256 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. Overleg. In principe en in beginsel ben ik een voor stander van het Georganiseerd Overleg. Dat wil toch evenwel niet zeggen, dat ik alles, wat in het Georgani seerd Overleg plaats heeft, nu maar heb goed te keuren en dat ik het de juiste methode zal noemen, wat daar geschied is. In de eerste plaats dus ik zeg dat nogmaals ben ik voorstander van het Georganiseerd Overleg. Het systeem, dat vroeger altijd wenschelijk is geacht door de menschen, die nu nog den Vrijheidsbond vertegen woordigen, is het vrijheidsbeginsel. Ja, Mijnheer de Voorzitter, dat wordt door mij niet gehuldigd. Er is een tijd geweest, dat men meende, dat degenen, die onder geschikt waren, de werknemers, die in dienst waren, hetzij van het overheids- of van het particuliere bedrijf, maar hadden te slikken wat voor hen werd opgeschept. In die gedachtensfeer leefde men een 25-tal jaren terug, dat was de leidende gedachte bij alle werkgevers De heer Peletier: ln Brabant en Limburg De heer Visser Overal Men interrumpeert: in Brabant en Limburg maar dat was even goed het ge val hier in het verlichte Noorden. Overal werd de idee gehuldigd dat men van arbeiderszijde en van werkne- merszijde niets, absoluut niets, mee had te zeggen. Nu is dat historisch anders gegroeid en hebben zich in de samenleving allerlei verhoudingen baan gebroken ten opzichte van de verschillende partijen, die in den eenen of anderen vorm aan de productie deelnemen. Voor zoover zij daarbij betrokken zijn, hebben zij ge kregen een zeker recht op medezeggenschap, mijnheer IJ. de Vries; zij, die arbeid vervullen, dienen thans ook gehoord te worden. Dat principe is voor mij de beweeg reden, op die principieele gronden verdedig ik het Georganiseerd Overleg De heer Vromen: Door dik en dun De heer Visser: Niet door dik en dun, mijnheer Vro men. Ik weet niet of U de ooren open heeft, maar dan heeft U zoopas gehoord, dat ook ik niet alles goedkeur. Maar ik wil dit mededeelen ik spreek thans over het principieele vraagstuk -dat ik principieel sta op het standpunt, dat historisch de toestand zoo is gegroeid, dat verschillende groepen, die zich in de maatschappij hebben gevormd, worden geroepen om tot elkaar te komen, met elkaar te spreken en de kwesties op te los sen. Dat is heel iets anders dan de ideeën van den Vrij heidsbond; dit is meer democratisch, welk woord is af geleid van demos of volk en wat dus wil zeggen voor alle geledingen en partijen. Op die principieele gronden verdedig ik het Georganiseerd Overleg. Nu heeft het Georganiseerd Overleg er ter dege voor te zorgen, dat daar de zaken worden getracteerd, zooals het behoort en dat daar geen misbruik wordt gemaakt van zekere bevoegdheden, die wij toekennen aan het Georganiseerd Overleg. Als dat gebeurt, moeten wij dat ten zeerste betreuren, maar de principieele tegenstan ders van het Georganiseerd Overleg zullen gereedelijk alles, wat in het Georganiseerd Overleg geschiedt en wat volgens hen niet juist en niet geheel juist is, aan grijpen om het Georganiseerd Overleg te bestrijden. Daarom hebben die groepen, die instanties, die partijen en die vertegenwoordigers, die zitten in het Georgani seerd Overleg, des te meer te zorgen, dat de zaken daar j worden getracteerd op een eerlijke en loyale en recht vaardige manier. Volgens hetgeen nu door den heer Oosterhoff naar voren is gebracht, zou dat in het Georganiseerd Overleg te Leeuwarden te wenschen overlaten. Het betoog van den heer Oosterhoff ging grootendeeis of in belangrijke mate, bijna geheel mag ik wel zeggen, tegen het college van Burgemeester en Wethouders en dit college zal dan ook wel van antwoord dienen op hetgeen door den heer Oosterhoff naar voren is gebracht. Ik voor mij beschouw het Georganiseerd Overleg zoo. In laatste instantie be slist de Raad. Van de beslissing, die genomen is of wordt omtrent kwesties van salarisverhooging of -ver laging, of wat ook aan de orde mag zijn in die com missie, brengt het Georganiseerd Overleg een rapport uit en daaruit blijkt de meening van die commissie. Daar komt men tot een compromis, maar wie beslist Het is toch ten slotte de Raad, die een beslissing moet riemen en die moet sanctionneeren datgene, wat beslist is in het Georganiseerd Overleg De heer Peletier: Vóór de motie De heer Visser: De heeren kunnen mij niet warm maken voor de motie Dat is de practijk, van alle franje ontdaan. Als ik het betoog van den heer Ooster hoff van alle franje ontdoe en ik breng dit terug tot de concrete, positieve werkelijkheid, dan kom ik hiertoe hecht men niet eenige waarde aan hetgeen in het Geor ganiseerd Overleg naar voren wordt gebracht, wil men die waarde ontkennen, schaf dan het Georganiseerd Overleg af; als men dat liever wil en als dat de harte- wensch is, schaf het dan af. Als men op het standpunt staat, dat men heelemaal geen moreele waarde kan toe kennen aan het Georganiseerd Overleg, zou ik er har telijk voor danken, om in de Commissie voor Georga niseerd Overleg zitting te nemen als proefkonijn. Men zit daar om iets voor elkaar te brengen, maar als men daar hier geen moreele waarde aan hecht, schaf het dan maar af. Voor mij heeft het echter wel waarde, omdat ik altijd uitga van deze veronderstelling hier is in Leeuwarden misschien iets haperende dat degenen, die het Georganiseerd Overleg vormen, ook die moreele hoogte hebben bereikt, dat zij met eerlijke methoden, krachtens nun beste weten en rekening houdende met sociale factoren, zullen komen tot overleg. Als men echter in de veronderstelling verkeert, dat men van het Georganiseerd Overleg niets anders maakt dan een plukkerij -en ik hoop, dat men dan zoo eerlijk en openlijk zal zijn, dat te erkennen dan zou ik ook zeggen: schaf het dan maar af. Ik heb altijd veronder steld dat het in de Commissie voor Georganiseerd Over leg op een eerlijke manier tot een compromis werd ge bracht en wij zullen te dien opzichte van het college van Burgemeester en Wethouders wel nadere verklaringen krijgen. Ik herhaal, voor mij heeft altijd nog waarde datgene, wat wordt samengesteld in de Commissie voor Georganiseerd Overleg. Als ik nu goed begrijp de houding van een lid van de sub-commissie van de Commissie voor Georgani seerd Overleg, den heer Blanson Henkemans deze houde mij dit ten goede dan heeft hij later in de Raadsvergadering de Commissie voor Georganiseerd Overleg becritiseerd, terwijl hij daar toch, naar ik meen, voor de voorstellen heeft gestemd De heer Blanson Henkemans: Ik had niet te stemmen. De heer Visser: U had niet te stemmen, maar U had daar toch ook kennis kunnen geven De heer IJ. de Vries: Och, hij zwamt De heer Visser van Uw meening en Uw prin cipe. En als er feiten zijn gebeurd, die niet door den beugel kunnen, zou ik daar graag nadere bewijzen voor willen hebben en ik zal daar dan, op grond van de feiten, ook ten zeerste mijn afkeuring mee over uitspre ken. Dan ben ik er ook voor te vinden, als waar is, dat het eigenlijk tusschen de ambtenaren en werklieden is gekomen tot een soort van handjeplakkerij, jullie wat en wij ook wat, als dat waar is en zoo is het hier ongeveer gezegd, misschien niet zoo positief, maar dat was toch de conclusie als dat een feit is, dan zou ik ook gevoelen voor datgene, wat hier vermeld staat Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. 257 in het Sectierapport en in de Memorie van Antwoord, ii.l. dat men krijgt een scheiding tusschen de werklieden en ambtenaren. Dat is een voorstel van den heer Westra, om te komen tot scheiding van het Georganiseerd Over leg en daar voel ik alleen dan voor, als de noodzaak ons dwingt, als het een feit is dat het in het Georgani seerd Overleg een handjeplakkerij is geweest op deze wijze: wij zullen zorgen dat jullie wat krijgt, maar dan zorgen jullie er ook voor dat wij wat krijgen. Als dat feit bewezen kan worden, als dat op feitenmateriaal steunt, ben ik vóór splitsing, omdat het dan niet ver trouwd is, dat ambtenaren en werklieden in één college zitting nemen. Wat de financieele kwestie in verband met de be grooting betreft, daarop zal ik misschien straks nog wel terugkomen bij het heffingscijfer, maar ik zou nu nog iets willen zeggen met betrekking tot de salarissen van de werklieden. Wat er ook besproken mag zijn in de Commissie voor Georganiseerd Overleg, weet ik niet, maar ik voor mij ben niet te vinden voor een hoogere salarieering van de gemeentewerklieden. Dat vraagstuk maak ik voor mij absoluut los van datgene, wat zich heeft afgespeeld in het Georganiseerd Overleg. Wij hebben te dien op zichte als leden van den Raad geen enkele verplichting. De salarissen van de gemeentewerklieden zijn vastge steld in een tijdperk van hoogconjunctuurde prijzen van de levensmiddelen waren in dien tijd belangrijk liooger dan thans, zoodat met de salarissen, destijds gegeven, op het oogenblik een veel grootere koopkracht mogelijk is. Waar die salarissen toen gebracht zijn op een zoodanig peil, dat men veronderstelde dat zij vol doende waren in die periode en onder die omstandig heden veroorloof ik mij niet de vrijheid om mede te werken tot een salarisverhooging voor de gemeente werklieden. Ik zeg nogmaals, de kwestie van de sala rissen van de gemeentewerklieden maak ik los van het Georganiseerd Overleg. Wij als Raad hebben in dat opzicht geen enkele verplichting. Ik heb beluisterd ol zou er een belofte zijn gedaan, dat er een wijziging in die salarissen zou komen, van zekere richting, maar wij als Raad zijn daartoe absoluut niet verplicht. Ik meen, tenzij men mij anders overtuigt, dat die salarissen mo menteel niet verhoogd behoeven te worden. Ik zei reeds, dat bij het bepalen van die salarissen als norm of als factor is genomen de kostprijs van de levensmiddelen destijds. Die kostprijs is verlaagd, dus in dat salaris zit reeds een zekere verhooging, het is daardoor reeds met een zeker aantal guldens verhoogd. Dat, wat betreft het Georganiseerd Overleg en de salarissen van de werklieden. De heer Lautenbach: Na al het voorafgaande zal ik mij zeer bekorten en zonder veel omhaal van woorden hoop ik zakelijk te wezen. Ik heb, tot mijn verwondering, in de Memorie van Antwoord gelezen „Bij de toepassing van het Georganiseerd Overleg heeft ons college zich, naar wij meenen, gehouden aan de desbetreffende, door den Raad vastgestelde, verordening." Als ik die verordening, welke ik voor mij heb, inzie, lees ik „Wordt volgens den uitslag van de stemming tus schen partijen geen overeenstemming bereikt, dan wordt in het ingevolge art. 3 uit te brengen advies in het kort de meening van ieder der partijen weer gegeven." Nu heb ik mij verwonderd om de taktiek, welke is toe gepast; blijkbaar is het de bedoeling van den voorzitter der commissie geweest om tegen alle prijzen tot over eenstemming te komen en daarmee is naar mijn innige overtuiging het Georganiseerd Overleg door het college kapot gemaakt, gewoon kapot. Want als de voorzitter van de commissie voor Georganiseerd Overleg omtrent de mededeeling aan de commissie, dat het college heeft besloten, het volgend jaar de loonen van de werklieden te herzien en wel in den zin van verbetering, zegt: ik weet niet, welken invloed dat op het Georganiseerd Overleg heeft gehad, dan zou ik zeggen er is geen enkel lid van den Raad, die den voorzitter der commissie voor zoo naïef aanziet, dat hij niet weet, welken invloed dat heeft. En als datzelfde lid van het college vergunning vroeg aan het college om die mededeeling te mogen doen, dan had hij natuurlijk heelemaal geen idee, welken invloed die mededeeling zou hebben Dat is een naïvi teit, waarover, als men die een oogenblik van hem aan nam, de wethouder zich terecht beleedigd zou gevoelen, maar ik neem er absoluut niets van aan. Ik kom tot deze overtuiging, dat hij tegen alle prijzen overeen stemming wilde hebben en dat is ten slotte gelukt. Nu heeft de voorzitter van het Georganiseerd Overleg deze bewoordingen gekozen, dat die mededeeling mis schien invloed heeft gehad om hen over het bezwaar heen te helpen. Wat was dit bezwaar Als de voor zitter van het Georganiseerd Overleg verder zegt: ik wensch geen verhooging van de ambtenarensalarissen, als die ten koste gaan van de loonen van de werklieden, zou ik zeggen: als wij een vergelijking moeten maken, dan zijn de werklieden jaren aaneen royaler behandeld dan de ambtenaren en dan is er dus geen sprake van dat, als de ambtenarensalarissen werden verhoogd, dit uit de zakken van de werklieden moest komen. Neen, dit is een uitdrukking de wethouder houde het mij ten goede die misleidend is voor de werklieden, het is een rad voor oogen draaien, dat niet bestaat en de werklieden weten zelf ook wel dat het zoo is. De sala rissen van de ambtenaren waren hier jaren lang zeer laag en wij hebben daardoor zeer veel van onze beste ambtenaren verspeeld en de werkliedenloonen waren niet zeer laag. Ik vind deze wijze van behandeling in het Georga niseerd Overleg jammerlijk, ik kan het niet anders zien en de schuldige is het college, dat weg had moeten gaan, toen het constateerde dat er geen overeenstem ming mogelijk was. Nu is het te voorzien ik behoef daarvoor geen profeet te wezen dat het Georganiseerd Overleg voortaan, zooals het op het oogenblik is, een blok aan het been gebonden zal hebben en dat men daarvan alle nadeelen zal ondervinden. Het kan menschkundig zeer goed worden verklaard en het is geen wonder, dat men onder het uitoefenen van een zekeren druk tracht ver beteringen te krijgen, maar men is er nu van overtuigd dat, als men maar kras genoeg optreedt, men dan wel een verklaring van het college uitlokt. En waar is dan het Georganiseerd Overleg Dan heeft dit op mij precies denzelfden invloed als de kippenmarkt, waar men biedt en afdingt en dat is iets, wat wij naar mijn meening niet moeten hebben. De oorzaak van deze mishandeling van het Georgani seerd Overleg is gelegen bij Burgemeester en Wethou ders en bij niemand anders. De heer Westra: Ik heb het vorig jaar mij veroorloofd om het college eenigszins te verwijten, dat het m. i. te veel had gereageerd op den toen ietwat scherpen toon, die uit het Sectieverslag van dat jaar tegenklonk. Nu is het mij ditmaal des te aangenamer dat is althans mijn persoonlijke ondervinding dat verschillende opmerkingen, door mij in de sectie gemaakt, voor het groote meerendeel zijn beantwoord op een zeer tege moetkomende en meegaande wijze. Dat stemt mij van zelf zeer prettig, maar dat neemt niet weg, dat het mij niet mogelijk zal zijn om zonder meer de algemeene beschouwingen te laten passeeren. Ik zal mij graag houden aan hetgeen de Voorzitter heeft gezegd, door de vragen, welke voldoende zijn beantwoord, te laten rusten, maar ik heb toch aanleiding om enkele opmer kingen te verduidelijken en om ten aanzien van enkele

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1928 | | pagina 5