264 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. die ik hier ook nog met een enkel woord wil noemen; ik heb er de aandacht op gevestigd, dat nog altijd bij het college ligt een verzoek van de Kamer van Koop handel en Fabrieken ten aanzien van de verkeerskwestie en dat bij de behandeling van de vorige begrooting is medegedeeld, dat het college daar het loopende jaar op terug zou komen. Ik heb dat nochtans niet kunnen bemerken. Wordt er nu aan die zaak nog verder ge werkt Ik zou heel graag van den kant van Burge meester en Wethouders vernemen, hoe ver die zaak is gevorderd. Ik weet wel dat het niet een gemakkelijke zaak is en ik weet ook wel dat in het college de mee ningen daaromtrent zeer verdeeld zijn, maar ik ben toch van meening, dat dit geen aanleiding mag zijn om die zaak te laten rusten. Naar welken kant het dan ook mag uitvallen, het komt mij toch voor dat die zaak moet worden afgehandeld en ik zou daarom nog graag een antwoord op deze vraag ontvangen. De heer J. de Boer: Ik neb in de sectievergadering de aandacht gevestigd op het kanaal HarlingenLeeu warden. In de Tweede Kamer is de verbetering van den vaarweg GroningenLemmer of Groningen—Stavoren over de richting is men het nog niet eens reeds ter sprake gebracht en ook is bekend, dat in Groningen maatregelen zijn getroffen om daaraan een begin van uitvoering te geven in Groningen zijn ten opzichte daarvan besluiten genomen en het bleek uit de avond bladen van gister, dat ook daar de zaak door de pro vincie aan de orde is gesteld. Die vaarwatergeschiedenis is daardoor heel wat actueeler geworden en dat neemt nog voortdurend toe; het komt mij daarom voor dat ook in deze provincie, voor welke die zaak toch van het grootste belang is, wat meer activiteit dient te worden betoond. Nu is dit wel een zaak, die meerendeels de provincie en het Rijk aangaat, maar omdat Leeuwarden er zoo veel belang bij heeft, vooral bij het vaarwater Leeuwar denHarlingen, waarvan verbetering dringend nood zakelijk is, ben ik van meening dat het zijn nut kan heb ben, dat het gemeentebestuur zich in verbinding zou stellen met het provinciaal bestuur en zoo noodig met hoogere autoriteiten. Ten aanzien van dergelijke aan gelegenheden bestaat er in Groningen een vlotte samen werking tusschen provinciaal bestuur en gemeente bestuur. Het komt mij voor, nu daar reeds een begin van uitvoering wordt gemaakt, dat de tijd gekomen is, dat ook de vaarweg naar de Friesche havenplaats ver beterd wordt. Door het krachtig bevorderen daarvan zouden nieuwe perspectieven geopend worden, vooral voor Leeuwarden. Ik zou daarom het college van Bur gemeester en Wethouders willen verzoeken deze zaak in ernstige overweging te willen nemen en te zijner tijd daarvan aan den Raad mededeeling te willen doen. Verder heb ik in de sectie gewezen op den onhoud- baren toestand bij de pluimveemarkt. De heer Peletier heeft dat al naar voren gebracht, maar ook naar mijn meening dient er in dien toestand verbetering te worden gebracht, want die is zoo onhoudbaar. Ik heb er tevens op gewezen of het niet mogelijk zou zijn om althans een deel van die markt te overdekken; op het oogenblik heeft handel en afrekening, en alles wat daarmee verder in verband staat, in de open lucht plaats en heeft men, vooral in den winter, daar veel van de weersgesteldheid te lijden. Het lijkt mij toch toe dat dit anders en beter moet worden en ik zou ook die zaak gaarne in de be langstelling van het college willen aanbevelen. Te 12.30 uur namiddags wordt de vergadering geschorst. Te 1.30 uur namiddags wordt de vergadering heropend. De Voorzitter vraagt, om eenigszins een overzicht te hebben, welke leden van den Raad in eerste instantie nog het woord wenschen te voeren. Men is aan deze opgave niet gebonden, maar men heeft dan beter een overzicht van alles. De heeren Westerhuis en Feitsma, mevrouw Buis manBlok Wijbrandi en de heeren Van der Veen, M. Molenaar, Vromen, Dijkstra, Westra en Muller geven zich nu voorloopig op. De heer Westerhuis Mijnheer de VoorzitterDe fractie van den Vrijzinnig-Democratischen Bond zou waarschijnlijk weinig aanleiding gevonden hebben om bij de Algemeene Beschouwingen het woord te voeren, ware het niet dat een enkele spreker ons noopte ook een enkel woord in het midden te brengen. De heer Oosterhoff namelijk is nog eens terugge komen op de samenstelling van het college van Burge meester en Wethouders, waarbij hij repte van de partij, die evenredige vertegenwoordiging voorstaande, toch medegewerkt heeft tot de samenstelling van het college, zooals het nu is. De heer Oosterhoff meende, dat wij, hoewel voorstanders van evenredige vertegenwoordi ging omdat wij toen medewerkten aan de totstand koming van dit college dat standpunt hebben ver laten. Het kon evenwel niet anders zijn en als ik dat weer ga verdedigen, verval ik in herhaling van wat ik het vorig jaar bij de behandeling der begrooting heb gezegd hoe wij ons dat college ook denken, wij krijgen toch nooit een verkleinde, volledig fotogra- phische afbeelding van den Raad in het college, want er zijn meer politieke partijen dan zetels en het is dus niet denkbaar, dat iederij partij er in vertegenwoordigd is. Hoe moet het dan als er één partij is, die meer clan 2 X 200 sterk is als elke andere? Ook om deze reden kan het niet zuiver evenredige vertegenwoordiging zijn. Wij hebben ons, als leden der vrijzinnig-democratische fractie, dus laten leiden door de bekende gedachte, die reeds eerder hier uitgesproken is en welke gedachte ik nu herhalen zal: de vrijzinnig-democratische fractie was van oordeel, dat de meerderheid in het college zou moeten behooren tot de partijen, die zij beschouwde als te zijn democratisch, en wij meenden dat wij daarvan alleen de zekerheid hadden, wanneer wij medewerkten tot de samenstelling, zooals die thans is. Dat dit college niet homogeen is, spreekt vanzelf. Ik zou mij niet kunnen voorstellen hoe een samenstelling naar evenredige vertegenwoordiging moet zijn, zóó, dat toch homogeniteit was gewaarborgd. Bovendien er is wel een program op te stellen in groote lijnen, maar om vast te leggen aan het begin van een 4-jarige periode alles, wat door die partijen zal worden tot stand gebracht, lijkt mij volslagen onmogelijk. Toen wij het college samenstelden, wisten wij, wat wij aan eikaar hadden; wij kenden elkanders beginselen, wij hadden een werkprogram en daarin lag m. i. voldoende waar borg voor een samenwerking, zooals die bij het tegen woordige college is. In de tweede plaats wensch ik eenige woorden in het j _i j i in Alsdan zijn weder aanwezig alle leden. -tl- III I midden te brengen over de door den heer Westra het geding gebrachte herziening van de salarissen der werklieden in dienst van de gemeente. In de voorlaatsre Raadsvergadering heb ik gezegd, dat wij meenen vol komen vrij te staan tegenover de herzieningsvoorstellen en dat zal ik nu nog eens herhalen. De fractie van de vrijzinnig-democraten voelt zich volkomen vrij en zal de voorstellen met belangstelling afwachten. Elk voor stel zal in het Georganiseerd Overleg worden beoor deeld en dan zullen wij de voorstellen beoordeelen naar hun verdienste en verwerpen, wanneer wat wordt toe bedeeld niet billijk is, en aannemen als het billijk is. Wat betreft de beantwoording in de Memorie van Antwoord naar aanleiding van de vraag in het Sectie rapport Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. 265 „Een lid was van meening, dat ten aanzien van dezen post door Burgemeester en Wethouders op minder gewenschte wijze opgetreden was," antwoorden Burgemeester en Wethouders „De strekking van deze opmerking ontgaat ons." Ik heb deze vraag in de sectie gedaan hoeveel mag worden gevraagd als bijdrage in de verplegingskosten van families, die niet in staat zijn de geheele kosten te betalen, maar wel een deel? Ik heb dat dus in de sectie ter sprake gebracht en spreek er nu hier al over, om deze reden. Ik ben nog groen in den Raad, maar ik herinner mij de begrootingsbehandeiing van verleden jaar, waarbij ik opmerkte, dat het in bespre king brengen van een onderwerp wat lastig is bij de inkomsten, omdat de inkomsten later besproken worden dan de uitgaven en wanneer het aan de bespreking der inkomsten toe is, loopt de vergadering op haar eind en ontbreekt de tijd voor rustige behandeling. Om zeker heid te hebben dat dit belangrijke punt tot zijn recht kwam, heb ik het woord gevraagd bij dezen post der uitgaven, die er verband mee houdt. Ik wil hier nu her halen wat ik in de sectie heb gezegd: het college van Burgemeester en Wethouders is wat schriel tegenover die groep van menschen. Het gaat hierom: Er is onder de menschen, die ver pleegd worden, een heele groote groep, die niet in staat is de hooge kosten, verbonden aan de verpleging, te betalen. De verpleging van armlastigen vordert hier 90.000.is 2.per inwoner. Ook in andere ge meenten, zooals o. a. in Rotterdam, zijn die kosten zoo hoog. Naast die bovengenoemde groep bestaat er een groep, die, wanneer zij geesteszieken hebben, deze op eigen kosten verplegen, maar daartusschen is een groep die een deel van de kosten wel, maar die het volle pond niet kunnen betalen. Welnu, die menschen zijn, of schoon niet gewend om ondersteuning te vragen, tot hun spijt nu gedwongen om steun te vragen bij de ge meente. Ik heb nu gemerkt, dat het dien menschen niet gemakkelijk wordt gemaakt, ja, zelfs moeilijk. Ik heb de ervaring opgedaan, dat op beleefde brieven geen antwoord kwam of antwoord met onvriendelijke dreige menten en ten slotte werd de sterke arm van den deur waarder opgeroepen om te dwingen tot betaling van bedragen, waartoe de menschen niet in staat waren. Ook is gebleken dat de gemeente niet juist aansloeg, want ten slotte werd met l/3 van het gevorderde ge noegen genomen. Er is dus reden om te meenen, dat dit niet de gewenschte houding is en vooral door het feit, dat Burgemeester en Wethouders tevreden waren met V3, is het bewijs geleverd, dat in dezen niet de juiste weg is bewandeld. Wanneer men zich even indenkt het groote leed dat over dergelijke families is gekomen, zal men een dergelijke schrielheid van de gemeente veroor- deelen. Wanneer wij er trots op zijn, dat wij er naar streven om onze ambtenaren behoorlijk te saiariëeren en ook onze werklieden behoorlijke loonen zullen ver dienen, wanneer de gemeente als werkgeefster een goed figuur wil slaan, dan moet ze ook een goed figuur slaan tegenover eigen burgers, die in moeilijke omstandig heden verkeeren. Optreden met zulke onvriendelijkheden geeft geen pas en in geen geval moest het gemeente bestuur zoo onhebbelijk zijn om direct maar zulke men schen den deurwaarder op het dak te sturen. Een der gelijke houding is onjuist en misplaatst. Wanneer ik geen bevredigend antwoord ontvang, zie ik mij genood zaakt, ofschoon ik heel goed begrijp dat deze post een zuivere stelpost is, voor te stellen dezen post met eenige guldens te verlagen, om een dergelijke schriele handel wijze door den Raad te laten veroordeelen. Bij een nader onderzoek der cijfers komt het mij voor dat genoemd batig saldo van pl.m. 250.000.de I post is waaruit de verlaging van het heffingspercentage en de meerdere uitgaven zijn bestreden. Overwegende dat te voorzien is, dat volgende jaren een aanvangspost van dezen omvang zal gemist althans voor 1931 zal gedaald zijn dat het daarom niet gewenscht is dezen post in zijn geheel te bestem men voor belastingverlaging en jaarliijksche uitgaven dat een schommeling in het heffingspercentage dient vermeden, zal ik hierover gaarne een nadere verklaring ontvangen van Burgemeester en Wethouders of zij in staat zullen zijn ik zeg dit ook met het oog op aan te gane leeningen, b.v. voor scholenbouw met de hieruit voortvloeiende renten en aflossingen het voorge stelde percentage ook in de toekomst te zullen kunnen handhaven. Mevrouw BuismanBlok WijbrandiMijnheer de VoorzitterIk schijn mij in de sectievergadering ondui delijk te hebben uitgedrukt, tenminste, omtrent de door mij aangevoerde kwestie heb ik niets kunnen vinden in het Sectierapport. Ik heb in de sectie gesproken over het verzoek, dat dezen zomer gedaan is aan het college van Burgemeester en Wethouders door eenige expor teurs van kaas, ten einde eenige verandering te krijgen in de sluiting der bruggen. De adressanten verzochten om de Prins Hendrikbrug van 5.50 tot 6 uur des na middags voor de scheepvaart te sluiten. Burgemeester en Wethouders antwoordden daarop, dat zij er niet aan kunnen medewerken. Omdat ik van oordeel ben, dat een algemeen belang er mede gemoeid is, zal ik hieraan eenige aandacht besteden. De heer Feitsma: In de Memorie van Antwoord lees ik „De in uitzicht gestelde verlaging van het heffings percentage houdt uiteraard ook verband met het batig saldo van het jaar 1927." De VoorzitterIs dit wel in de sectie besproken, mevrouw Mevrouw Buisman-Blok WijbrandiZeker De Voorzitter: Ik lees er niets van. De heer Visser: Ik heb de kwestie wel ter sprake ge bracht bij de Commissie van Rapporteurs, dat weet ik absoluut zeker. Mevrouw BuismanBlok WijbrandiHet gaat dus alleen om de sluiting van de Prins Hendrikbrug. Bur gemeester en Wethouders motiveeren hun antwoord aldus „Overwegende, dat deze brug o. a. van 4 uur tot 4.42 uur, van 5.25 tot 5.45 en van 6.11 tot 6.37 uur namiddags voor de scheepvaart is gesloten en dat uitbreiding van de sluiting met het tijdvak van 5.50 tot 6 uur namiddags in het belang van de scheep vaart niet toelaatbaar wordt geacht besluiten adressanten mede te deelen, dat hun verzoek niet kan worden ingewilligd." De moeilijkheid voor de exporteurs is gelegen in het feit, dat na zes uur geen goederen meer worden aan genomen aan het station, de wagens moeten dan blijven staan tot den anderen dag, waardoor dikwijls weke- liikschc en veertiendaagsche verbindingen worden ge mist. De Secretaris van de Kamer van Koophandel en Fabrieken heeft gezegd, dat ze den geheelen dag wei konden vervoeren, maar vaak komen er om half zes nog orders binnen, die denzelfden dag nog moeten worden uitgevoerd, wat dan dikwijls niet meer mogelijk is door het voor de scheepvaart openstellen van de Prins Hen- driksbrug van 5.50 tot 6 uur, de 10 minuten waar het op die dagen juist op aankomt. Die 10 minuten zijn niet van zoo groot belang voor de scheepvaart en wel voor de exporteurs. Over deze kwestie zou ik nog graag een antwoord willen hebben. Verder wensch ik nog even te spreken over het ant woord van Burgemeester en Wethouders betreffende de vraag, door mij in de sectie gedaan over de wensche-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1928 | | pagina 9