148 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 September 1929.
hoogte van het trottoir moet weten, hebben Burgemees
ter en Wethouders om die stoep een band gelegd en
tegels aangebracht, gelijk overal wordt gedaan, maar de
grond onder de stoepen wordt overgenomen, opdat,
wanneer in het vervolg door het college het besluit
wordt genomen om daar een trottoir te maken, dit dan
op de breedte kan worden gebracht, zooals dan zal
worden bepaald.
Wat daar op het oogenblik ligt, is reeds door de ge
meente gemaakt, omdat het college vrij zeker was, dat
de Raad zou meegaan in dit voorstel om den grond,
waarop die stoep lag, over te nemen en zoodra de Raad
besluit tot overname, blijft de situatie precies gelijk en
wordt deze niet meer veranderd.
Ik hoop hiermede den heer Westra te hebben beant
woord.
De heer Westra: De wethouder heeft mij zeer zeker
van antwoord gediend, maar dat antwoord kan mij toch
niet voldoen. Hier is een voorstel tot overname van een
stoep en hier staat in art. 3 van de voorwaarden „bij
tiottoiraanleg door de gemeente maar nu blijkt,
dat dit trottoir al is aangelegd. Als dus dit voorstel tot
overname van de stoep wordt aangenomen, keurt de
Raad daarmee meteen goed de uitgaven, die daar ge
schied zijn, want het blijkt uit de mededeelingen van
den wethouder, dat die inderdaad al geschied zijn en wij
zullen dat dan dus ook goed vinden. Waar de wethouder
zelf erkent, dat die uitgaven al gedaan zijn, wil ik wel
zeggen, dat ik die absoluut onnoodig vind, omdat die
stoep daar misschien nog wel 50 jaar had kunnen liggen.
De stoep was zeer solide en goed en ik zie niet in,
waarom daar door de gemeente iets anders moest wor
den neergelegd. Om kosten te vermijden, zal ik mijn
stem dan ook aan dit voorstel niet kunnen geven.
De Voorzitter: Ik wil de toelichting op dit voorstel
persoonlijk even aanvullen, omdat deze zaak zich groo-
tendeels heeft afgespeeld ten tijde dat de heer Fransen
met vacantie was en ik zijn portefeuille van hem had
overgenomen.
Toen de fa P. S. Bakker ging verbouwen wij kun
nen wel alle gekheid buiten beschouwing laten, want
wij begrijpen allen wel, dat het die stoep is, welke de
heer Westra met zijn verhaal bedoelt kwam de ar
chitect van die firma bij mij met de vraag: Op welk peil
moet ik aanhouden, op het peil van de tegenwoordige
stoep, zooals die daar ligt? Ik heb, zoo zei de architect,
al met Gemeentewerken gesproken en ik weet dat, als
daar ooit een trottoir komt, het peil daarvan zal ver
schillen met dat van de stoep, die er nu ligt. Welk peil
moet ik nu aanhouden, dat van de tegenwoordige stoep
of het peil van een toekomstig trottoir? Het peil van
de bestaande stoep en van het toekomstige trottoir is
niet gelijk en ais ik nu het peil van de stoep aanhoud
en U besluit over 1, 2, 3 of 5 jaar, om daar een trottoir
te leggen, dan komt de vloer van het winkelpand onder
het trottoir te leggen.
Ik heb toen overleg gepleegd met den heer Maas en
deze zei, dat naar zijn oordeel altijd het peil van het
toekomstig trottoir zou moeten worden aangehouden,
ook al weten wij niet of het er ooit komt. De architect
had ook geen bezwaar om een stukje hooger of lager
te gaan, maar ten opzichte van wat men op den duur
met de stoep zou doen en of er een trottoir zou komen
of niet, is toen voorloopig nog niets besloten ik heb
gezegd: laten wij de zaak eens bekijken en bespreken
en als U zoover is met den bouw, komt U dan terug.
Ja, zei de architect, het kan ons ook niets schelen, als
de gemeente de stoep niet wil hebben, want dan leggen
wij zelf wel even een trottoir. Zoo is het gebeurd en ten
slotte, toen het pand bijna klaar was, heeft de architect
gevraagd: moeten wij nu de stoep vervangen of doet de
gemeente het
Die zaak is toen bij Burgemeester en Wethouders be
sproken en daar ging het toen niet om een verkeers-
belang, maar om de kwestie dat men, als men den grond
onder een bepaalde stoep in bezit heeft, men daar later
niet bij het leggen van kabels enz. op een gegeven mo
ment kan stuiten op een stuk grond onder de stoep, dat
bij een ander in eigendom is. Op dien grond zijn Bur
gemeester en Wethouders er eigenlijk voor om, als het
eenigszins kan tenzij men uitdrukkelijk kan zeggen,
dat het nooit te pas zal komen als er een stoep wordt
aangeboden, deze over te nemen. Zoo hebben Burge
meester en Wethouders daartoe ook hier besloten. Wat
betreft de kwestie van overname van de stoep, alle be
sluiten zijn tot nog toe zoo geweest, altijd heeft er
„stoep" gestaan, maar de bedoeling is natuurlijk: over
name van den grond onder de stoep er staat immers
ook in alle voorstellen, dat het uitkomende materiaal
desverlangd het eigendom blijft van de verkoopers en
dat het door de gemeente kosteloos naar een door hen
aan te wijzen plaats binnen de gemeente wordt ver
voerd.
Toen is dus het trottoir gelegd en nu is dat door een
misverstand geheel te goeder trouw niet van onze
zijde maar van Gemeentewerken, door de gemeente ge
legd op de breedte, zooals het in de toekomst zou wor
den, indien de Raad zou besluiten daar een trottoir aan
te leggen. Aangezien wij echter voorloopig niet bij den
Raad zullen komen met een voorstel, om daar een trot
toir aan te leggen en dat dus nog wel geruimen tijd kan
duren en het zeer eigenaardig staat dat de stoepen daar
aan het Heerenwaltje veel smaller zijn dan een stuk
trottoir en ook al, opdat de Raad later niet zal zeggen,
wanneer eventueel wordt besloten tot trottoiraanleg aan
het Heerenwaltje: ja, maar Burgemeester en Wethouders
hebben het alvast maar uitgevoerd, hebben Burgemees
ter en Wethouders gezegd laten wij deze vergissing
herstellen en laten wij de breedte maken, zooals die in
normalen staat was.
De kwestie is dus dat, omdat het hoogtepeil verschil
lend is, de stoep daar tóch niet kon blijven, zoodat de
fa P. S. Bakker zelf ook zou hebben gedaan wat de ge
meente nu heeft gedaan; wat daar op het oogenblik ligt,
zou er door de firma zelf ook zijn gemaakt, maar omdat
de grond van de stoep door de gemeente in eigendom
werd overgenomen, is het door de gemeente in orde ge
maakt. Dat gebeurt bij elke overname van stoepen, komt
men aan den anderen kant van de Nieuwestad, dan kan
men meerdere van die stoepen vinden, b.v. bij Morrema.
Dat zijn alle stoepen met trottoirtegels en die zijn van
de gemeente; die stoepen zullen t. z. t. worden verbreed
als de Raad straks het betrekkelijke voorstel aanneemt.
Zoo is het ook met de stoep van de fa. P. S. Bakker.
Tot nog toe is dus alles normaal verloopen, alleen het
eenige informeele is, dat er bij Gemeentewerken een
vergissing heeft plaats gehad en nu meenden Burge
meester en Wethouders dat het beter was, ook ten op
zichte van andere zaken in deze gemeente, dat die ver
gissing nu direct werd hersteld. Dat is de heele kwestie.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
ruiling en verkoop van grond aan het Zuidvliet aan
L. de Vries, alhier.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij schrijven van 13 Mei j.l. vraagt L. de Vries, alhier,
een aan hem toebehoorend perceeltje grond, gelegen ten
Noorden van zijn perceel, kadastraal bekend gemeente
Leeuwarden, Sectie G no. 4053, te mogen ruilen tegen
de aan de gemeente toebehoorende steeg gelegen ten
Zuiden van en grenzende aan dat perceel, zoomede om
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 September 1929. 149
hem in koop af te staan een strookje grond gelegen ten
Westen van genoemd perceel. Onzerzijds bestaan tegen
inwilliging van het verzoek geen bedenkingen. Het bezit
van de bovenvermelde steeg, op de hierbij overgelegde
teekening in gele kleur aangeduid, is voor de gemeente
van geen belang. Door den in ruil te verkrijgen grond,
die op de teekening met groene kleur is aangegeven,
na overdracht aan de gemeente en opruiming van een
daarop aanwezigen uitbouw bij de openbare straat te
trekken, zal ter plaatse een betere toestand kunnen
worden verkregen. Het te verkoopen terrein, liggende
naast het bovenvermelde kadastrale perceel, Sectie G
no. 4053, heeft eene grootte van ongeveer 8 M-. en is
op de bijbehoorende kaart in roode kleur aangeduid.
Een koopprijs van 50— is voldoende te achten; be
langhebbende heeft te kennen gegeven met dezen prijs
genoegen te nemen.
Wij geven U in overweging te besluiten
a. tot ruiling met L. de Vries, alhier, zonder bij
betaling aan de eene of andere zijde, van een aan hem
toebehoorend perceeltje grond, ter grootte van ongeveer
3 M2., deel uitmakende van het kadastrale perceel, ge
meente Leeuwarden, Sectie G no. 4053, tegen een aan
de gemeente toebehoorende steeg, ter grootte van on
geveer 7.5 M'2., gelegen ten Zuiden van en grenzende
aan het genoemde kadastrale perceel, deel uitmakende
van het kadastrale perceel, gemeente Leeuwarden, Sectie
G no. 10638, een en ander gelijk op de bij dit besluit
behoorende teekening in onderscheidenlijk groene en
gele kleur is aangeduid;
h. tot verkoop aan L. de Vries, alhier, tegen een prijs
van 50.van een perceeltje grond, gelegen ten
Westen van en grenzende aan het kadastrale perceel,
gemeente Leeuwarden, Sectie G no. 4053, ter grootte
van ongeveer 8 M2., gelijk op de bij dit besluit behoo
rende teekening in roode kleur is aangeduid,
onder bepaling, dat de kosten op de onder a en b
vermelde eigendomsoverdrachten vallende, zoomede die
van de overschrijving in de openbare registers en van
de levering van een afschrift van de notariëele acte ten
behoeve van het gemeentearchief, komen ten laste van
den adressant;
c. het van den adressant over te nemen, onder a
vermelde, perceeltje grond, te bestemmen voor den
publieken dienst.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
15. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders
op het adres van J. W. Sterkenburg en J. A. de Vries
om eene tegemoetkoming in de kosten van de verbou
wing hunner winkelpanden Nieuwestad nos. 140 en
142, met nader voorstel in zake de verbetering van de
Nieuwestad.
Dit praeadvies is opgenomen in de notulen der ver
gadering van 20 Augustus 1929.
Een nader schrijven van Burgemeester en Wethouders
luidt als volgt
De beslissing op ons voorstel van 8 Augustus j.l. in
zake het plan, dat bij een eventueele verbetering van de
Nieuwestad zal worden gevolgd, is in Uwe vergadering
van 20 Augustus aangehouden, ten einde de Commissie
voor de Openbare Werken in de gelegenheid te stellen
andermaal daaromtrent te adviseeren. Wij hebben de
stukken daarop in hare handen gesteld en ontvingen
onder dagteekening van 3 September haar nader advies,
hetwelk wij hierbij aan U ter kennisneming overleggen.
Er zal U uit blijken, dat omtrent het ontworpen plan niet
op alle onderdeelen eenstemmigheid in de Commissie
heerscht, doch dat de Commissie unaniem wel van mee
ning is, dat aanleg van een trottoir langs den huizenkant
van de Nieuwestad Z.Z. wenschelijk is. Vermits nu de
bedoeling van ons voorstel van 8 Augustus sub c hoofd
zakelijk was, om in verband met de verbouwingen van
panden aan deze straat eenige zekerheid te verkrijgen
aangaande het in de toekomst te volgen wegprofiel, met
name over het peil van het trottoir langs de huizen,
wil het ons na kennisneming van het nadere advies der
Commissie voor de Openbare Werken voorkomen, dat
Uw besluit zich voor het oogenblik gevoegelijk tot dat
trottoir kan beperken en dat met het vastleggen van de
verdere onderdeelen van het plan tot verbetering van de
Nieuwestad zonder bezwaar kan worden gewacht tot
liet tijdstip, waarop tot uitvoering der verbetering be
sloten wordt.
Wij wijzigen derhalve ons voorstel van 8 Augustus
sub c in dier voege, dat het komt te luiden
„te bepalen, dat bij de eventueele verbetering van de
Nieuwestad liet trottoir langs de huizenrij aan de Zuid
zijde gelegd zal worden als is aangegeven op de hierbij
behoorende profielteekening, gemerkt „bij 988 van '28"
en geven U andermaal in overweging overeenkom
stig ons voorstel van 8 Augustus j.l., sub c aldus gewij
zigd, te besluiten.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff: Het besluit van de vorige ver
gadering, om het voorstel tot verbetering van de Nieu
westad te renvoyeeren naar Burgemeester en Wethou
ders, ten einde lien in de gelegenheid te stellen de Com
missie voor Openbare Werken nog eens te hooren, heeft
tot gevolg gehad, dat wij thans voor ons hebben een
gewijzigd voorstel en wel in zeer belangrijke mate ge
wijzigd. Want waar wij ons den vorigen keer zouden
hebben moeten uitspreken over een eventueele geheele
verbetering van de Nieuwestad, wordt ons nu voorge
legd de vraag om mee te gaan met het leggen van een
trottoir overeenkomstig de profielteekening, gemerkt
„bij 988 van '28".
Dat vindt zijn oorzaak in het feit, dat er ten opzichte
van verschillende onderdeelen van het plan in zake de
verbetering van de Nieuwestad in de Commissie voor
Openbare Werken geen eenstemmigheid was, maar men
het daar wèl eens was over de kwestie van aanleg van
een trottoir aan' de Nieuwestad langs de huizen.
Nu lijkt het verschil tusschen beide voorstellen bui
tengewoon groot, omdat men zich oogenschijnlijk met
dit laatste voorstel niet uitspreekt over de verdere wijze
van verbetering van de Nieuwestad. Dat is echter slechts
oogenschijnlijk, want feitelijk besluiten wij voor een zeer
groot deel toch ook tot uitvoering van het vorige plan,
als wij dit voorstel aannemen. Dit sluit toch in, dat er
een trottoir zal worden gelegd, afhellende vanaf den
Wirdumerdijk aan de eene zijde en vanaf de Lange Pijp,
met als hoogste punt ongeveer bij Bolman, naar de an
dere zijde naar het pand van Vroom en üreesniann en
nu kan niemand mij wijs maken, dat wij dan later nog
vrij zullen zijn ten opzichte van de verdere bestrating
van dat deel van de Nieuwestad. Dat behoef ik, dunkt
mij, niet verder aan te toonen; het staat als een paal
boven water, dat, als het trottoir daar van twee kanten
naar een bepaald punt afhelt, wij later de straat ook zoo
zullen moeten leggen en bij aanneming van dit voorstel
zal daartoe dus ook stilzwijgend worden besloten.
Daar komt nog bij, dat in de Commissie voor Open
bare Werken verschillende zaken en ideeën zijn geop
perd, waarover Burgemeester en Wethouders nu niet
verder hebben gesproken, omdat zij de rest van de ver
betering wenschen aan te houden, maar van welke
ideeën een eventueele uitvoering ook onmogelijk zal
worden, als dit trottoir wordt gelegd. In de Commissie
is namelijk het denkbeeld geopperd om langs den water
kant geen trottoir te leggen, maar de Nieuwestad hare
natuurlijke afwatering in de gracht te laten behouden.
Daarop is toen geantwoord: dan kan dit trottoir niet