136 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Juli 1929. deze gemeente gevestigde Roomsch-Kathoiieke Meisjes scholen voor gewoon lager en uitgebreid lager onder wijs aan de Groote Kerkstraat nos. 81 en 89. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub 1719. 20. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het verzoek van P. S. Kooistra, alhier, om een te gemoetkoming in de kosten, verbonden aan het bezoe ken, door zijn kind, van de openbare lagere school te Tietjerk. Dit praeadvies luidt als volgt In nevensgaand adres verzoekt P. S. Kooistra, wo nende aan het Ouddeel alhier, een tegemoetkoming van de gemeente te mogen ontvangen in de tramkosten, die hij genoodzaakt is te maken voor zijn kind, dat van 1 April 1928 af de openbare lagere school te Tietjerk bezoekt. Reeds ten vorigen jare wendde Kooistra zich tot Uwen Raad met een soortgelijk verzoek, dat toen evenwel werd afgewezen (zie Handelingen 1928. blz. 188), omdat zijn kind destijds nog niet in den leerplichtigen leeftijd viel, een eisch, dien artikel 13 der Lager Onder wijswet 1920 uitdrukkelijk stelt. Dit bezwaar is thans niet meer aanwezig, maar niettemin zal adressants ver zoek niet kunnen worden ingewilligd, aangezien eene andere bepaling van gemeld wetsartikel zich daartegen verzet. Dit artikel toch zegt, dat aan ouders van leer plichtige kinderen desverlangd uit de gemeentekas steun wordt verleend ter tegemoetkoming in de kosten, ver bonden aan het bezoeken van een voor die kinderen toegankelijke school, gelegen op grooteren afstand dan vier kilometer van hunne woning. De woning van adres sant is echter niet verder dan 4 K.M., doch minder, n.l. slechts 3.675 K.M. van de voor zijn kind toegankelijke gemeenteschool no. 14 verwijderd, zoodat aan een inte- greerende voorwaarde van de wettelijke bepaling in het onderhavige geval niet wordt voldaan en de gevraagde tegemoetkoming dus niet kan worden verleend. Hieraan doet niet af, dat Kooistra zijn kind liever naar de open bare school te Tietjerk zendt omdat het bereiken daar van voor het kind gemakkelijker is dan van de gemeen teschool no. 14. Wij wijzen toch in dit verband op het Koninklijk besluit van 26 Augustus 1925, no. 21, waarbij is beslist, dat krachtens art. 13 der Lager Onderwijswet geen steun uit de gemeentekas kan worden verleend, wanneer het bezoeken van eene bepaalde school alleen geschiedt gelijk hier het geval is omdat daaraan voor de kinderen het minste ongemak verbonden is, als ook op het Koninklijk besluit van 22 Februari 1927, uit drukkelijk zeggende, dat artikel 13 niet toelaat rekening te houden met den wensch der ouders om kinderen onderwijs aan een bepaalde openbare school te doen genieten. Het verzoek moet derhalve worden afgewezen. Tot zoover de meerderheid van ons College; de min derheid is niettemin vóór inwilliging van het verzoek. Op grond van het bovenstaande geven wij U in over weging op het adres van P. S. Kooistra afwijzend te beschikken. De Voorzitter kan den Raad mededeelen, dat de min derheid van het college na onderzoek en bij nadere overweging alsnog meegaat met het voorstel van de meerderheid van het college, zoodat dit voorstel thans wordt gedaan namens het geheele college. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 21. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het verzoek van het Bestuur der „Friesche Orkest Vereenigingom subsidie uit de gemeentekas, gebruik van repetitielokaal, enz., met voorstel tot wijziging van de begrooting 1929 en andere desbetreffende voorstellen. Dit praeadvies luidt als volgt In afwachting van de beslissing van de Kroon op het door Uwen Raad ingestelde beroep tegen het besluit van de Gedeputeerde Staten dezer provincie, waarbij goedkeuring werd onthouden aan eene wijziging der begrooting voor 1928, strekkende tot verhooging van den post „Subsidiën aan schouwburgen of muziek korpsen" ten behoeve van het Stedelijk Orkest, werd op de begrooting voor het jaar 1929 deze post voor- loopig uitgetrokken tot een bedrag van 8500.Nu die beslissing onlangs afgekomen en, naar U bekend is, ten gunste van de gemeente uitgevallen is (waardoor bedoelde begrootingspost voor 1928 alsnog op 19.900- is gebracht), dient de vraag onder oogen te worden gezien, op welke som volgnummer 538 der begrooting voor 1929 nu definitief moet worden vastgesteld. Immers, wil het orkest, zij het dan niet als gemeente lijke instelling, blijven bestaan, dan is verhooging van dien post noodzakelijk. Hierop wijst ook het Bestuur der „Friesche Orkest Vereeniging" in zijn nevensgaand adres, waarbij het mededeelt, dat die vereeniging is opgericht met het doel om de rol, die het Stedelijk Orkest in het muzikale leven te dezer stede speelde, over te nemen en waarin het namens haar vraagt over 1929 een subsidie uit de gemeentekas te mogen ont vangen ten einde dat doel te kunnen bereiken. Inwilliging van dit verzoek ontmoet o. i. in de gegeven omstandig heden geen bezwaar, al achten wij het wenschelijk, dat j daaraan de hierna vermelde voorwaarden worden ver bonden. Volgno. 538 der begrooting voor 1929 ware dan te verhoogen met 12.000.en alzoo te brengen op 20.500.Dit bedrag bevat 1000.ten behoeve- van de exploitatie der muziekschool gedurende 1929, en 19.500.voor het orkest, te besteden deels door de Raadscommissie, die dit, bij aanneming van het onderhavige voorstel, tot 1 Augustus a.s. beheert, deels door de „Friesche Orkest Vereeniging", onder wier hoede het orkest na dien datum komt te staan en die voor 1929 bovendien eene bijdrage van 5000.uit 's Rijks kas zal genieten, deels door de gemeente recht streeks tot betaling van het salaris van den dirigent, in voege als hierna en in de toelichting tot de voor- gestelde begrootingswijziging is aangegeven. Aan het gemeentelijk subsidie behoort o. i. de voor waarde te worden verbonden, dat de orkestvereeniging jaarlijks op nader met ons overeen te komen tijdstippen kosteloos vier openbare concerten geeft in den Prinsen tuin, Arendstuin of elders in de stad, voorts dat zij jaarlijks tien concerten tegen verminderde prijzen (z.g. volksconcerten) geeft, en, ten slotte, dat zij het orkest laat dirigeeren door den Directeur der Stedelijke Muziek school. Deze laatste voorwaarde komt overeen met het verzoek sub c van het adres en is ook van gemeentelijk standpunt uit volkomen gerechtvaardigd, gezien de be trekkelijk groote uitgave, welke de gemeente zich voor de instandhouding van het orkest getroost en het belang dat zij er bij heeft, dat een goede leiding van het orkest verzekerd zij. Deze oplossing, die een vooral op dit gebied zeer wenschelijke continuïteit bevordert, is daarbij verreweg de eenvoudigste en doelmatigste, omdat zij eene onpractische en voor de gemeente on- voordeelige toepassing vermijdt van de wachtgeld verordening, die in werking zou komen wanneer de tegenwoordige directeur van S. O. L. eerst uit gemeente dienst ontslagen en vervolgens tot dirigent van de „Friesche Orkest Vereeniging" benoemd werd; zij voor komt verder, dat de thans in functie zijnde directeur, die als vast gemeenteambtenaar onder het Ambtenaren Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Juli 1929. 137 reglement valt, zijn daarin vastgelegde rechtspositie als zoodanig zou verliezen. Het ligt in dezen gedachtengang voor de hand, dat eenerzijds aan den directeur der muziekschool de verplichting wordt opgelegd om na 1 Augustus a.s. de leiding van het orkest der vereeniging op zich te nemen en zich als dirigent naar hare voor schriften te gedragen, en dat anderzijds zijn vaste jaar wedde wordt bepaald op 3000.—, overeenkomende met het vaste salaris dat hij thans verdient, n.l. ƒ2400.— als dirigent van S. O. L. en 600.als directeur der muziekschool. Wij stellen ons voor, bij de hieronder bedoelde nieuwe regeling van het beheer der muziek school ook de definitieve jaarwedderegeling nader onder het oog te zien. Het gedeelte van genoemde jaarwedde, dat de gemeente den directeur der muziekschool recht streeks uitbetaalt wegens zijn dirigentschap van het orkest (te stellen op 2400.behoort vanzelfsprekend naar evenredigheid in mindering te komen op het sub sidie, dat de vereeniging van de gemeente ontvangt. Behalve aan deze voorwaarden zal de adresseerende vereeniging zich ook hebben te houden aan de bepa lingen, vervat in de verordening houdende regelen voor het toezicht op door de gemeente gesubsidieerde of te subsidiëeren instellingen (gemeenteblad 1923 no. 8 en 1924 no. 20). Op grond van art. 4 dier verordening kan o. a. toezicht op die instellingen worden gehouden door benoeming van gemeentelijke commissarissen, die niet reeds lid van het bestuur zijn, of van een of meer bestuursleden. Hieronder stellen wij U voor, tot be noeming van twee zulke commissarissen bij de „Friesche Orkest Vereeniging" over te gaan. In haar adres vraagt de meergenoemde vereeniging tevens, haar de beschikking te geven over een repetitie lokaal. Hoewel wij op den duur aan het thans reeds voor dit doel gebruikte vertrek in de Oude Waag liever eene andere bestemming gegeven zagen, hebben wij er geen bezwaar tegen dit lokaal voorloopig en tot weder- opzeggens kosteloos aan de orkestvereeniging ten be hoeve van hare repetitiën ten gebruike te geven. Voorts verzoekt de vereeniging haar de muziekinstru menten en de muziekbibliotheek van het Stedelijk Orkest in eigendom af te staan. Afstand in eigendom is evenwel niet noodig, nu practisch hetzelfde resultaat kan worden verkregen door de bibliotheek en de instru menten aan de vereeniging in bruikleen te geven, na tuurlijk met verplichting tot behoorlijk onderhoud, enz. ingevolge de wet. Ten slotte zij opgemerkt, dat tengevolge van de ge wijzigde omstandigheden de verordening, regelende den werkkring van de vaste Raadscommissie voor het toe zicht op en het beheer van het Stedelijk Orkest, kan worden ingetrokken. Waar daarin (art. 3 sub h) aan die commissie tevens het toezicht op de muziekschool is opgedragen, komt dit nu rechtstreeks bij ons College. Het ligt in ons voornemen zoo spoedig mogelijk nadere voorstellen tot regeling van het beheer, enz. der muziek school bij Uwe Vergadering aanhangig te maken. Op grond van het vorenstaande geven wij U thans in overweging .4. met ingang van 1 Augustus 1929 1°. het Stedelijk Orkest te Leeuwarden op te heffen; 2°. de verordening, regelende den werkkring van de vaste raadscommissie voor het toezicht op en het beheer van het Stedelijk Orkest te Leeuwarden (gemeenteblad 1919 no. 12), in te trekken; 3°. de leden van de onder 2 genoemde commissie te ontheffen van hun taak onder dankbetuiging voor de als zoodanig bewezen diensten; 4°. aan de „Friesche Orkest Vereeniging", alhier, kosteloos en tot wederopzegging ten behoeve van hare repetitie's in gebruik te geven de lokaliteit op de boven verdieping van de Oude Waag, zulks onder voorwaarde, dat de kosten van verlichting, verwarming en schoon houden voor rekening der vereeniging komen en dat alle beschadiging, eventueel aan het gebouw of zijn inven taris toegebracht, door de gemeente voor rekening van de vereeniging zal worden hersteld; 5°. de muziekinstrumenten en de muziekbibliotheek, tot dusverre gebruikt door het Stedelijk Orkest, aan de „Friesche Orkest Vereeniging" tot wederopzegging in bruikleen af te staan onder verplichting als volgens de wet; B. de begrooting voor het dienstjaar 1929 te wij zigen overeenkomstig het overgelegde ontwerp-besluit no. 3 met toelichting; C. aan de „Friesche Orkest Vereeniging", alhier, voor het jaar 1929 een subsidie uit de gemeentekas te verleenen van 7125.en daaraan de navolgende voorwaarden te verbinden 1°. de vereeniging verbindt zich om jaarlijks op nader met Burgemeester en Wethouders overeen te komen tijdstippen kosteloos vier openbare concerten te geven in den Prinsentuin of eene andere door het Col lege aan te wijzen plaats; 2°. de vereeniging geeft jaarlijks ten minste tien uitvoeringen tegen verminderde toegangsprijzen (z.g. volksconcerten) 3°. de vereeniging draagt de leiding van haar orkest op aan den directeur der Stedelijke Muziek school; D. over te gaan tot de benoeming voor het jaar 1929 van twee commissarissen der gemeente bij de „Friesche Orkest Vereeniging"; E. in afwachting van eene nadere regeling dienaan gaande, de vaste jaarwedde van den directeur der Stedelijke Muziekschool met ingang van 1 Augustus 1929 te bepalen op 3000.en hem de verplichting op te leggen om van dien datum af het orkest van de „Friesche Orkest Vereeniging" te dirigeeren en zich als dirigent daarvan te gedragen naar de voorschriften en de bevelen van die vereeniging. De beraadslagingen worden geopend. Mevrouw Van DijkSmit: Ik zou deze regeling wel willen aanvaarden, maar ik hoop toch niet dat in de toekomst deze combinatie hier vast aan wordt verbon den. Op het oogenblik kan die misschien, ook door de meerderheid van den Raad, wel geschikt worden ge vonden, maar het kan misschien gebeuren dat deze combinatie mettertijd niet meer zal voldoen aan de eischen, die men dan gaat stellen. Ik zou dus m. a. w. niet graag willen, dat deze combinatie voor de toekomst hieraan vast werd verbonden. De heer Westra: Ik zou bij dit voorstel deze opmer king willen maken, dat de gang van zaken, zooals die nu voortaan zal loopen, feitelijk het gevolg is van het feit, dat er indertijd in den Raad een meerderheid ge zocht is laat ik het zoo maar zeggen voor een basis, waarop het mogelijk was om het voortbestaan van het Symphonie-Orkest te verzekeren. En toen is hier direct getracht om te krijgen een vereeniging, die een deel van de kosten door contributies zou verkrijgen, waardoor het mogelijk zou worden in de toekomst lang zamerhand het subsidie van de gemeente omlaag te brengen. Nu blijkt uit het verzoek, dat de Friesche Orkest Vereeniging heeft gedaan en ook uit het praeadvies van Burgemeester en Wethouders, nog niet, dat er in de toekomst werkelijk een belangrijke besparing zal wor den verkregen. Natuurlijk wel een van 5000.maar dat is eigenlijk toch ook geld uit de openbare kas, al is het dan niet alleen van de inwoners uit Leeuwarden afkomstig, maar ik geloof niet dat het oorspronkelijk de bedoeling is geweest, dat men eenvoudig een ver plaatsing van geld uit de openbare kas zou krijgen, maar dat het er om ging, dat ook de inwoners van Leeu warden zelf een deel direct zouden bijdragen. Ik ben dan ook bijna geneigd om hier te zeggen: „tant

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 4