262 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928.
maar het is misschien moeilijk om van de menschen,
die tot nog toe geen schoolgeld hebben betaald, dat
eensklaps te vragen eventueel meer te laten betalen,
dan zou toch anderzijds een lagere heffing voor de
hoogere inkomens mogelijk zijn, zonder dat dit een
groot offer van de gemeentefinanciën eischt.
Ik zal vooralsnog geen voorstel doen, maar laat de
uitwerking dezer gedachte gaarne over aan het beleid
van Burgemeester en Wethouders.
Ik heb thans nog een enkele opmerking te maken
naar aanleiding van een vraag in de secties, die niet
door mij is gesteld, maar die door een ander is gesteld
en waarop ook een antwoord door Burgemeester en
Wethouders is gegeven; het is de vraag of de opmerking
over de commissie voor het Openbaar Slachthuis. Ik
heb die zaak het vorig jaar in den Raad aanhangig
gemaakt en nu ik in een Raadsvergadering van onlangs
eigenlijk begrepen had uit een toezegging van de zijde
van Burgemeester en Wethouders, dat de Raad eerlang
de instelling van een dergelijke commissie van bijstand
zou kunnen verwachten, verwondert het mij zeer, hier
te moeten vernemen
,,()ok na hernieuwde overweging van deze aange
legenheid, blijft ons college in meerderheid van mee
ning, dat voorshands het instellen van een Commissie
van bijstand voor het Openbaar Slachthuis want
daarop doelt de opmerking vermoedelijk niet
noodig is."
Als hier nu nog stond dat het ongewenschwas, dan zou
ik mij kunnen voorstellen, dat Burgemeester en Wet
houders aan den wensch van den Raad niet tegemoet
komen, maar waar de meerderheid van Burgemeester
en Wethouders nog wel de kleinst mogelijke meerder
heid is want de grootst mogelijke minderheid heeft
indertijd voor mijn motie gestemd en waar de Raad
het zeer gewenscht acht, kan die kleinst mogelijke
meerderheid van Burgemeester en Wethouders het daar
niet over haar hart krijgen, om dat kleine bezwaar op
zij te zetten en tegemoet te komen aan den wensch van
den Raad? Ik heb met zooveel pleizier de beantwoor
ding van de verschillende vragen gezien, maar ik had
graag gewild, dat dit niet in de Memorie van Antwoord
had gestaan. Het spijt mij, deze mentaliteit nog te ont
dekken bij Burgemeester en Wethouders en ik hoop,
dat zij alsnog zullen willen inzien, dat met een zoo
kleine inschikkelijkheid hunnerzijds over dat bezwaar
kan worden heengestapt.
Ik heb nog wel enkele opmerkingen, maar die zal ik
liever toch maken bij de behandeling der begrooting
van de Gemeentereiniging.
De heer Peletier: Voordat ik een enkel punt in be
spreking breng, waartoe de begrooting mij aanleiding
geeft, wil ik toch even een oogenblik teruggaan naar de
belangrijke rede, welke de heer Visser zooeven heeft
gehouden. Ik wil even de aandacht vestigen op het punt,
waarbij de heer Visser een aanval doet op den Vrij
heidsbond, waarbij hij den Vrijheidsbond het verwijt
doet van een voortgezet misdrijf zoo zal ik het maar
noemen doordat de Vrijheidsbond er steeds op uit
zou zijn om te zorgen, dat geen twee leden van sociaai-
democratischen kant in het college komen te zitten. De
heer Visser is in die veronderstelling geheel onjuist.
Over wat vroeger is gebeurd, wil ik niet spreken; het
gaat alleen over de kwestie, wat is geschied bij de
laatste wethoudersverkiezing. Ik wil er op attent maken
dat de heer Visser de feiten zeer stellig geheel anders
heeft voorgesteld dan ze zijn, omdat, toen de Vrijheids- j
bond bericht kreeg van de fractie van de S. D. A. P. of
zij met de Vrijheidsbondsche fractie tot medewerking
kon komen bij de verkiezing van de wethouders op de
basis, dat twee leden van de S. D. A. P. zitting zouden
nemen in het college, wij dat niet hebben afgewezen,
maar hebben gezegd vóórdat wij verdere onderhan
delingen aanknoopen, moeten wij weten, op welk pro
gram wij in zee gaan. Daarop komt het neer en daarom
wil ik er de aandacht op vestigen, omdat naar onze
meening juist deze omstandigheid, dat er geen program
en geen richtlijnen zijn vastgesteld, oorzaak is, dat het
bestuur van deze gemeente gedurende deze 4-jarige
periode dood is en dat dit de aanleiding is tot zooveel
tekortkomingen van dit college.
Nu wil ik enkele punten behandelen, waartoe de be
grooting mij aanleiding geeft.
Wanneer ik de categorische volgorde van de behan
delde punten in de Memorie van Antwoord volg, moet
ik eerst even stilstaan bij wat het college voorstelt om
trent den gasprijs. Ik zou dit ook bij de betrekkelijke
begrooting kunnen doen, maar ik meen dat hier bij de
algemeene beschouwingen ook gevoeglijk te kunnen
doen, omdat het hier geldt mede een kwestie van finan
cieel beleid.
Ik wil dan beginnen met op te merken, dat ik niet kan
voelen voor het voorstel tot verlaging van den gasprijs,
niet omdat ik zou meenen dat dit in verband met de
huidige uitkomsten van het bedrijf niet mogelijk zou zijn
dat gaat zoowat, als men een nauwkeurige bereke
ning maakt, geloof ik wel, dat men veilig uitgaat, wan
neer men den prijs van het gas met 1 cent per M3. ver
laagt maar omdat het geheel onnoodig is. Het zou
noodig kunnen zijn, indien de prijs van het gas hier be
trekkelijk zeer hoog was en het zou noodig kunnen zijn,
omdat wij zwommen in het geld, maar die beide motie
ven kunnen hier geen dienst doen. In de eerste plaats
is de prijs van het gas hier reeds laag; in verschillende
plaatsen van ongeveer dezelfde grootte als Leeuwarden
is die prijs belangrijk hooger in Groningen is hij 11
cent, in Zwolle 11 cent, in Assen 10 cent, in Deventer
11 cent, in Zutfen 11 cent, enz. Dat zijn alle plaatsen,
gemiddeld in grootte overeenkomende met Leeuwarden.
Ook uit hoofde van het andere argument is het niet
noodig kunnen wij het geld zoo goed derven in de
gemeentekas Indien wij hier hadden een belasting,
ver beneden het gemiddelde peil, dan zou ik zeggen
„ja", dan zou ik, die wel eens opkom voor midden-
standsbelangen, er zeer voor zijn. Er is bij een vorige
gelegenheid al eens opgemerkt, als ik een lans brak
voor een hoogeren prijs, zooals verleden jaar voor de
electriciteit, dat dit zou zijn tegen het belang van den
middenstand. Aan die leden, die dat misschien wéér
zouden willen opmerken en aan hen, die het reeds heb
ben opgemerkt, zou ik echter willen zeggen: ik denk,
dat ik beter over de belangen van den middenstand kan
oordeelen dan de andere leden, ik vervul toch reeds
jaren lang een rol in de behartiging der belangen van
den middenstand. Deze stand heeft er veel meer belang
bij, dat Leeuwarden als woonstad aantrekkelijk wordt
gemaakt door het zoo laag mogelijk houden der belas
tingen, dan dat de gasprijs met een enkele cent wordt
wordt verlaagd.
Maar er komt meer bij. Als wij konden staat maken
op den tegenwoordigen inkoopsprijs van de kolen en
wij dus den gasprijs, die daarmee onmiddellijk in ver
band staat, stabiel konden maken, indien het zeker was
dat wij deze, iaat in jaar uit, konden baseeren op den
zelfden kolenprijs, zou ik ook nog in deze verlaging
meegaan. Maar dat is niet het geval. De kolenprijzen
zijn op het oogenblik van dien aard, dat wij ons eigen
lijk bevinden op een wipplank. De kolenprijs, dien Leeu
worden betaalt, is momenteel lager dan die in Essen,
midden in het kolendistrict en dat is ook het geval ten
opzichte van den prijs in Engeland, midden in het mijn-
district. Er is een zeer onzuivere toestand in verband
met het feit, dat de kolenproduceerende landen een
overproductie hebben. Deze slaat over op de mijnar
beiders, waardoor de kans op staking zeer groot is. Het
gevolg is dan ook dat de verschillende landen elkaar
op dit gebied zoeken; de heeren uit Duitschalnd gaan
naar Engeland en zij vinden elkaar ook wel voor een
regeling. Ons land profiteert dus thans nog van het feit,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. 263
dat het ligt tusschen twee groote produceerende landen,
maar de productie behoeft maar even naar beneden te
gaan, als wij maar even wachten tot de belangenge
meenschap tusschen beide landen is tot stand gekomen
en dat zal niet zoo lang meer duren dan zal Leeu
warden voor zijn kolen op den duur wellicht 4.a
5.per ton meer moeten betalen. Het feit van de
mogelijkheid tot het verkrijgen van die belangenge- j
nieenschap bestaat en dus is er zeer zeker aanleiding
te spreken van een niet stabielen kolenprijs.
Nu heeft de heer Westra gezegd, dat met verlaging
van den gasprijs met 1 cent een bedrag van 60.000.
gemoeid is. Als wij nu die 60.000.omzetten in den
kolenprijs, dan blijkt wel dat, als de kolenprijs maar
even aantrekt, de zaak heel gauw zoo is, dat wij met
verlies zullen werken. Als wij zien dat men in verschil
lende plaatsen van ongeveer gelijke grootte als Leeu
warden gemiddeld een prijs van 11 cent vraagt voor
het gas en wij zouden dien prijs stelen op 7 cent, dan
maakt dat voor Leeuwarden, als wij 1 cent verlaging
stellen op een lagere ontvangst van 60.000.een
verschil van ruim 2 ton. Nu zal de wethouder mij wel
toevoegen wij hebben nog een reservefonds
De heer O. F. de Vries (wethouder); Die plaatsen als
Hilversum en Groningen hebben ook denzelfden kolen
prijs als Leeuwarden.
De heer Peletier; Juist, maar in Groningen, waar men
nog goedkooper produceert, is men zeer terecht van
meening, dat men niet tegen den kostprijs moet leveren,
maar dat men, als er iets gebeurt, iets in reserve moet
hebben. Daarom wil ik er op wijzen, dat men in meer
dere andere plaatsen, zooals ook in Zwolle, waar men
ook een goedkoopere productie heeft, zoo verstandig is,
om een zekere reserve in den prijs te houden.
Maar als inderdaad het college van inzicht was, dat
de gemeente te veel voordeel trekt uit de Gasfabriek,
zou ik daarin wellicht nog mee kunnen gaan. Doch dan
zou ik nochtans willen voorstellen om hetgeen in het
bedrijf over is, te brengen ten voordeele van de gasver-
bruikers voor de industrie. Wel is in de laatste jaren
een regeling getroffen, waardoor de industrie iets goed
kooper wordt bediend, maar wanneer wij een parallel
trekken tusschen den prijs van stroom voor de industrie
en den prijs van gas voor de industrie, komen wij tot
zulke verhoudingen, dat de prijs van gas voor indus-
triëele doeleinden zeker niet laag kan worden genoemd.
Als wij aannemen dat het gewone gas straks 7 cent zal
kosten en dat voor de industrie op zijn laagst 5Y2 cent,
dan staan die prijzen niet in de juiste verhouding tot
de levering van electrischen stroom aan particulieren
voor 25 cent en aan de industrie voor 5 cent gemiddeld
De heer Westra: Buiten spertijd
De heer Peletier Ja, dat staat in verband met de
productiemethode, maar datzelfde geldt voor de Gas
fabriek; ook aan de Gasfabriek kosten de laatste M
zoo goed als niets.
Op al die gronden zal ik zoo vrij zijn bij de behan
deling van het betrokken punt bij de begrooting tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders te stem
men en ik geef ook den Raad wel in overweging om op
de door mij genoemde gronden te zijn tegen gasprijs-
verlaging.
Het volgende punt dat ik zou willen bespreken, ook
in de volgorde, waarin de punten zijn aangebracht in
de Memorie van Antwoord, is eigenlijk dat ik nog eens
deze vraag wil stellen, die ik ook in de sectie heb ter
sprake gebracht ten aanzien van het stratenplan, of ik
wel mocht aannemen, dat de verschillende onderdeden
van dat plan, die vatbaar zijn voor uitvoering, zooals
asphalteering van de Nieuwestad, enz., eerst nog bij
den Raad terug zullen komen. Ik heb daarop in de sectie
een bevestigend antwoord gekregen, maar ik vind het
goed daarop hier in openbare vergadering nog eens de
aandacht te vestigen, opdat het in de notulen zal wor
den vastgelegd
De heer Fransen (wethouder); Vertrouwt U het niet?
De heer Peletier: Dat is geen kwestie van vertrouwen.
Dan wil ik herinnering brengen, dat ik in de sectie
heb gesproken over een eventueele oprichting van een
overdekte zwem- en badinrichting. Het antwoord, dat
ik daarop in de Memorie van Antwoord heb gekregen,
is mij niet voldoende. Ik heb daaruit geleerd, wat mij
ook reeds was meegedeeld in de sectie, dat er altijd nog
ergens in een van de laden van de secretarie een motie
rust, die nog steeds op uitvoering wacht. Omdat het al
4 jaar en langer is geleden, dat die motie is ingediend,
komt het mij voor dat Burgemeester en Wethouders er
bij gebaat zullen zijn, als ik thans voorstel die zaak in
handen te stellen van een Raadscommissie, die zal heb
ben te onderzoeken de wenschelijkheid en de bestaans
mogelijkheid van een overdekte bad- en zweminrichting
en die met nadere voorstellen daaromtrent kan komen.
Ik wil er de aandacht op vestigen, dat de toepassing
van de zwemsport hand over hand toeneemt en dat is
naar mijn meening wel van dien aard, dat ik het niet
geheel onmogelijk acht, dat een dergelijke inrichting,
wanneer zij goed wordt opgezet niet te royaal en
te luxueus, maar wel degelijk zichzelf financiëel zal
kunnen bedruipen.
Ik geloof dus, dat wij niet zoo bevreesd behoeven te
zijn, dat het de gemeente veel geld zal kosten, maar ik
vind het volksbelang bij het hebben van een overdekte
zweminrichting, zoodat men het geheele jaar door de
zwemsport kan beoefenen, zoo groot, dat ik daaraan
wel een offer zou willen brengen uit de gemeentekas.
Ook elders ziet men op dit gebied vooruitgang en
dan blijkt dat plaatsen, die heusch niet aan Leeuwarden
toe komen wat betreft zielenaantal of financiëele kracht,
nog zoover boven Leeuwarden staan, waar het betreft
het hebben van een dergelijke inrichting. Er wordt van
zekere zijde beweerd, dat het zwemonderricht in de
toekomst verplicht zal zijn op de scholen en ik vind
dan ook, waar ook dat idee den laatsten tijd meer in
gang vindt, dat de zwemsport hoe langer hoe meer toe
passing zal vinden. Ik ben van meening, dat Leeuwarden
in dit opzicht niet langer meer bij andere plaatsen
achter mag staan en ik wil daartoe graag een poging
doen, door de indiening van een voorstel, clat. naar ik
hoop, de Raad zal steunen. Ik wil dan voorstellen een
Raadscommissie in te stellen, die een voorloopig crediet
van den Raad krijgt van 1000.—, ten einde alles te
doen wat noodig is, om de vcreischte gegevens te ver
zamelen.
Nog een kleine opmerking ten aanzien van het vol
gende. Hoe komt het met de pluimveemarkt, die nog
steeds niet goed is ondergebracht en waaromtrent m. i.
zeer terecht is opgemerkt, dat de tegenwoordige toe
stand onhoudbaar is. Ik zou nu deze vraag willen doen.
Wij hebben nu aan de veemarkt een grooten uitbouw
gekregen, waarvan een gedeelte reeds in gebruik is ge
nomen; zou het nu straks niet mogelijk zijn om daarvan
een gedeelte vrij te maken voor de pluimveemarkt
Deze zou daarmee dan juist op de plaats zijn, waar zij
moet wezen. Mij dunkt dat het besluit omtrent de vee
markt destijds zoo is genomen, dat de voorgenomen uit
breiding 20 jaren en langer dienst zou kunnen doen,
zoodat het dus alleszins voor de hand ligt dat, als de
uitbreiding straks gereed is en misschien nu reeds -
een gedeelte zal kunnen worden ingeruimd voor de
pluimveemarkt.
Ten slotte nog een kleine opmerking. Het is geen
verwijt aan de Rapporteurs, die daarvan in het rapport
geen melding hebben gemaakt, maar ik heb in mijn
sectie met een paar woorden een kwestie aangeroerd,