152 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 September 1929. Men moet dus niet zeggen dat dit heele vraagstuk een verkeersvraagstuk is, maar een verkeersvraagstuk, dat men om aesthetische reden op bijzondere wijze wil op lossen. Want als de Waag daar niet stond, zou men misschien wel een tonrond profiel maken, maar zou men er waarschijnlijk niet aan denken om een lengteprofiel met een holte er in te gaan maken. Dat zou men zonder twijfel niet doen. Dat men deze bijzondere oplossing kiest, gebeurt om aesthetische reden en waar de juist heid van die oplossing nu aan ernstigen twijfel onderhevig is, gaat het niet aan om te zeggen: wij doen het toch en we doen het alleen om het verkeersvraagstuk. Als men het alleen om het verkeersvraagstuk doet, heeft men dien omgekeerden kattenrug daar niet noodig. Daarom ben ik voor het voorstel van den heer Ooster- hoff, om deze zaak aan te houden en nog eens degelijk a tête reposée na te gaan is dit werkelijk ook een aesthetische verbetering naast de verkeersverbetering En dat eischt dan m. i. ook niet den weg volgens ton- rondte te maken. Het moge lijken dat bij aanneming van het voorstel van Burgemeester en Wethouders de Raad een groote mate van vrijheid behoudt, omdat het besluit niet verder strekt dan het trottoir, maar dat besluit houdt dan toch meteen in om dien omgekeerden kattenrug daar te maken. De Raad zal geen bezwaar hebben om t. z. t. een trottoir te maken en ook niet om t. z. t. een goeden ver keersweg aan te leggen. Waar het om gaat is: moet dit lengteprofiel zoo worden veranderd, dat juist daarmee wordt beslist over een punt, waarover men in den Raad ernstigen twijfel laat merken en waarover men het hier absoluut nog niet volkomen met zichzelf eens is Want daarover wil men nu toch eigenlijk met dit voorstel een besluit nemen en daarom acht ik het noodig de zaak aan te houden en nog gelegenheid te geven aesthetici daarover te raadplegen, opdat werkelijk de Raad bewust zal zijn, als hij een besluit neemt, wat werkelijk de eigenaardige oplossing van dit verkeersvraagstuk, dat eigenaardig opgelost moet worden, zal zijn. Men moet dus niet zeggen dat het hier enkel een verkeersvraagstuk is en men moet het niet doen voor komen alsof de Raad hiermee niets belangrijks besluit, want gaat men mee met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dan besluit men daarmee in principe tot het belangrijkste, dat is het lengteprofiel van de Nieuwestad. De heer Westra: Met den heer Feddema ben ik het eens, dat het niet een gelukkige greep van Burgemeester en Wethouders is geweest, om nu weer met een ander voorstel te komen, een voorstel om een gedeeltelijke beslissing te nemen in zake de Nieuwestad. Ik geloof, dat zij daardoor hun voorstel niet sterker hebben ge maakt. Bovendien ben ik het eens met den heer Ooster- hoff, dat, wanneer wij een beslissing nemen omtrent het peil van het trottoir, wij dan feitelijk ook een beslissing nemen omtrent de verbetering van de Nieuwestad. Ik zie niet in, dat het eene is los te maken van het andere. Want immers, in de vorige vergadering is duidelijk uit eengezet, dat het veranderen van het peil van het trot toir alleen noodig is, om het gewenschte profiel te krij gen van den rijweg en ook van het andere deel van de Nieuwestad. juist omdat men het tonronde profiel wenscht met aan beide zijden een trottoir, daarom is het noodig tot het verlaagde peil van dat deel van de Nieuwestad over te gaan. Wanneer wij dus beslissen omtrent het tonrond ma ken van den rijweg en omtrent het maken van den rij weg tusschen twee trottoirs en wij zouden die beslissing willen uitstellen, dan zouden wij in zekeren zin moeten gaan in de lijn van den heer Oosterhoff en ook de be slissing moeten uitstellen omtrent het peil van het trot toir, dat langs de huizenrij komt. Zeer zeker kunnen wij wel een trottoir langs de huizen leggen op hetzelfde peil als dit nu is en dan straks de Nieuwestad verbe teren op dezelfde wijze als die nu is, maar dan heeft de zaak geen doel; het aanleggen van het trottoir op een lager peil heeft geen ander doel dan om tegemoet te komen aan de bouwers, die nu al gebouwd hebben. Toch meen ik, dat het niet gewenscht is tot algeheel uitstel van de beslissing over te gaan. Het liefste was het mij geweest, wanneer Burgemeester en Wethouders maar waren teruggekomen met hun voorstel van de vorige vergadering. Als wij nu de beslissing uitstellen, gaan wij echter juist in tegen de critiek, die indertijd terecht is geoefend op het beleid van Burgemeester en Wethouders, omdat Burgemeester en Wethouders in dertijd niet tijdig, voordat de verbouw van Vroom en Dreesmann plaats had, een voorstel hebben gedaan. Toen is er immers gezegd: als Burgemeester en Wet houders toen waren gekomen met een plan omtrent de Nieuwestad, dan had toen tijdig het peil kunnen worden vastgesteld en dan hadden Vroom en Dreesmann moeten bouwen volgens het peil, dat de Raad wenschte. Nu doen Burgemeester en Wethouders dat, zij geven den Raad de gelegenheid om, voordat Sterkenburg en an deren gaan verbouwen, een beslissing te nemen. De Raad zal zich als hijzelf een beslissing gaat nemen, straks niet als gebonden behoeven te beschouwen, maar juist als men de zaak weer gaat uitstellen, zal de Raad zich binden. De heer Oosterhoff zegt wel dat men ten opzichte van Vroom en Dreesmann absoluut niet gebon den is, maar als de Raad weigert het peil vast te stellen en als men daar straks weer gaat bouwen zal de Raad wèl gebonden worden, omdat men dan zelf het peil gaat vaststellen waarop men bouwt. Ik meen dus dat de Raad het op prijs moest stellen dat Burgemeester en Wethouders hem thans in de ge legenheid stellen om nu, voordat er verdere verbouwin gen plaats hebben, een beslissing te nemen omtrent de Nieuwestad, al had ik dan liever niet een halve beslis singdie toch feitelijk een heele is maar een heele. Ik zou daarom Burgemeester en Wethouders alsnog in overweging willen geven hun voorstel van den vorigen keer weer aan de orde te stellen en dus nu voor te stel len, dat de Nieuwestad zal worden gelegd volgens het piofiel, zooals ook de meerderheid van de Commissie voor Openbare Werken adviseert. Als ik nog even mag doorgaan wel niet in verband met het voorstel tot uitstel, maar in verband met hetgeen de heer Oosterhoff heeft aangevoerd de heer Ooster hoff heeft aangevoerd, dat een lid van de Commissie voor Openbare Werken er voor was om de Nieuwestad haar natuurlijke afwatering te laten behouden. Ik geloof echter niet, dat dit zou zijn overeenkomstig de belangen van het voetverkeer. Ik meen dat de belangen van het verkeer vorderen, dat daar aan beide kanten een trot toir komt, opdat het mogelijk zal zijn, steeds het recht- sche trottoir te houden. Als men nu wil doen wat de heer Oosterhoff heeft gezegd, zou men aan den anderen kant ook een ioopweg kunnen maken zonder dat dit een trottoir is, maar dan zou een deel van het publiek steeds door die natuurlijke afwatering van de Nieuwestad moeten loopen. Ik geloof niet dat dit goed zou zijn, maar dat het beter is die natuurlijke afwatering dan maar te vervangen door een onnatuurlijke ondergrondsche af watering. Ik meende dit nog even als een goede noot uit het voorstel tot verbetering van de Nieuwestad te moeten aanhalen. De heer B. MolenaarNu de Nieuwestad voor de zooveelste maal in bespreking komt en nu feitelijk alle dingen door elkaar worden gehaald, zou ik toch ook een paar woorden willen zeggen. Het heeft mij eenigszins bevreemd, dat door den heer Oosterhoff thans, in dit stadium, een voorstel tot uitstel is ingediend. Van die zijde is toch en terecht voor een deel ten minste het verwijt tot Burgemeester en Wethouders gericht, dat zij indertijd bij het aangeven Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 September 1929. 153 van het peil bij Vroom en Dreesmann niet vooraf den Raad in het plan hebben gekend. Maar in datzelfde sta dium zou door uitstel de zaak bijna elk oogenblik komen te staan. Want als de Raad geen beslissing wenscht te nemen over het eventueele peil van de Nieuwestad, als de Raad, nu eenmaal is besloten de stoepen van ver schillende eigenaren over te nemen, niet het peil, waarop de Nieuwestad zal komen te liggen, wil aangeven, dan plaatst hij daarmee elk oogenblik, dat er een verbouwing aan de Nieuwestad zal plaats hebben, Burgemeester en Wethouders voor een zaak, waarop het college geen antwoord kan geven. Het gaat toch niet op, als de eige naren aan de Nieuwestad willen verbouwen en naar het hoogtepeil vragen, dat Burgemeester en Wethouders steeds ten antwoord moeten geven: wij weten dat niet. Wij weten wel dat de stoepen zijn overgenomen, wij weten ook, dat het zoo en zoo kan komen, laten wij nu zoo verstandig zijn, in dit stadium de zaak niet meer een paar jaar uit te stellen. We zien den eenen winkel na den andere verbouwen en het wordt meer dan tijd, dat de Raad nu eens rustig gaat bespreken op welk peil de Nieuwestad zal worden gelegd. Nu heeft de heer Vromen opgemerkt, dat in de Com missie voor Openbare Werken het aesthetische vraag stuk is naar voren gekomen en de heer Vromen heeft daar bijgehaald de eenigszins sarcastisch uitgesproken woorden van den Voorzitter in de vorige vergadering. Ik zou zeggen dat van de zijde van Gemeentewerken die woorden behoorlijk zijn ingelost; de leden hebben op de Nieuwe Zaal twee maquettes kunnen beschouwen, weer gevende hoe het eventueel zal worden, waaruit de men- schen, die daar eenigszins oog voor hebben en daar over een oordeel kunnen vellen, kunnen opmaken hoe de toestand zal worden. Maar de heer Vromen zegt: er zijn in de Commissie menschen, die De heer Vromen geeft te kennen, dat hij van het be staan van deze maquettes niets weet. De heer B. Molenaar: Ja, als de heeren dat niet wisten, dan zou het misschien van belang zijn om de vergadering 10 minuten te schorsen, dan kunnen de heeren de gelegenheid krijgen om de beide maquettes in oogenschouw te nemen. De heer Vromen heeft ook gezegd, dat in het rapport van de Commissie voor Openbare Werken tot uiting kwam, dat in die commissie menschen waren, die de zaak geheel uit een verkeersoogpunt beschouwden. Ik heb echter in de commissievergadering gezegd: ik voel wel iets voor de redéneering van degenen, die hier naar voren hebben gebracht het oordeel van de Schoonheids commissie hierover te vragen, maar ligt het wel op den weg, om een dergelijk ontwerp aan de Schoonheidscom missie voor te leggen? Want immers, deze ziet alleen naar den aesthetischen kant, maar de groote kwestie bij de verbetering van de Nieuwestad is niet het aesthe tische gedeelte; dat is wel iets wat er bij komt, maar de groote kwestie betreft de verbetering zelf. De eige naren van de stoepen hebben aan de gemeente gevraagd deze over te nemen en de Nieuwestad te verbeteren en daarom hebben Burgemeester en Wethouders opdracht gegeven aan Gemeentewerken om enkele plannen te ontwerpen. En natuurlijk, zou ik zeggen, wil ieder, die daar een aesthetisch gebouw als de Oude Waag ziet staan, dat daar in de diepte ligt, daar rekening mee houden. Dat is bij het ontworpen plan ook gebeurd en dat zou ieder doen; waar men de Nieuwestad nu toch moet veranderen, moet dat juist zoo worden gedaan, dat men daarbij ook aandacht gaat schenken aan de Oude Waag, om deze uit de diepte wat omhoog te bren gen. Dat is echter een bijkomende zaak, maar de hoofd zaak was dat niet, ook niet bij het debat in de vorige vergadering. Toen is het ook als bijzaak beschouwd, dat men de Nieuwestad zoo ging veranderen, dat de Waag beter uitkomt. De debatten in de Commissie voor Openbare Werken gingen dezen kant uit, dat, als de Schoonheidscommissie gunstig adviseerde over dit plan, men zich dan zelfs zou kunnen voorstellen dat de tegenstanders van dat plan daarin zouden kunnen meegaan. Ik heb toen ge zegd: ik vind dat wel aardig, maar ik wensch mij niet te binden om, wanneer de Schoonheidscommissie zegt dat men dat niet moet doen, het dan te laten overgaan, omdat niet in de eerste plaats de Schoonheidscom missie hierover kan oordeelen, maar Gemeentewerken zelf technisch beter kan beoordeelen hoe de Nieuwestad moet worden verbeterd. Op die gronden heb ik zoo in de commissie gesproken en sommigen hebben dat met mij gezegd; wij prefereerden dit profiel boven het andere. Ik had dus geen bezwaar om het advies van de Schoon heidscommissie te vragen, maar ik heb mij niet wen- schen te binden aan dat advies; zoo belangrijk achtte ik het dus niet, al geef ik toe, dat het daardoor mogelijk was geweest indien het gunstig uitviel om eenige tegenstanders van het plan daarmee te winnen. De heer Fransen (wethouder): ik wil beginnen met te zeggen, dat het voorstel van den heer Oosterhoff, om deze zaak nog eens aan te houden, natuurlijk niet door Burgemeester en Wethouders kan worden aanvaard. Burgemeester en Wethouders voor zich hadden geen behoefte, om dit voorstel te doen, maar zij worden wel gedwongen door de winkeliers, die gaan verbouwen en die moeten weten waar zij zich in de toekomst aan zullen hebben te houden. Onzerzijds hadden wij er dus geen belang bij; het zou alleen voor Burgemeester en Wethouders van belang zijn, als het plan tot verbetering van de Nieuwestad in zijn geheelen omvang in bespre king kwam. De eenige bedoeling van Burgemeester en Wethouders is dus en dat was feitelijk ook de be doeling van het vorige stuk, hoewel dat niet met die woorden werd gezegd en dit wat algemeener was, waar daarbij werd voorgesteld het plan volgens profiel I vast te stellen dat men, als de Raad dit accepteert, zal weten hoe hoog, van den Wirdumerdijk tot het Schaver- nek, langs de geheele Nieuwestad de achterkant van het tiottoir tegen de huizen zal komen. Burgemeester en Wethouders vragen dus alleen dit plan volgens de inge zonden teekeningen en het voorgestelde profiel goed te keuren, opdat Burgemeester en Wethouders aan eiken winkelier, die gaat verbouwen, kunnen zeggen: dat wordt de hoogte van den achterkant van het trottoir tegen Uw gevel, gij weet dus hoe hoog gij Uw vloer zult moeten leggen. Het voorstel tot verbetering van de Nieuwestad in haar geheelen omvang, waarover de heer Westra sprak, herleeft pas weer, wanneer er een besluit moet worden genomen over de geheele Nieuwestad en alle verbete ringen, die daaraan vast zitten. Dat besluit kan men nu ook wel nemen, maar daar heeft het college thans ab soluut geen behoefte aan. Als op een van de volgende begrootingen een cijferpost wordt geplaatst voor de ver betering van de Nieuwestad en voor het aanbrengen van trottoirs, dan kan men dan over het verdere deel der verbetering gaan spreken, maar nu gaat het alleen over een voorstel om het peil vast te stellen van den achter kant van het trottoir tegen de gevels van de huizen vanaf den Wirdumerdijk tot het Schavernek. De heer Oosterhoff heeft gezegd dat, als dit wordt vastgesteld, men dan ook vastzit aan een tonronden weg en ook aan een bepaalde afwatering van de Nieuwestad. maar dat is absoluut mis. Ook al besluit de Raad het trottoir vandaag te leggen op het voorgestelde profiel, dan kan men later nog alle werken aan de Nieuwestad maken, zooals men wil, zoowel onder één afhelling, zoo als de heer Oosterhoff voorstelde in de commissie, als een tonronden weg en ook met of zonder een trottoir langs den walkant. Men kan dan nog precies doen wat men wil, maar het voorstel daartoe kunnen Burgemees ter en Wethouders doen, als zij den Raad vragen te be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 5