Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Maart 1929. dan moet hij voorstellen de laatste alinea van art. 12 der Bouwverordening te schrappen en hun daarmee de bevoegdheid tot het geven van ontheffing te ontnemen. Dan wordt er in het vervolg steeds niet meer dan deel bebouwd. De heer Feddema wil naar aanleiding van wat de heer Fransen zegt, dat dan ook wel intrekken. Maar hij wil er op wijzen dat hij toch ook graag praeadvies zou willen hebben, omdat hij gaarne de opinie van de ambtenaren zou willen hooren, wat tot nog toe de lijn is geweest. Spreker zou haast zeggen dat geen van de ambtenaren anders zal zeggen dan wat hij heeft gezegd. Op 't oogenblik gaat het bij spreker hier om. Hij meent dat de Voorzitter zoopas heeft gezegd: het is de vraag of er bij Van der Hoven in het algemeen belang is gehandeld. Dat vindt spreker een eigenaardige uit drukking, dan is daar toch iets gebeurd, dat volgens den Voorzitter misschien ook niet in het algemeen be lang is geweest. Dat wil dan zeggen dat er twee stroo mingen in het college van Burgemeester en Wethouders zijn geweest en dan blijkt daaruit dat de Voorzitter het ten minste niet eens is geweest met de genomen be slissing. Maar al was spreker geen architect, dan zou hij nog zeggen het kan voorkomen, als een gebouw aan twee kanten aan een straat ligt, dat de beide deelen als het ware verbonden moeten zijn en dan ligt het op den weg van Burgemeester en Wethouders om onthef fing van art. 12 der Bouwverordening te geven. De Voorzitter wil het voorstel-Peletier in stemming brengen. De heer Ritmeester (wethouder) verklaart daar tegen te zullen stemmen om deze reden, dat, als Burgemeester en Wethouders praeadvies geven, de Raad daar toch niets mee vooruit gaat. Welke beslissing de Raad daarna ook gaat nemen, Burgemeester en Wethouders blijven toch vrij om te handelen, zooals zij hebben gedaan en dus heeft praeadvies in dezen geen zin. De heer O. F. de Vries (wethouder) wil ook zijn standpunt even uiteen zetten. Ook hij zal stemmen tegen praeadvies. Als men de zaak in het algemeen wil be spreken, laat men dan de Bouwverordening zelf onder handen nemen en naar sprekers meening zal het Burge meester en Wethouders aangenaam wezen, als er een duidelijke uitspraak komt, dat er bij dit artikel een alge- meene lijn moet worden gevolgd. Spreker is persoonlijk van meening dat bij wijziging der verordening het ar tikel in dezen zin moet worden herzien, dat ten opzichte daarvan voor de wijken of straten in de binnenstad andere bepalingen moeten gelden dan er op het oogen blik in de verordening staat, maar zoo lang dit er in staat, is het voor Burgemeester en Wethouders verba zend lastig, in sommige gevallen een beslissing te nemen. Spreker zal tegen stemmen, omdat hij wel graag zou willen, als de gelegenheid er is, dat de zaak openlijk en bieed wordt besproken, maar dan in verband met de Bouwverordening en niet naar aanleiding van een spe ciaal geval. Als men een bepaling in de Bouwverorde ning heeft en een particulier meent daarbij anders te zijn behandeld dan andere, dan vindt spreker een be spreking in verband daarmee niet juist. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Peletier om het voorstel-Feddema in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadvies, wordt met 19 tegen 4 stemmen verworpen. Voor stemmen: de heeren Peletier, Feddema, IJ. de Vries en Vromen. Tegen stemmen: de heeren Westra, O. F. de Vries, mevrouw Van DijkSmit, de heeren Ritmeester, Fran sen, H. de Boer, Lautenbach, J. de Boer, Feitsma, Tie- mersma, Tamniinga, Visser, Dijkstra, Hooiring, Hofstra, Botke, B. Molenaar, Muller en Westerhuis. De heer Feddema trekt zijn voorstel in. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. dat Burgemeester en Wethouders I. voorstellen krachtens de Raadsbesluiten van 30 November 1920, no. 588R/305, en 28 Juni 1921, no. 261R/145, ten laste van de gemeente Leeuwarden tegen een rente van 43^ te aanvaarden uit 's Rijks kas a. een voorschot van 628.73, ten behoeve van den grond van een complex van 19 woningen van de Woningstichting ,,St. Joseph", alhier; l). een voorschot van 4352.55, ten behoeve van den grond van een complex van 49 woningen aan de Woningstichting „St. Joseph", alhier, onder bepaling, dat voor rente en aflossing van deze voorschotten, ge durende onderscheidenlijk 70 en 71 jaren, een annuïteit zal worden voldaan, groot onderscheidenlijk 4.942 en 4.933 ten honderd; II. naar aanleiding van een openbare inschrijving hebben gegund de levering van straatklinkers, als 500.000 stuks aan de N. V. Woltnian's Handel in bouwmaterialen te Heerenveen, onderscheidenlijk voor 38.75 en 37.75 per 1000 stuks; 845.000 stuks aan L. van der Mey, alhier, onderschei denlijk voor 38.37.en 27.per 1000 stuks; 100.000 stuks aan de firma de Boer en Feikema, al hier, voor 34.75 per 1000 stuks; 400.000 stuks aan W. J. Toering, alhier, voor 36.50 per 1000 stuks; op stam hebben verkocht een aantal hoornen voor 387.—. De heer Muller zou naar aanleiding van de mede- cleeling sub a nog een vraag willen stellen. De Voor zitter heeft meegedeeld, dat de begrooting voor 1929 is goedgekeurd en spreker gelooft dat wel als de Voor zitter het zegt, maar heeft daar wel wat van bij de stukken gelegen De Voorzitter: Die goedkeuring is gister pas inge komen, maar het is zoo. De heer Muller: Ja, dat geloof ik wel. Ik heb nog een vraag. Is het ook mogelijk dat wij naar aanleiding van de vragen van den heer Van der Veen of naar aanleiding van de voorwaarden, die in ver band daarmee ter inzage hebben gelegen, een vraag aan het college richten De Voorzitter: De bedoeling van het Reglement van Orde is dat, als men iets in discussie wil brengen, men dat dan moet doen volgens het recht van interpellatie, maar niet volgens het vragenrecht. De heer Muller Ik ben wel tevreden met het ant woord op de vragen, maar naar aanleiding van de voor waarden, die wij ter inzage hebben gehad, zou ik een vraag willen stellen. De Voorzitter: Dan zult U dat bij interpellatie moeten doen. De heer Peletier heeft den Voorzitter niet hooren voorlezen de mededeeling omtrent de missive, welke van de Arnienkamer is ingekomen. Hij zou gaarne de gelegenheid geopend zien dat het thans afwezige lid, de heer Oosterhoff, daar de volgende vergadering op terug kan komen, want indien hij aanwezig was ge weest, zou hij naar aanleiding daarvan het woord heb ben gevraagd. Nu is het wel waar, dat hij te allen tijde een vraag kan richten in den Raad, vreemd aan de orde van den dag, maar toen de missive in portefeuille 2 lag, was er aanleiding om die zaak in bespreking te brengen. Nu heeft spreker den Voorzitter de mededeeling omtrent Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Aïaatt 1929. die missive niet hooren voorlezen, daarom vraagt hij dit. De Voorzitter: Als de Raad meent, dat die brief niet voldoende ter inzage heeft gelegen, zullen wij hem den volgenden keer nog eens ter inzage leggen. De heer Peletier: Heel goed. 3. Benoeming van een tijdelijk leeraar in de wis-, schei- en natuurkunde aan de Gemeentelijke Hoogere Burgerschool en Hoogere Handelsschool (vacature dr. S. B. Hooghoudt). Overeenkomstig de aanbeveling van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen benoemd G. Postma, doctorandus in de wis- en natuurkunde en assistent aan de gemeentelijke universiteit te Amster dam. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot afstand in erfpacht van bouwterrein aan den Harlinger- straatweg aan A. J. Bleeker. Dit voorstel luidt als volgt Van het nog niet uitgegeven bouwterrein ten Zuiden van den Harlingerstraatweg vraagt A. J. Bleeker, arts, alhier, een gedeelte ter breedte van 15 Meter, gelegen ten Westen van het aan G. Jensma afgestane terrein, in erfpacht. Ten einde een gunstige verkaveling van den ter plaatse nog beschikbaren grond te verkrijgen, is het wenschelijk geen terrein uit te geven met een minderel breedte dan 16 Meter. Adressant heeft verklaard met! een perceel van die breedte genoegen te nemen, zoo mede met den gevraagden grondprijs van 14.perj M-., welke prijs ook voor het naastgelegen terrein is bedongen. Voorts gaat belanghebbende accoord met de te stellen gebruikelijke voorwaarden en met de be paling, dat ter weerszijden van het terrein een strook1 grond van 2.50 Meter onbebouwd moet worden gelaten, met uitzondering van het Zuidelijkste gedeelte ter diepte van 6 Meter. Van onze zijde bestaan tegen de uitgifte! van een terrein op dezen voet geen bezwaren. Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten aan A. J. Bleeker, alhier, tot 31 December 1990 in erfpacht af te staan een bouwterrein aan de Zuidzijde van den Harlingerstraatweg, ter breedte van 16 Meter langs den weg gemeten, ter grootte van ongeveer 640 M-., zooals op de bijbehoorende situatieteekening met een roode omlijning is aangegeven, de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster uit te meten, zulks onder de volgende voorwaarden 1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een grondwaarde van 14.per M2. en een rentevoet van 6 per jaar; 2. de erfpachter stort binnen tweemaal 24 uren, nadat hij van het Raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht, kennis heeft bekomen, een bedrag van 448.ten kantore van het Gemeentelijk Grondbedrijf, als waar borg voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hem, na voldoening daaraan, op aanvrage zal worden teruggegeven: 3. de rooiïng voor de bebouwing zal nader door den dienst der Gemeentewerken worden aangegeven; 4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag bebouwing door derden niet plaats hebben; 5. langs de Oostgrens en de Westgrens van het terrein, met uitzondering van het Zuidelijkste gedeelte daarvan ter diepte van 6 Meter, moeten strooken grond met een netto breedte van ten minste 2.50 Meter on bebouwd blijven, op straffe van vervallen verklaring van het erfpachtsrecht; 6. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht van toepassing voor zoover mogelijk en met het bovenstaande niet in strijd de bepalingen betref fende de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tusschen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehoo- rende aan de gemeente Leeuwarden. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot afstand in erfpacht van bouwterrein aan de oostzijde van Oldegalileën aan M. Boetes. Dit voorstel luidt als volgt Bij adres d.d. 18 December 1928 werden door P. de Vries, alhier, in erfpacht gevraagd al de bouwblokken van het gemeentelijke bouwterrein ten Oosten van Oldegalileën. Zooals U uit de overgelegde stukken kan blijken, heeft adressant naderhand te kennen gegeven, dat hij zijne aanvrage, behalve ten opzichte van blok V, intrekt en dus alleen voor uitgifte van dat blok in aan merking wil komen. Uit een bij ons ingekomen schrijven blijkt nog, dat adressant met betrekking tot genoemd bouwblok gehandeld heeft als lasthebber van M. Boetes, bouwondernemer, alhier. Onzerzijds bestaan tegen de uitgifte van het begeerde terrein geen bedenkingen. De grondwaarde kan gesteld worden op 7.per M-'., welk bedrag naar onze meening voldoende is te achten. AAet dezen grondprijs, zoomede met de gebruikelijke voorwaarden, heeft de belanghebbende genoegen ge nomen. Wij geven U derhalve in overweging te besluiten aan M. Boetes, alhier, tot 31 December 1990 in erf pacht af te staan bouwblok V van de gemeentelijke terreinen aan de Oostzijde van Oldegalileën, ter grootte van ongeveer 1642 M2., zooals op de bijbehoorende teekening met roode arceering is aangegeven, de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster uit te meten, zulks onder de volgende voorwaarden 1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een grondwaarde van 7.per M2. en een rentevoet van 6 per jaar; 2. de erfpachter stort binnen tweemaal 24 uren, nadat hij van het Raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht kennis heeft bekomen, een bedrag van 575.ten kantore van het Gemeentelijk Grondbedrijf, als waar borg voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hem, na voldoening daaraan, op aanvrage zal worden teruggegeven; 3. de rooiïng voor de bebouwing zal door den dienst der Gemeentewerken worden aangegeven; 4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag bebouwing door derden niet plaats hebben; 5. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht van toepassing voor zoover mogelijk en met het bovenstaande niet in strijd de bepalingen betref fende de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tusschen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehoo- rende aan de gemeente Leeuwarden. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot afstand in erfpacht van bouwterrein aan de oostzijde van Oldegalileën aan G. Giezen. Dit voorstel luidt als volgt Bouwblok VIII van de gemeentelijke terreinen ten Oosten van Oldegalileën, op de hierbij overgelegde teekening in roode kleur aangeduid, wenscht G. Giezen, bouwondernemer, alhier, in erfpacht te ontvangen. Tegen den gevraagden afstand hebben wij geen beden kingen. De grondwaarde van het terrein kan worden gesteld op 6.per M2., welke prijs voldoende moet worden geacht. Adressant heeft ons bericht met dien prijs, alsmede met de te stellen gebruikelijke voorwaar den, genoegen te nemen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 5