Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Mei 1929. De beraadslagingen worden geopend. De heer Vromen: ln de eerste plaats wensch ik een algemeene opmerking te maken over deze aangelegen heid. De jaarlijksche schoonmaak zou ik zoo kunnen zeggen die op deze wijze den Raad wordt aange boden, lijkt mij toch eenigszins te berusten op een be ginsel, dat de Raad wel voldoende reden biedt, om zijn belangstelling aan deze zaak te geven. Want wanneer het groote dossier van overschrijvingen, die voor een belangrijk deel neerkomen op verhooging van de oor spronkelijke posten en voor een kleiner deel op verla gingen, op deze wijze zonder meer wordt aangenomen, dan zal, wanneer dat regel wordt, eigenlijk het budget recht van den Raad tot een sinecure worden gemaakt, iets wat m. i. ten eenen male onjuist is. U zult waarschijnlijk toegeven, dat het niet mogelijk is, het groot aantal posten, dat op deze wijze wordt aangeboden, in den zeer korten tijd van voorbereiding, dien de Raad heeft, te overzien en daarvan werkelijk eenigszins studie te maken. Ik acht het absoluut onjuist, dat op deze wijze wordt voortgegaan en dat op deze wijze het begrootingsrecht van den Raad in wezen, zij het dan niet formeel, wordt aangetast en om nu den Raad gelegenheid te geven zijn meening in dezen ken baar te maken, zal ik zoo vrij wezen over de wijziging van twee posten, waarbij dat duidelijk tot uitdrukking komt, stemming te vragen. Dat betreft twee uitgaaf posten, in de eerste plaats post 307, die betrekking heeft op het onderhoud van straten en pleinen. Deze post heeft bij de begrootingsdebatten in 1927 tot zeer groote discussies aanleiding gegeven en daarbij is toen geble ken en bij een latere gelegenheid eveneens, dat de Raad zeer ontsticht was, dat Burgemeester en Wethouders, gebruik makende van de bevoegdheid, hun gegeven met betrekking tot het toezicht op het onderhoud van straten, een overschot van dezen post hadden gebruikt voor onderhoud van meerdere straten dan oorspronkelijk in de bedoeling had gelegen. Dat betrof toen de bestrating van het Ruiterskwartier in de buurt van de Harmonie. Dit jaar is echter nog heel anders door Burgemeester er, Wethouders te werk te gaan. De post is thans over schreden met 10.000.of, zooals hier is aangegeven, met 9900.maar dat cijfer is eenigszins geflatteerd; de werkelijke overschrijding is ruim 10.000.omdat hierbij weer naar voren komt wat hier ook steeds in de besprekingen naar voren is gebrachtde zeer wille keurige wijze, waarop men de algemeene onkosten, die op Gemeentewerken drukken, over de verschillende posten kan verdeelen en ook verdeelt en die het over zicht buitengewoon moeilijk maakt. Deze post was oorspronkelijk geraamd op 78.146. en wordt thans 88.069.De werkelijke uitgaven zijn gestegen van 62.500.tot 72.500.maar terwijl men bij de andere posten de algemeene onkosten heeft verhoogd, omdat het algemeene percentage hooger was dan 25 zooals bij de begrooting was geraamd, heeft men bij dezen post, ofschoon de post zelf hooger is ge worden dan hij was geraamd, de algemeene onkosten verlaagd van 15.600.tot 15.500.Waarom, is niet te zien en daarvoor is ook geen reden te vinden. Er wordt op deze wijze met de algemeene onkosten op een zeer eigenaardige manier omgegaan en om nu den Raad de gelegenheid te geven, zich uit te spreken, dat hij van een dergelijke opvatting van zijn budgetrecht niet is gediend, stel ik voor om de wijziging van post 307 af te wijzen. Hetzelfde is het geval met volgno. 310. Ik noem ex pres een paar punten, die indertijd tot groote discussies bij het vaststellen van de begrooting aanleiding hebben gegeven. Post 310 heeft betrekking op het onderhoud van de plantsoenen en ook daarover zijn in 1927 zeer ernstige discussies gehouden. Burgemeester en Wet houders zijn toen zelf gekomen met een plan tot bezui niging, dat een gedeelte van den Raad zij het dan ook een klein deel nog niet ver genoeg ging, maar in elk geval is ook hier de oorspronkelijk bedoelde be zuiniging niet doorgevoerd en wordt nu een verhooging met 3500.voor dezen post voorgesteld. Ik vind dit een wijze van doen, die niet te pas komt. Wanneer de Raad op die manier deze schoonmaak slikt, dan doet de Raad verstandiger daar ook maar de con sequenties uit te trekken en in het vervolg maar geen begrooting meer te maken. Ik ben dus zoo vrij stemming te vragen over deze beide posten. De heer Ritmeester (wethouder): Laat ik beginnen met post 307. Deze heeft betrekking op de begrooting van Gemeentewerken en de betrekkelijke post is daarop overschreden met 9922.92. De heer Vromen stelt nu voor die overschrijding er af te halen, maar mag ik even voorlezen wat in de toelichting tot den post in de wij ziging van de begrooting van Gemeentewerken staat „Ingevolge machtiging van Burgemeester en Wet houders, dato 26 October 1928, no. 2927/1106, kan de begrootingspost worden overschreden met een bedrag gelijk aan de kosten van de verbetering van het Ruiterskwartier. De kosten dezer verbetering hebben in 1928 bedragen 13.157.87." Wanneer men dus de kosten van het Ruiterskwartier van dezen post aftrekt, blijkt dat de post niet is over schreden, maar dat er integendeel 3000.is over gebleven. En waarom zijn die kosten op dezen post gebracht? Omdat de Raad reeds in 1927 het bedrag had gevoteerd, maar dit in 1927 niet meer kon worden ge bruikt en derhalve opnieuw op 1928 moest worden overgeschreven. Wat betreft de overschrijding van post 310, onder houd van plantsoenen, met 3876.deze is te danken aan de algemeene onkosten, die tot een bedrag van 12.599.op dezen post zijn gebracht. De heer Feddema: Ik moet mij toch reusachtig ver gissen, als dat waar is. Ik meen zelfs de vraag te heb ben gedaan: waar komt dat geld weg voor het Ruiters kwartier? Ik meen dat ik dat in de commissie en zelfs ook in den Raad heb gezegd. Burgemeester en Wet houders hadden geen crediet aangevraagd, want er was nog geld over van dat jaar. Het zou mij raar toelijken als dat niet het geval was en nu wordt er gezegd, dat de Raad dat geld heeft toegestaan. De Voorzitter: Ik zou zelf ook eerst wel iets willen zeggen, om een misverstand uit den weg te ruimen, ln 1927 was er nog voldoende geld over voor de bestrating van het Ruiterskwartier, vandaar dat daarmee ook in '27 is begonnen en indien de winter niet was ingevallen, zou het werk in dat jaar ook zijn afgemaakt. Men is er toen echter meer dan 7 weken uitgevroren; de Ver gadering zal zich herinneren, dat het Ruiterskwartier toen een heelen tijd heeft open gelegen, het vroor wel niet zoo hard, maar het was toch zoo, dat er geen straatwerk kon worden verricht. In 1927 kwam het werk dus niet af en zoodoende kon het uit de begrooting voor 1927 niet geheel betaald worden. Toen hebben Burge meester en Wethouders tegen den directeur gezegd en dat is ook de bedoeling van dien zin, dien de heer Ritmeester heeft voorgelezen indien gij in 1928 den post overschrijdt, weten wij, dat dit werk, dat in 1927 is begonnen, maar dat toen niet is afgemaakt, er in zit, dus dan zullen wij U die overschrijding niet kwa lijk nemen. Dit is gebeurd, omdat het niet mogelijk is van een bedrijfsbegrooting van het eene jaar op die van het volgende jaar over te schrijven; houdt men iets over, dan is er geen andere weg, dan voor het loopende jaar het batig saldo te reserveeren en dit via de gemeen- tebegrooting over te brengen op de bedrijfsbegrooting van het dan volgende jaar. Anders is er geen mogelijk heid. Als er bij een bepaalden dienst aan het eind van het jaar op een zeker werk wat over is, terwijl men nog Verslag van de handelingen van den gemeentel'. met dat werk bezig is, is het niet mogelijk ja, admi nistratief is het wel mogelijk, maar dat is een zeer lange weg om dat overschot direct over te brengen op den zelfden post van het volgend jaar. Daarom hebben Bur gemeester en Wethouders gezegd: als deze post in 1928 wordt overschreden, weten wij, dat dit eigenlijk geld is, dat in 1927 is overgebleven en dat toen verbruikt had moeten worden, maar dat in 1928 is verbruikt. Dat is dan ook de bedoeling van de toelichting bij den post. Volgno. 307 is in 1928 ook door niets anders over schreden en dus is er eigenlijk zelfs op overgebleven. Wat het onderhoud van de plantsoenen betreft, dit is, zooals de heer Ritmeester reeds heeft gezegd de overschrijding is een gevolg van de hoogere algemeene onkosten. Er zal Burgemeester en Wethouders ook niets aangenamer zijn dan dat eigenlijk maar eens precies op pooten wordt gezet, hoe met de algemeene onkosten moet worden gehandeld, opdat niet telkens weer in den Raad zal worden gezegd: Burgemeester en Wethouders goochelen altijd met die algemeene onkosten en zetten die altijd op den post, waar zij het minst kwaad kunnen. Al is dat niet met zooveel woorden gezegd, dat is dan toch de bedoeling. Het zal ons aangenaam zijn, wanneer hier wordt vastgesteld, hoe men precies de algemeene onkosten moet berekenen en of deze gelijkmatig over alle posten moeten worden omgeslagen of wel over de eene meer dan over de andere, maar dan zal op papier moeten staan hoe men die berekening wenscht, m. a. w. dan zal men dus een berekening moeten hebben over eenkomstig de door den Raad zelf gestelde regels. Dan is ook deze kwestie de wereld uit en dat zal Burge meester en Wethouders zeer aangenaam zijn. De heer Vromen heeft zijn opmerking gemaakt bij de gemeentebegrooting, maar eigenlijk betreffen zij zuiver de bedrijfsbegrooting van Gemeentewerken de ge meentebegrooting is, wat deze posten betreft, een uit vloeisel van de posten, welke op de bedrijfsbegrootingen voorkomen. Nu zijn deze laatste alle goedgekeurd, nie mand heeft daarover stemming gevraagd en het gevolg zou dus zijn, wanneer de Raad deze posten afstemde, dat wèl de bedrijfsbegrootingen zouden zijn goedge keurd, maar niet de gemeentebegrooting. Dit zou toch wel een heel eigenaardige situatie scheppen. De heer Vromen: Inderdaad moet ik U volkomen ge lijk geven dat, als ik voorstel, deze posten van de ge meentebegrooting te schrappen zonder dat te doen voor de begrooting van het bedrijf, die formeel reeds den hamer heeft gepasseerd, er dan een zeer eigenaardige toestand in het leven zou worden geroepen, als de Raad daarifi zou meegaan. Maar ik had gedacht, dat U alge meene beschouwingen zoudt toelaten over alle punten, terwijl U punt voor punt in behandeling hebt gesteld. Toen U de bedrijfsbegrootingen aan de orde stelde, dacht ik bij de gemeentebegrooting als zoodanig wel over de zaak te kunnen spreken en daarover een alge meene opmerking te kunnen maken. Wat betreft post 307. ben ik voor een deel tevreden gtsteld, maar voor een deel ook niet. Inderdaad lijkt het mij toe, dat deze wijze van doen er voor den Raad toe moet leiden, dat een overzicht van de geheele zaak, zooals men bij deze geheele wijze van behandeling van deze overschrijdingen krijgt, zeer wordt bemoeilijkt. Waaruit blijkt b.v. dat inderdaad een bedrag van 13.000.voor herstelling van het Ruiterskwartier in 1927 op dien post niet is gebruikt? Dat blijkt niet uit de stukken, die ons bij deze wijziging zijn verstrekt, absoluut niet. De wijze, waarop ons deze zaken worden voorgelegd, is onvoldoende en als men het ongeluk heeft, de stukken te bestudeeren op een tijd, dat de secretarie gesloten is iets, wat zeer wel mogelijk is, als wij op Zaterdag de agenda thuis krijgen en de ver gadering is op Dinsdag, immers, de secretarie is des Zaterdagmiddags en des Zondags gesloten dan is het zelfs niet mogelijk om in de leeskamer een begrooting ad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Mei 1929. 89 voor 1928 te vinden en dan is dus werkelijk de bestu deering van deze zaak al buitengewoon moeilijk. Waaruit blijkt nu, zoo luidt mijn vraag, dat inderdaad in 1927 niet dat bedrag is verbruikt en dat het toen niet in post 307 voor onderhoud van straten en pleinen is verwerkt? Wij moeten dat maar aannemen en er is ook geen reden om daaraan te twijfelen, maar wij moeten het toch maar zonder meer aannemen. Onze goedkeu ring van deze wijzigingen is op deze wijze eigenlijk al leen een formaliteit. Nu de kwestie dat de algemeene onkosten in hoofd zaak oorzaak zijn van de verhooging van post 310. Het is niet juist, dat alléén de algemeene onkosten de oor zaak daarvan zijn; .er is óók een post op de begrooting van Gemeentewerken onder no. 48 van de Inkomsten en onder no. 146 van de Uitgaven, n.l. onderhoud van den Prinsentuin, waarop, zooals in de toelichting staat, meer is gebeurd dan oorspronkelijk de opzet was. Maar inderdaad is de grootste verhooging het gevolg van de zeer willekeurige wijze dat geeft ook de Voorzitter toe, zooals ik uit zijn woorden heb begrepen waarop de algemeene onkosten en de verhooging daarvan wor den verdeeld. Ik geloof inderdaad, dat het noodig is, dat men over het probleem van de algemeene onkosten eens advies vraagt; ik zou niets liever zien dan dat Bur gemeester en Wethouders die moeilijkheid eens zouden willlen oplossen. Ik kan die oplossing niet aan de hand doen; m. i. zou het veel beter zijn een post voor alge meene onkosten als zoodanig op de begrooting te hou den, maar dat mag niet, hoor ik den Voorzitter zeggen. Als dat echter niet mag, omdat men bij de inrichting van de begrootingen aan bepaalde regelen is gebonden, zou men b.v. tcch het advies kunnen vragen van den boek houdkundige van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten, hoe men het beste kan komen tot een over zichtvan de zaak. Want de Voorzitter zal toch toegeven, dat dit voor den Raad buitengewoon moeilijk is; men moet hier maar zeggen dat de zaak wel zal kloppen en wij gelooven dat ook wel, maar ik kan mij niet voor stellen, dat een dergelijke opvatting het verantwoorde lijkheidsgevoel bevredigt van de meerderheid van den Raad. In afwijking van wat ik straks heb gezegd, zal ik nu geen stemming vragen over deze posten, omdat De heer H. de Boer (wethouder): Waarom niet? De heer Visser: U kunt het toch probeeren De heer Vromen: Er wordt nu gezegd: U kunt het probeeren, maar de mentaliteit van degenen, die dat zeggen, kennende, geloof ik, dat het niet veel doel heeft om dat te probeeren De heer B. Molenaar: Dan geeft Uw betoog ook niet veel. De heer Vromen: Er wordt gezegd dat mijn be toog dan niet veel geeft, maar ik ben er aan gewend dat de directe resultaten van mijn betoogen niet even redig zijn aan de daaraan gewijde studie, die ik mij heb getroost en aan de moeite, die ik er aan gaf; ik meen daarmee aan andere plichten te voldoen dan aan het bereiken van directe resultaten. Het komt mij voor dat wij werkelijk deze zaak eens ernstig onder de oogen moeten zien en dat het niet aan gaat om ieder jaar maar zonder meer goed te keuren dat de posten worden overschreden, omdat dan wer kelijk het gevaar bestaat ik zeg niet dat dit hier dreigend is, dat men er al gebruik van maakt en dat het werkelijk reeds tot misbruik heeft geleid maar dat dan werkelijk het gevaar bestaat, dat er misbruik van zal worden gemaakt en dat op die wijze het budget recht van den Raad geheel illusoir zal worden gemaakt. Daartegen is het, dat ik wil opkomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 2