemeester en Wethouders.
Wij moeten toegeven dat 3 doodgravers veel is, maar
2 is het minimum en wanneer nu de degelijkheid van
de nieuwe inrichting, na de volledig geslaagde verbe
tering, er bij het publiek ingaat en de boden, belast met
de begrafenissen, de zaak niet meer tegenwerken door
aan te bevelen aan de nagelaten betrekkingen buiten
Leeuwarden te laten begraven, zal het langzamerhand
wel anders worden en is 3 niet meer overbodig. De
oude begraafplaats is er ook altijd nog, zoodat wij niet
minder dan 2 kunnen hebben. Ik hoop dat het nu wat
beter zal worden en anders is er een plaats te zoeken
bij een anderen tak van dienst voor een tier tegenwoor
dige doodgravers.
De heer LautenbachAls wij aannemen dat alle
'begravingen daar geschieden, is dat 12 per week. De
wethouder zegt dat er niet minder dan 2 kunnen zijn,
maar daar gaat het niet om, dat is er om heen draaien.
De heer Fransen (wethouder)Er is meer te doen
dan graven maken. De begraafplaats moet onderhouden
worden. Voor de boomen en heesters wordt iemand
beschikbaar gesteld, maar verder moeten zij alles doen
wat er maar te doen is om de begraafplaats een zoo
goed mogelijk aanzien te geven. Burgemeester en Wet
houders zullen het onder de oogen zien en is er een
doodgraver daar overbodig, dan zullen wij een plaats
voor hem trachten te vinden bij een anderen tak van
dienst.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 154 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 155157 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 158. Instandhouding van schoollokalen voor
lager onderwijs en gymnastiek en verzekering tegen
brandschade46.468.48.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Blanson Henkemans: Over b en d van dezen
post heb ik in de sectie inlichtingen gevraagd. Daarop
is o. in. geantwoord
„Het aanbrengen van een electrische verwarmings
installatie moge wellicht goedkooper zijn, de exploi
tatie daarvan is zonder twijfel duurder dan die eener
centrale verv/armingsin rich ting."
Dat was misschien voor een korten tijd nog zoo, maar
ik zou er op willen wijzen, dat wij over eenige proef
scholen beschikken in ons land in Arnhem en in
Utrecht, waarbij de resultaten zoo zijn, dat het ernstige
overweging verdient de zaak nader te onderzoeken. In
Utrecht is deze verwarming aangebracht in een school
van 6 lokalen met 2 bijvertrekken, waarvan de afme
tingen der lokalen zijn 6.20 M. bij 8.20 M. bij 3.40 M.
Die lokalen hebben gedurende den winter aan stroom
gekost 385.dat was stroom geleverd tegen 3.5
cent de K.W.U. terwijl de aanschaffingsprijs
2700.— bedroeg. Afschrijving en stroomverbruik heeft
voor die school dus gekost 750.De twee scholen
die wij hier hebben, kosten 1260.en 880.aan
kolen en allebei 160.aan kachels, samen dus on
geveer 2500.Bij centrale verwarming zal het
kolenverbruik nog aanmerkelijk hooger worden en als
wij de afschrijving der toestellen stellen op 2700.
waarmee wij niet ver bezijden de waarheid zijn, dan
komt de prijs voor beide scholen gezamenlijk op
5200.per jaar. Wanneer wij nu nagaan, dat een
school van 6 lokalen met electrische verwarming 750
kost en deze beide overeenkomen met 4 scholen van 6
lokalen, dan zouden de kosten 3000.— worden, wat
ruim 2000.lager is dan volgens de nu geprojec
teerde methode. Over den prijs van den stroom kan
natuurlijk verschil van meening zijn, maar de tijd van
verwarming valt geheel buiten spertijd en dan is een
prijs van 3/2 cent per K.W.U. niet zoo buitensporig
laag. In elk geval is het verschil van 2000.de
moeite van een onderzoek inzake electrische verwar
ming wel waard. Bovendien is dit verkieslijker uit een
oogpunt van hygiëne, lk wou nu verzoeken een onder
zoek te doen instellen door Burgemeester en Wethouders
of het niet mogelijk is langs minder kostbaren weg een
even goede verwarming in de scholen te krijgen door
toepassing van electriciteit.
De heer Fransen (wethouder): Het is moeilijk op
zulke cijfers direct aanmerkingen te maken, dat is zoo
ineens maar niet te overzien. Wat ik er toevallig van
gehoord heb dan valt het niet mee en is het veel duurder
dan centrale verwarming, maar ik wil wel de toezegging
doen een onderzoek in te stellen. Het zal nu toch niet
worden aangelegd, want het moet in de zomermaanden
gebeuren.
De heer Blanson Henkemans: Met dat antwoord ben
ik tot op zekere hoogte wel tevreden, maar krijgen wij
de resultaten van dat onderzoek hier dan ook Ik kan
den heer Fransen wel wijzen op het tijdschrift „Electro-
techniek" van 24 November 1928, waar de resultaten
in staan. De directeur van de Gasfabriek gaf het mij
ter inzage en zal het ook U wel willen afstaan.
De heer Fransen (wethouder)Misschien wel. Wij
zullen het onderzoeken en van de resultaten zal mede-
deeling worden gedaan aan den Raad; die toezegging
kan ik wel geven.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 158 wordt onveranderd vastgesteld.