118 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juli 1929.
cludeeren, dat het college het eens is met de motieven,
door Voogden aangevoerd voor hun meening. Ik wil
wel zeggen, dat ik absoluut niet die motieven deel.
Wanneer heeren Voogden opmerken
Wat nu betreft werk voor voogdessen in onder
deden van ons werk, zij in de eerste plaats opge
merkt, dat zij dan toch voogdessen zouden zijn met
alle daaraan inhaerente boven geschetste nadeelen,''
wil ik opmerken, dat dit in de eerste plaats niet noodig
zou zijn geweest. Indertijd is door mij de opmerking
gemaakt, dat het wenschelijk zou zijn - een wensche-
lijkheid, die ik nog meen te moeten volhouden, ook na
het schrijven van Voogden der Stads-Armenkamer
in het werk van de Armenkamer, speciaal wat betreft
het werk in het Stads-Verzorgingshuis, vrouwen te be
trekken en dat daar het werk van vrouwen niet alleen
zeer nuttig zou zijn, maar ook noode kan worden gemist.
Ten opzichte van de vraag in welken vorm daar vrou
welijke hulp zou kunnen worden gebruikt, ben ik geheel
in de ruimte gebleven, juist om de mogelijkheid open
te laten voor allerlei overleg; ik heb alleen het feit aan
geduid.
Voogden gaan dan zoover, dat zij zeggen
„Verder hebben we nog nimmer de behoefte aan
geregelde vrouwelijke medewerking in ons college
gevoeld."
Nu zegt een dergelijk argument niet veei; het kan zijn
dat men een dergelijke behoefte niet voelt, nadat men
onderzocht heeft of voor een dergelijke hulp wat te
zeggen zou zijn, maar het kan ook zijn dat men het niet
voelt, omdat men nu eenmaal het orgaan mist of het
zintuig mist om dat te voelen of om van die behoefte
iets te merken.
Ik heb na de laatste begrooting een vrij langdurig
bezoek gebracht aan het Stadsverzorgingshuis en ik wil
hier pertinent verklaren, dat ik toen zeer sterk in mijn
meening ben versterkt, die ik bij een van de onderdeden
van de begrooting op het oog had, speciaal ten opzichte
van de verzorging van kinderen. Als ik zie, hoe absoluut
onhuiselijk en hoe gestichtachtig de kinderen in het
Stadsverzorgingshuis worden verpleegd, hoe de locali-
teiten absoluut niet tegemoet komen aan wat het kind
behoeft om werkelijk ethische en aesthetische impulsen
te genieten, dan kom ik tot de conclusie, dat, als hier
een vrouw aan het hoofd stond, daarin al lang verbe
tering zou zijn gebracht. Als ik de kinderen daar, wat
de meisjes betreft, onnoodig zie rondloopen met heele-
rnaal kort geknipt haar en bijna kaal geschoren hoofden,
dan is mijn indruk, dat dit komt, omdat daar mannen
aan het hoofd staan, die dat niet zien en dat, wanneer
daar een vrouw aan het hoofd zou staan, ook daarin al
lang verbetering zou zijn gekomen.
Als de Voorzitter zegt, dat de noodzakelijkheid van
vrouwelijk toezicht en van vrouwelijke hulp bij de ver
pleging van deze kinderen niet wordt ingezien door het
college, dan zou ik het college toch wel in overweging
willen geven deze zaak nog eens ter harte te nemen en
nog eens onderzoek in te stellen. Wij kennen thans het
gevoelen van Voogden der Stads-Armenkamer, maar ik
hoop dat Burgemeester en Wethouders nog eens zelf
standig een onderzoek willen instellen. Dat komt mij
daarom zoo belangrijk voor, omdat deze zaak absoluut
vastzit aan een kwestie, die hier in den Raad al vaker
is besproken, de kwestie van de noodzakelijkheid om
buiten het Stadsverzorgingshuis nog een zeer groote
ruimte open te laten om een inrichting te stichten, waar
ook kinderen worden verpleegd. Mijn eerlijke over
tuiging is en die is nog versterkt na mijn bezoek aan
het Stadsverzorgingshuis dat, als de zaak daar anders
was ingericht ruimte is er voldoende het niet
noodig zou zijn een tweede inrichting, die thans op het
punt staat te worden gebouwd, te stichten speciaal voor
de verpleging van kinderen.
Vooral ten opzichte van de kinderen, die daar op het
oogenblik zijn en de verpleging daarvan, heb ik bij de
begrooting gezegd, dat mijn opmerkingen niet als critiek
tegenover Voogden waren bedoeld. Op het oogenblik
echter oefen ik welbewust critiek op het werk van de
Stads-Armenkamer, omdat de kinderen daar niet krijgen,
wat hun toekomt. Als ik de inrichting van de localiteiten
zie en die van de localiteiten, waar de kinderen worden
verpleegd in het bijzonder, als ik het servies zie en als
ik de kleeding van de kinderen zie, dan is dat geen ver
zorging in den zin, zooals Hoofdstuk IX van de begroo
ting bij den betrekkelijken post van het Stadsverzor
gingshuis bedoelt, geen verzorging waar een opvoe
dende kracht van kan uitgaan.
Ik spreek dus bewust als mijn meening uit, dat het
niet alleen gewenscht maar ook hoogst noodzakelijk is,
dat in het werk van de Stads-Armenkamer en speciaal
in dat van het Stadsverzorgingshuis ook vrouwen wor
den betrokken. Ik behoud mij de vrijheid voor om t.z.t.
daaromtrent met voorstellen te komen, al zal het mij
aangenamer zijn, wanneer Burgemeester en Wethouders
hetgeen door mij is opgemerkt, wel ter harte willen
nemen en misschien zelf met voorstellen zullen komen.
Ik heb deze zaak bij de benoeming in deze eene
vacature, die nu aan de orde is, ter sprake ge,bracht,
wat oorspronkelijk niet mijn bedoeling was. Ik zou dat
niet hebben gedaan, ware het niet, dat Burgemeester
en Wethouders bij de stukken deze correspondentie
hadden overgelegd en nu wilde ik niet dat die zaak daar
mee zou zijn afgedaan. Met de benoeming van één
vrouw in deze vacature is de kwestie echter niet opge
lost. Het is absoluut gewenscht en noodzakelijk dat,
evenals bij andere diaconieën, bij den paedagogischen
en huiselijken dienst van de hulp van vrouwen worde
gebruik gemaakt; na mijn bezoek aan het Stadsverzor
gingshuis ben ik tot de overtuiging gekomen, dat die
niet alleen gewenscht, maar absoluut noodzakelijk is.
De beraadslagingen worden gesloten.
Wordt benoemd O. Grondsma met 23 stemmen, ter
wijl 2 stemmen zijn uitgebracht op Mr. J. B. J. Heijmeijer
en 1 stem op M. de Jong.
De heer Lautenbach was bij deze stemming niet tegen
woordig.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
overneming in eigendom van het Zuidelijk gedeelte van
de Lombokstraat.
Dit voorstel luidt als volgt
Het Zuidelijkste gedeelte van de Lombokstraat
(vroeger de Tichelstraat), vormende het kadastrale
perceel gemeente Leeuwarden, Sectie G no. 8448, ter
grootte van 230 M2., is particulier eigendom. Het is van
belang dit straatgedeelte in eigendom te doen overgaan
aan de gemeente, opdat het bij de openbare straat kan
worden getrokken en zoodoende eene verbinding kan
worden tot stand gebracht tusschen het Noordvliet en
de daarachter gelegen straten. Bedoeld gedeelte straat,
dat thans met enkele paaltjes aan de Noord- en de
Zuidzijde voor rijverkeer is afgesloten, is over eene
breedte van 1.10 Meter met klinkers verhard, doch kan
bij geheele bestrating eene rijbreedte van 4 Meter ver
krijgen. Op de bijgevoegde situatieteekening is het
perceel in roode kleur aangegeven. De ter zake van de
overdracht met de eigenaren H. G. Brouwer en con
sorten alhier gevoerde onderhandelingen hebben tot
resultaat gehad, dat deze zich bereid verklaarden het
betrekkelijk perceel tegen een prijs van 1.in eigen
dom aan de gemeente af te staan.
Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten
A. tot aankoop, tegen den prijs van 1.van
H. G. Brouwer en consorten, alhier, van het kadastrale
perceel, gemeente Leeuwarden, Sectie G, no. 8448,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juli 1929. 119
straat, groot 230 M2., met bepaling dat de kosten van
overdracht voor rekening der gemeente komen;
B. het onder A genoemde perceel te bestemmen
voor den openbaren dienst.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verkoop van grond nabij de Schuitmakerssteeg en de
Kromme Elleboogsteeg aan de N. V. Benninga's Vet-
smelter ij en.
Dit voorstel luidt als volgt
Van de N. V. Benninga's Vetsmelterijen, alhier, ont
vingen wij het verzoek haar den gemeentegrond, gele
gen tusschen de Amelandsstraat en de Tuinen en be-
noodigd voor de uitbreiding van hare fabriek, in koop
af te staan. De naamlooze vennootschap toch is eige
nares geworden van onderscheidene panden in de om
geving van de Pijpbakkerssteeg, de Schuitmakerssteeg
en de Kromme Elleboogsteeg, waardoor het haar mo
gelijk zal zijn, nadat zij den eigendom van het bedoelde
gemeenteterrein heeft verkregen, tot die uitbreiding over
te gaan.
Bij ons bestaat tegen dezen verkoop geen bezwaar;
de toestand zal ter plaatse door opruiming van een
aantal oude gebouwtjes en het stichten van een aan de
tegenwoordige eischen voldoend gebouw ontegenzeg
gelijk verbeteren. Afsluiting van de Kromme Elleboog
steeg en de Schuitmakerssteeg aan de zijde van de
Amelandsstraat, de laatste steeg tevens bij de Zuidelijke
grens van adressantes eigendom, op de overgelegde
teekening „bij 1523 van '29" met A aangeduid, zal
thans kunnen plaats hebben, hetgeen den toestand
aldaar eveneens ten goede komt.
De onderhandelingen hebben er toe geleid, dat adres
sante een prijs van 12.50 per h\2. voor den af te
stanen grond zal betalen de oppervlakte daarvan be
draagt circa 200 M2.
Wij geven U mitsdien in overweging
I. te verklaren dat voor den openbaren dienst niet
meer bestemd is de Kromme Elleboogsteeg en een ge
deelte van de Schuitmakerssteeg, op de hierbij behoo-
rende teekening, gemerkt „bij 1523 van '29'", in roode
kleur aangegeven;
II. aan de N. V. Benninga's Vetsmelterijen, geves
tigd te Leeuwarden, in koop af te staan den grond, op
de hierbij behoorende teekening, gemerkt „bij 1523 van
'29", in roode kleur aangegeven, zijnde een gedeelte
van de Schuitmakerssteeg, kadastraal bekend sectie B
nos. 3764 en 3765, en een terreintje aan de Kromme
Elleboogsteeg, alsvoren no. 2853, ter gezamenlijke
oppervlakte van ongeveer 200 M2., de juiste grootte
door een landmeter van het kadaster uit te meten, tegen
den prijs van 12.50 per M2., onder voorwaarde dat
a. de koopster het gekochte, na afbraak, waar
noodig, van den opstal, gebruike voor het bouwen van
een aan de tegenwoordige eischen voldoende fabriek,
werkplaats of magazijn en dat binnen 6 maanden na de
dagteekening der koopacte met dien bouw begonnen
zij
b. de kosten van uitmeting van het terrein door een
landmeter van het kadaster, van overdracht en van de
overschrijving in de openbare registers, benevens van
de levering van een afschrift der verkoopacte ten be
hoeve van het gemeentearchief, ten laste van de koop
ster komen
en verder op de gebruikelijke, bij overdracht van
eigendommen te stellen, voorwaarden en bepalingen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 10 en 11.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
aan de N. V. tot detailverkoop van petroleum „de
Automaat" vergunning te verkenen tot het hebben van
een tweede benzinetank in het plantsoen aan het Zuider
plein.
Dit voorstel luidt als volgt
Van de N. V. Maatschappij tot detailverkoop van
petroleum „de Automaat" ontvingen wij het verzoek om
vergunning tot het plaatsen van een tweede onder-
grondsche tank in het plantsoen aan het Zuiderplein
en het vervangen van de bestaande pomp door eene,
die een gecombineerde dubbele aftapgelegenheid heeft.
De eerste tank met pomp is gelegd krachtens Uw be
sluit van 25 September 1923, no. 330r/176, waarbij aan
„de Automaat" een plek grond in dat plantsoen is af
gestaan voor den prijs van 200.per jaar.
Tegen het hebben van een tweede tank met wijziging
van de pompinrichting bestaat bij ons geen bezwaar.
In overeenstemming met andere door ons voor het heb
ben van tanks in gemeentegrond verleende vergun
ningen ware de vergoeding voor de tweede tank te be
palen op 50.per jaar.
Onder overlegging van de stukken geven wij U in
overweging te besluiten
aan de N. V. Maatschappij tot detailverkoop van
petroleum „de Autonraat" te 's Gravenhage tot weder-
opzeggens vergunning te verleenen om nevens de reeds
bestaande een tweede tank te hebben in het plantsoen
aan het Zuiderplein, ter plaatse als op de bijbehoorende
situatie is aangegeven, met vervanging van de aan
wezige pomp door een met gecombineerde, dubbele
aftapgelegenheid, onder voorwaarde dat jaarlijks vóór
of op l September, voor het eerst vóór of op 1 Sep
tember 1929, ten kantore van het bedrijf der Gemeente
werken betaald wordt een bedrag van 50.-voor het
hebben van de tank en van 0.50 voor eiken meter
leiding,
en verder onder de door ons College vast te stellen
voorwaarden en bepalingen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Feddema vraagt waarom men voor die eerste
tank 200.heeft moeten betalen en voor de volgende
50.—.
De Voorzitter antwoordt dat dit een Raadsbesluit is
geweest; de Raad heeft destijds daartoe besloten.
De heer Feddema meent dat in het algemeen voor
het gebruik van grond voor tanks nog al veel wordt
gevraagd door de gemeente. Als iemand een tank ge
bruikt, profiteert hij daar natuurlijk ook van, maar als
hij maar een heel klein tankje plaatst, moet daarvoor
al 50.worden gegeven. Spreker vindt dat wel wat
heel veel voor de menschen die dergelijke tanks moeten
gebruiken. Hij wil nu niet terug komen op die 200.
maar dat is toch wel een heel stuk geld geweest.
De Voorzitter merkt op dat, wat het bedrag van
200.betreft, men niet moet vergeten, dat voor het
plaatsen van die tank een gedeelte van het plantsoen
werd gebruikt; de Raad zal in 1923 wel zijn goede mo
tieven hebben gehad om het bedrag zoo hoog te stellen.
In het algemeen wil spreker wel zeggen, waar dege
nen, die deze recognitie moeten betalen, wel graag de
meening zullen hooien verkondigen, dat een vergoeding
van 50.een beetje veel is, dat Burgemeester en
Wethouders integendeel zoo tusschenbeiden wel eens
de vraag stellen: is het niet wat weinig? Als men toch
de verdienste, die de gemeente op deze wijze mogelijk
maakt, omdat iemand zoo'n tank kan hebben, nagaat en
als men weet de winst per liter en hoeveel er jaarlijks in