48 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Maart 1929. -4* Indien dus een van de leden van den Raad niet een van de principieele drankbestrijders in de Klanderij in een zaal apart een danspartij geeft, dan mag hij zijn gasten in die zaal geen glaasje bier schenken. Dat is verboden. Dat is het gevolg van wat men hier vraagt. Hetzelfde geval hebben we hier op het oogenblik met het tapverbod; dit omvat alle localiteiten, die voor het publiek toegankelijk zijn en de jurisprudentie over deze uitdrukking heeft uitgemaakt dat, ook al is een localiteit op een bepaald oogenblik niet voor het publiek toegan kelijk, maar deze staat bekend als wèl voor het publiek toegankelijk zijnde, dan blijft daarop toch het stempel rusten van een voor het publiek toegankelijke localiteit. Wanneer dus een aparte zaal van Phoenix, Doelen, Klanderij of Amicitia door iemand wordt afgehuurd, dan mag daar toch op Zaterdagavond geen sterke drank worden geschonken. Dat is niet de bedoeling geweest van hen, die het tapverbod wenschten, maar ik zal het toch zoo handhaven; ik heb eerst geaarzeld om dat te doen, maar ik meen toch dat dit het beste is. Anders moet men zoo'n tapverbod maar niet maken. Wanneer men dus een zaal afhuurt van Amicitia, Doelen, Phoenix of Klanderij en men zendt b.v. invitaties rond aan een 16-tal personen voor het houden van een danspartij, dan zal daar, welken dag ook, als men aan neemt wat hier wordt gevraagd, zelfs geen glas bier mogen worden geschonken. Het gaat m. i. niet op om zooveel beperking op te leggen. Als een dergelijk verbod voor deze gemeente noodig was, dan zou ik zeggen, het moet er komen, dan moeten de anderen er maar onder lijden, maar ik voor mij heb van het tapverbod de noodzakelijkheid niet ingezien en ik zie van dit ver bod de noodzakelijkheid nog veel minder in. Ik meen dat wij onzen inwoners een dergelijke vrijheidsbeper king onder het motief, dat het in het algemeen belang gaat, niet mogen opleggen en ik adviseer dan ook het praeadvies van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. De heer Dijkstra: Ik heb met belangstelling Uw be strijding gehoord en ik zal daar nog enkele dingen tegen aanvoeren. In de eerste plaats haalt U er bij het tap verbod en of degenen, die dat voorstelden, wel de draagwijdte van die verordening hebben gezien. Nu kan ik wel zeggen dat ik de groote waarde daarvan wel voor de volle 100 heb overzien, maar daar zal ik mij niet aan wagen. Als echter de gevolgen niet bedenke lijker zijn, dan dat er een bruiloft of een andere partij drankvrij wordt gehouden, dan wil ik die gevolgen wel dragen. Wanneer U zich precies moet houden aan het tapverbod, dan geloof ik niet, dat wij daar zooveel be rouw van zullen hebben en wanneer ook dat nog vastzit aan de uitwerking van het tapverbod, dan vind ik ook dat nog niet zoo vreeselijk. De vrijheidsbeperking is een oud argument. Te veel vrijheid lijdt echter tot losbandigheid, men moet met het hanteeren daarvan voorzichtig zijn. Maar als er duizenden zijn en die zijn er die overtuigd zijn van de funeste gevolgen van den alcohol De heer IJ. de Vries en van het dansen De heer Dijkstra: en van het dansen die zijn er ook, maar vooral onder de omstandigheden, waar over ik spreek, n.l. bij gebruik van alcohol moeten dan die duizenden ouders, die dank zij den strijd van de vakbeweging en de blauwe beweging en de christe lijke organisaties er van overtuigd zijn. dat hun kinderen met den alcohol in zijn verschillende vormen geen ken nis moeten maken, dan maar dulden dat ieder deel zijn vrijheid opeischt? Men kan twee soorten van vrijheids bepalingen maken, maar ik heb mijn kinderen liever in een drankvrije maatschappij dan in een niet-drankvrije maatschappij. Als men daarop verder wil ingaan, ben ik daar niet bevreesd voor; dan moeten wij hier maar een uitvoerig debat hebben over het alcoholisme. Men moet echter de zaak niet grooter maken dan die is. Wat is de be doeling van het Comité? Bij de localiteiten, waar gele genheid wordt gegeven tot dansen, zijn er toch ook wel, waar wel wat op valt aan te merken. Ik wil ze hier in openbare zitting niet bij name noemen, omdat ik niet graag persoonlijk wil worden en bovendien moet men bij zooiets ook met bewijzen kunnen komen; er zijn ge noeg van die dingen, waarbij men de heilige overtuiging van iets heeft, zonder dat men dit met feiten kan aan- toonen. Maar de bedoeling van het Comité is dat, als men dat vermaak wil beoefenen, dan de verleiding voor het gebruik van alcohol niet bestaat. Ik herhaal nogmaals, het was bij de bestrijding van het tapverbod door ,,Horecaf" ook zoo, dat men be toogde, dat men veel liever wat anders verkocht dan sterken drank en dat het verbruik daarvan niet zoo groot was. Maar wat een verzet dan om dat beetje, dat dan zou worden verkocht. Ik geloof er niets van dat het verbruik die geringe afmetingen heeft, maar dat men een veel grooter alcoholverbruik heeft. De Burgemeester zegt, dat de cijfers van Amsterdam hier niet moeten worden aangehaald, maar het hoof delijk verbruik is in Leeuwarden ook niet zoo gering; hier word t ook nog veel te veel aan sterken drank besteed. Het is uit de belastingcijfers wel na te gaan hoeveel dat is. Om al die redenen acht ik een tapverbod in locali teiten, waar dansgelegenheid is voor jeugdige personen ik zeg dat daarom, omdat dergelijke gelegenheden niet bij voorkeur door grijsaards worden bezocht een belangrijke stap, om die jeugdige personen vrij te maken van alcohol. De heer Hooiring: Wanneer ik naar aanleiding van deze geschiedenis het woord vraag, dan is dat in hoofd zaak, omdat U mij ten opzichte van de tapverbodkwestie uit mijn tent hebt gelokt. U hebt U laten ontvallen, dat U met de voormannen uit de alcoholbeweging hebt ge sproken omtrent het verleenen van vergunning tijdens het tapverbod, U herinnert U zeer goed dat U er met mij over sprak omtrent die bewuste bruiloft, die op Zaterdag zou worden gehouden en dat ik toen heb ge zegd dat volgens de jurisprudentie van het tapverbod dat zonder bezwaren kon gebeuren. Ik heb toen ook tegen U gezegd: als U het tapverbod den nek wilt om draaien, dan moet U die vergunning weigeren. Ik be greep U heel goed, IJ snapte mijn bedoeling wel en ik begreep heel goed wat Uw bedoeling was en ik heb U dat ook onomwonden en vrijuit gezegd. Nu U daar zelf op zinspeelt, heb ik dat ook willen zeggen. Hoe ik denk over het tapverbod, als dit nog moest worden ingevoerd, is den Raad bekend, maar nu het er eenmaal is, heb ik gevraagd strenge handhaving of het maar heelemaal in te trekken. En zoodra straks de tegenstanders van het verbod mij kunnen aantoonen dat dit niet in het belang is van den strijd tegen den alcohol, ben ik bereid mijn medewerking aan opheffing van het verbod te ver leenen. Nu de kwestie, waar het hier over gaat. Ik wil wel zeggen dat ik eenigen tijd in twijfel heb gestaan, hoe ik tegenover het praeadvies van Burgemeester en Wet houders zou staan. Ik ben ook met meerderen uit drankbestrijderskringen van meening, dat men met het in het leven roepen van allerlei verordeningen, die ten doel hebben voor de drankbestrijders voordeelen te bereiken, niet al te royaal moet zijn. Artikel 1 van de organisatie van drankbe strijders schrijft voor, dat men het doel moet nastreven, de publieke opinie zoodanig te bewerken, dat men op den duur tot een verwezenlijking van de ideeën der diankbestrijders kan komen. Of wij hierin echter de publieke opinie achter ons zullen krijgen, meen ik wel eenigszins te moeten betwijfelen. Men moet met het in Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Maart 1929. 49 het leven roepen van verordeningen uiterst voorzichtig zijn en ik ben blij dat er ook in dat opzicht in drank bestrijderskringen niet altijd overeenstemming is, omdat ook daar verschil van meening groot nut kan hebben. In het algemeen zou ik nu dit willen zeggen. Indien van bepaalde kinderen bekend is, dat zij veel dancings en dergelijke plaatsen bezoeken, geloof ik wel. dat het van belang is dat door de menschen uit de drankbe- strijdersvereenigingen eens ernstig met de ouders wordt gesproken en dat het op den weg ligt van de drank bestrijders om de ouders van die kinderen, als deze bekend zijn, eens op te zoeken. Uit den aard der zaak kom ik wel eens laat thuis en dan overkomt het mij dikwijls dat ik nog jeugdige kin deren op straat tref, terwijl dit dan meestal gepaard gaat met het feit, dat er hier of daar een dancing leeg loopt. Ik mag dan dus veronderstellen dat ze daar van daan komen De heer IJ. de Vries: En 't zijn altijd de kinderen van dezelfde ouders. De heer Hooiring: Dat is altijd niet zeker. Als gij Uw oogen richt in Uw eigen kring, geloof ik, dat daar op dit gebied ook nog wel wat te ontdekken is; dat komt in alle kringen voor. In het algemeen gesproken geloof ik dus wel, dat er voor de drankbestrijdersvereenigingen op dien weg wel iets te doen is. Maar ook de ouders dienen zelf mee toe te zien. Het is toch bekend, als er 's avonds een van de kinderen mankeert en dan vraagt men toch: waar is die en waar is die? Of dat echter altijd gebeurt betwijfel ik en ik hoop, dat deze discussie in den Raad dit gevolg mag hebben, dat de ouders mede toezien waar hun kinderen 's avonds verblijf houden. Wij moeten niet al te royaal zijn met het in het leven roepen van verordeningen en na het lezen van het prae advies en de toezegging, die ik van U meen gehoord te hebben, dat U als hoofd van de Politie bereid is om een streng toezicht op de dancings uit te oefenen een toezegging, waarvan ik acte heb genomen ben ik, op grond daarvan, bereid, voorloopig voor dit praeadvies van Burgemeester en Wethouders te stemmen. Dat wil echter niet zeggen dat, indien de houding van het hoofd van Politie mij niet aanstaat, ik daar niet op terug kom; ik wensch mij de vrijheid voor te behouden, al is dat hier geen gewoonte, om in dat geval binnenkort met een dergelijk voorstel hier weer te komen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 15 tegen 11 stemmen aangenomen. Voor stemmen: mevrouw Van DijkSmit, de heeren Visser, Hooiring, Tiemersma, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Westerhuis, Ritmeester, M. Mo lenaar, Van der Veen, Peletier, Oosterhoff, Muller, B. Molenaar, Westra en Vromen. Tegen stemmen de heeren Lautenbach, Dijkstra, Tamminga, Botke, J. de Boer, Hofstra, H. de Boer, Feitsma, O. F. de Vries, Feddema en IJ. de Vries. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade ring door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 12