146 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 September 1929.
in de derde sectie de heeren B. Molenaar, Visser,
Westra, Feitsma, Vromen, Westerhuis, Tiemersma en
Oosterhoff.
Volgens art. 60 van het Reglement van Orde is wet
houder Fransen voorzitter van de eerste sectie.
Naar de ioting, welke vervolgens plaats heeft, worden
aangewezen
tot voorzitter van de tweede sectie wethouder O. F.
de Vries,
en tot voorzitter van de derde sectie wethouder Rit
meester,
terwijl wethouder H. de Boer mede zitting zal nemen
is de eerste sectie.
4. Benoeming van:
a. vier leden der commissie voor de Openbare
Werken
b. vier leden der commissie voor de Gemeentelijke
Bewaarscholen
c. vier leden der commissie voor de Gemeentereini
ging;
d. vier leden der Financieele Commissie;
e. vier leden der commissie voor de Gemeentelijke
Lichtfabrieken
f. vier leden der commissie voor het ontwerpen
van Strafverordeningen.
Benoemd worden: sub a: de heeren J. de Boer, Fed-
dema, B. Molenaar en Oosterhoff, met 24 stemmen,
terwijl 1 biljet blanco is ingeleverd;
sub h: mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de
heeren Feitsma, Muller en Visser;
sub c: mevrouw Van DijkSmit en de heeren Dijkstra,
Hot'stra en Westra;
sub d: de heeren Botke, M. Molenaar, Oosterhoff en
Westra;
sub e: de heeren Lautenbach, Peletier, Tiemersma en
Van der Veen;
sub de heeren Dijkstra, Tamminga, IJ. de Vries
en Vromen,
allen met algemeene stemmen.
5. Benoeming van drie leden der commissie voor
het onderzoek der gemeenterekening, dienst 1928.
Benoemd worden
als eerste lid: de heer Van der Veen met algemeene
stemmen;
als tweede lid: de heer Feddema met 24 stemmen;
op den heer Feitsma wordt 1 stem uitgebracht;
als derde lid: de heer Westerhuis met 24 stemmen;
op mevrouw BuismanBlok Wijbrandi wordt 1 stem
uitgebracht.
6. Benoeming van drie Raadsleden, als leden der
commissie, bedoeld bij artikel 6, 2e lid, der verorde
ning regelende het Georganiseerd Overleg.
Benoemd worden
als eerste lid de heer Westra, met 22 stemmen 1
stem wordt op den heer Tamminga, op den heer M. Mo
lenaar worden 2 stemmen uitgebracht;
als tweede lid: de heer M. Molenaar, met20stemmen;
voorts worden 3 stemmen op den heer Peletier en 2
stemmen op den heer Tamminga uitgebracht;
als derde lid: de heer Tamminga met 17 stemmen;
voorts wordt 1 stem op ieder der heeren Peletier,
Vromen, Lautenbach en Feitsma en op mevrouw Van
DijkSmit uitgebracht, terwijl 3 biljetten blanco zijn
ingeleverd.
7. Benoeming van tijdelijk onderwijzend personeel
aan de gemeentelijke Hoogere Burgerschool en Hoogere
Handelsschool voor het schooljaar 1929/1930.
Overeenkomstig de aanbeveling van Burgemeester en
Wethouders worden met algemeene stemmen benoemd:
a. tot tijdelijk leeraar in de aardrijkskunde: J. Jansma;
b. tot tijdelijk leeraar in de plant- en dierkunde:
J. Jensma;
c. tot tijdelijk leeraar in de geschiedenis: P. van
der Meulen,
allen thans reeds als zoodanig werkzaam.
8. Benoeming van tijdelijk onderwijzend personeel
aan de Middelbare Avondhandelsschool voor het school
jaar 1929/1930.
Overeenkomstig de voordracht van Burgemeester en
Wethouders worden met algemeene stemmen benoemd:
a. tot directeur: A. Deinema, hoofd van gemeente
school 146;
b. tot leeraar in Duitsch en Nederlandsche correspon
dentie: C. Andriesse, hoofd van gemeenteschool
no. 4;
c. tot leeraar in aardrijkskunde, lezen en Neder
landsche correspondentie: G. Steegstra, hoofd van
gemeenteschool no. 136;
d. tot leeraar in stenografie en machineschrijven:
W. Röben, leeraar in die vakken,
allen thans reeds als zoodanig werkzaam.
9. Benoeming van twee tijdelijke leeraren in de
Duitsche taal aan de Lagere Avondhandelsschool voor
het schooljaar 1929/1930.
De aanbeveling van Burgemeester en Wethouders
luidt als volgt
1. B. H. A. Peters, onderwijzer aan de school voor
uitgebreid lager onderwijs te Huizum;
2. C. Vermeer, onderwijzer aan de W. C. van Mun-
sterschool, alhier.
Worden benoemd
in de eerste plaats: B. H. A. Peters, voornoemd, met
algemeene stemmen;
in de tweede plaats: C. Vermeer, voornoemd, met
24 stemmen, terwijl 1 biljet blanco is ingeleverd.
10. Benoeming van een tijdelijk leeraar in boek
houden en handelsrekenen aan de Lagere Avondhandels
school voor het schooljaar 1929/1930.
De aanbeveling van Burgemeester en Wethouders
luidt als volgt
1. H. Valkema, onderwijzer aan de school voor uit
gebreid lager onderwijs, alhier;
2. J. P. Heijneker, onderwijzer aan gemeenteschool
no. 146, alhier.
Benoemd wordt H. Valkema, voornoemd, met 20
stemmen; 3 stemmen worden op J. P. Heijneker uitge
bracht, terwijl 2 biljetten van onwaarde worden ver
klaard.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het verleenen van eervol ontslag aan mej. B. M. Post
als onderwijzeres aan gemeenteschool no. 8.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders in
zake den afkoop van een eeuw'ge rente, ten voordeele
van de gemeente rustende op het perceel Eewal no. 56,
door de N. V. J. J. Sijses' Pianohandel, alhier.
Dit voorstel luidt als volgt
Blijkens het hierbij overgelegde schrijven verzoekt de
N. V. J. J. Sijses' Pianohandel, gevestigd te Leeuwarden,
de eeuwige rente, rustende op den grond, waarop haar
perceel Eewal no. 56, kadastraal bekend gemeente Leeu
warden sectie A no. 1792, is gebouwd, te mogen afkoo-
pen, ten einde in de gelegenheid te zijn dit pand vrij
van alle lasten te kunnen verkoopen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 September 1929. 147
Tegen dezen afkoop bestaat bij ons geen bezwaar,
indien hij, zooals gebruikelijk is, geschiedt naar den
penning twintig (vgi. art. 799, lid 2, van het Burgerlijk
Wetboek).
Wij geven U mitsdien in overweging de N. V. J. J.
Sijses' Pianohandel toe te laten tot den afkoop van de
eeuwige rente, waarmede ten voordeele van de gemeente
Leeuwarden is bezwaard de grond van het aan haar
toebehoorende pand aan den Eewal no. 56, kadastraal
sectie A no. 1792, groot 5.92 Are, voor zoover het oude
nummer sectie A no. 1218 betreft, zulks tegen een som
van 84.zijnde de penning 20 van het zuiver bedrag
dier rente ad 4.20 per jaar, en verder op voorwaarde,
dat de kosten van den afkoop komen ten laste van de
vennootschap voornoemd.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders
sub 11 en 12.
13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
overneming van de stoepen, behoorende bij de perceelen
Nieuwestad no. 133 en Nieuwestad no. 89.
Dit voorstel luidt als volgt
Van de N. V. Handelsvereeniging P. S. Bakker en van
J Sterenberg, beiden alhier, ontvingen wij de verklaring,
dat zij bereid zijn de voor en langs hunne perceelen
Nieuwestad no. 133 en Nieuwestad no. 89 gelegen
stoepen op de gebruikelijke voorwaarden aan de ge
meente af te staan. Aangezien het ons gewenscht voor
komt tot overneming ook van deze stoepen over te gaan,
geven wij U in overweging te besluiten
I. in eigendom over te nemen
A. van de N. V. Handelsvereeniging P. S. Bakker,
alhier, de stoep, behoorende bij het perceel Nieuwestad
no. 133, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden,
Sectie C no. 1890, zoowel aan de zijde van genoemde
straat als aan het Heerenwaltje;
B. van J. Sterenberg, alhier, de stoep, behoorende
bij het perceel Nieuwestad no. 89, kadastraal bekend
alsvoren no. 552,
beide op de volgende voorwaarden
1. de koopprijs bedraagt voor elke stoep 1.
2. alle kosten, op de overdracht vallende, zijn voor
rekening der gemeente Leeuwarden;
3. bij trottoiraanleg door de gemeente blijft het
uitkomende materiaal desverlangd het eigendom van
de verkoopers en wordt het door de gemeente kosteloos
naar een door hen aan te wijzen plaats binnen de ge
meente vervoerd;
4. wanneer ten gevolge van den trottoiraanleg werk
zaamheden aan den gevel van bovenvermelde gebouwen
noodig zijn, geschieden deze door en voor rekening der
gemeente;
en overigens op de gebruikelijke en andere, door
Burgemeester en Wethouders noodig geachte, voor
waarden;
11. de onder A en B bedoelde stoepen te bestemmen
voor den publieken dienst.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Westra: Alvorens mijn stem te kunnen be
palen over het voorstel sub 1 A van deze voordracht,
dus wat betreft de overname van de stoep van P. S.
Bakker, zal ik een enkele vraag aan het college van
Burgemeester en Wethouders moeten stellen.
Om die vraag in stijl te kunnen laten aansluiten bij
den stijl van het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders, zal ik ter toelichting van die vraag deze vergade
ring onledig moeten houden, met haar een oogenblik een
verhaal te doen van een ware gebeurtenis in een ge
meente, die ik hier niet met name zal noemen, laat ik
zeggen in de gemeente Nergenshuizen
De Voorzitter: Dus het is gelukkig niet hier
De heer Westra: Hopelijk is het niet hier
In die gemeente stond een winkelhuis op den hoek van
een gracht en een straat en dat winkelhuis werd ver
bouwd. Om dat winkelhuis lag een stoep van gewapend
beton, gedekt met een deklaag van kunstgraniet en om
geven door hardsteenen randen. En toen de verbouwing
bijna gereed was en het gebouw weer zeer nauwkeurig
was aangepast aan de stoep, gebeurde er op zekeren
dag iets: er kwam een aantal werklieden van de ge
meente, die met zeer veel moeite en opoffering van werk
kracht de stoep van gewapend beton, gedekt met kunst
graniet en omgeven door hardsteenen randen, hebben
weggehakt en kapot geslagen, ten einde die stoep daar
weg te krijgen. Daarna werd daar in die onbekende ge
meente aangevoerd een heele partij zand, een groote
partij tegels en wat trottoirranden van de eene of andere
kunstceinentsamenstelling, waarvan er een stuk of wat
werden gebruikt en die gelegd werden om het nieuwe
trottoir, dat wat breeder was, dan de stoep oorspron
kelijk was geweest. De kolken, die daar waren, werden
weggenomen, hoewel ze heel solide waren en er werden
nieuwe, zeker niet meer solide, kolken neergelegd en
aangesloten aan het gemeentelijk riool.
Toen alles gereed was, gebeurde ongeveer wat het
Scheppingsverhaal ons leert. Daarin wordt gezegd
,,toen God de wereld had geschapen, zag hij dat alles
goed was", maar toen hier de wethouder kwam, zag
hij, dat het niet goed was en een dag, nadat het trottoir
geheel gereed was gekomen, kwamen er weer werklie
den van Gemeentewerken en deze hebben alles weer
weggenomen, zoowel het trottoir als de kolken, die daar
met zeer veel zorg waren gelegd, terwijl ook de verbin
ding met het gemeentelijk riool weer werd weggenomen.
Toen werden er weer nieuwe kolken neergezet en werd
er weer een nieuw trottoir gelegd. Dit heeft tengevolge
dat daar op het oogenblik in plaats van een buitenge
woon solide stoep op precies dezelfde plaats is komen
te liggen een trottoir van minder solide samenstelling
en dit alles is gepaard gegaan met heel veel arbeid en
kosten.
Nu is het gelukkig, dat dit in een onbekende gemeente
is geschied, maar ik vrees, dat wij hier met een analoog
geval te doen krijgen en dat, als wij dit voorstel aan
nemen, hier misschien hetzelfde zal geschieden.
Daarom zou ik aan het college van Burgemeester en
Wethouders deze vraag willen stellen, of het college,
wanneer de Raad dit voorstel, om deze stoep van P. S.
Bakker over te nemen, aanneemt, de zekerheid kan ge
ven dat, zoolang die stoep solide genoeg is, deze daar
zal blijven liggen en men daar vooral geen trottoir zal
neerleggen. Kunnen Burgemeester en Wethouders die
toezegging geven, dan zal ik mijn stem aan dit voorstel
kunnen geven.
De heer Vromen: 't Is maar goed, dat het Scheppings
verhaal niet zoo omslachtig is.
De heer Fransen (wethouder)Als ik den heer Westra
goed begrijp, dan wil hij van Burgemeester en Wethou
ders zekerheid hebben dat, als de gemeente deze stoep
overneemt, deze daar solide blijft liggen
De heer Westra: Neen, in den toestand, waarin zij
op het oogenblik is of zou wezen ten tijde dat zij niet
door de gemeente is overgenomen. Hier wordt het voor
stel gedaan om een stoep over te nemen
De heer Fransen (wethouder): De bedoeling is ik
begrijp den heer Westra nu beter om den grond over
te nemen, waarop de stoep ligt, niet de stoep zelf, maar
den grond, waarop de stoep ligt. Dat gebeurt overal en
dat is ook hier het geval bij P. S. Bakker. Waar nu deze
firma in verband met den verbouw van haar perceel de