154 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 September 1929.
sluiten het werk uit te voeren. Dan is het nog vroeg
genoeg.
Men had hier die leelijke woorden niet moeten ge
bruiken, dat er aan de Nieuwestad vanaf den Wirdu-
merdijk tot de fa. Hammer een zak of een kuil in de
straat komt. Dat is toch wat een overdreven uitdrukking.
Men spreekt van een kuil in de straat, als deze op een
bepaald punt plotseling 40 a 45 cM. lager is, maar wan
neer men een dergelijke verlaging heeft, die verloopt
over een afstand van bij de 100 M., dan is dat geen kuil.
De heer Feddema, die zelf dat woord heeft gebruikt,
had dat niet mogen zeggen; hij toch kan, beter dan
menigeen in den Raad, weten, dat van een kuil geen
sprake mag zijn. En als dan de heer Vromen komt met
uitdrukkingen als een omgekeerden kattenrug en een
zak
De heer Vromen: Neen, dat laatste heeft de heer De
Boer gezegd.
De heer Fransen (wethouder) Ja, allerlei vreemde
beesten zijn er bij gehaald, maar U zult toegeven, het
lijkt thans lang zoo erg niet meer als toen men het de
eerste maal zag
De heer Vromen: Men went er aan
De heer Fransen (wethouder): die kleine ver
laging bij Vroom en Dreesmann over een afstand van
90 M. ziet men nu al bijna niet meer. Dat blijkt ook als
men de maquettes van gips beschouwt, die boven op
de Nieuwe Zaal zijn geplaatst en die het geheele pro
ject van de Nieuwestad vanaf den Wirdumerdijk tot de
Lombardsteeg op '/so van de ware grootte weergeven.
Dan is die holte haast niet te zien. Een van de deskun
digen in de Commissie voor Openbare Werken heeft
wel gezegd: daar worden wij een beetje mee verlakt en
in het zonnetje gezet
De heer Vromen: Daarom hebben de Raadsleden
zeker niet een uitnoodiging gekregen om de maquettes
te komen zien
De heer Fransen (wethouder): Er ligt een groot biljet
bij de stukken
De Voorzitter: Sedert gistermiddag lag er een aan
kondiging bij de stukken, dat de maquettes voor de
Raadsleden op de Nieuwe Zaal ter bezichtiging waren
gesteld. Het schijnt dat de heer Vromen hier gister
ochtend is geweest, maar dat briefje kon daar niet eer
der worden neergelegd, omdat de maquettes hier gister
pas zijn gekomen.
De heer Vromen: Ik ben Zaterdag en Zondag hier
geweest.
De heer Fransen (wethouder): lk kan dus ten minste
wel zeggen, dat men hier de zaak erg overdrijft ten op
zichte van het profiel, dat op het oogenblik wordt voor
gesteld. Als wij de meest ongunstige plaats nemen
als de heeren even willen luisteren in die „zak" of
„kuil" vlak tegenover Vroom en Dreesmann, dan zal
volgens het nieuwe project, dat op de teekening bij het
eerste voorstel is aangegeven de leden weten, dat
daarover thans geen beslissing wordt genomen de
kruin van den tonronden weg, die daar zal worden ge
maakt, op een afstand van 9 M. uit den gevel ongeveer
8 a 10 cM. lager komen te liggen dan op dit oogenblik
de keien daar liggen. Dat is toch een verschil, waar men
geen aanstoot aan kan nemen. Wordt daarentegen het
andere project uitgevoerd, zooals het zou moeten wor
den volgens den ouden toestand, dus voor de verlaging
bij Vroom en Dreesmann, dan zal datzelfde punt 22 cM.
moeten worden verhoogd.
Als verder de heer Oosterhoff de teekeningen had
gecontroleerd, dan zou hij ook niet hebben gezegd, dat
men bij aanleg van het voorgestelde trottoir en een af
hellenden weg naar de gracht het water niet kwijt kan
worden. Het hoogste peil van den walmuur is n.l. 1.55
M„ terwijl de bestrating tegen den trottoirband op het
laagste punt nog altijd op 2.15 M. zal komen te liggen,
zoodat er nog een verschil blijft van 0.60 M., ruim vol
doende voor een natuurlijke afwatering. Dit geldt voor
het breedste gedeelte. Waar nu verderop naar de Nieu
westad de straat smaller wordt, heeft men minder hel
ling noodig. En ten slotte zou het, wanneer dat noodig
was, ook heel goed mogelijk zijn cm die oude rollaag
langs den walkant een paar lagen te laten zakken. Het
zal wel niet noodig zijn, maar als het noodig was, dan
kon dat best; men zal dat restje oude metselwerk daar
dan toch niet willen laten zitten.
Men kan hier dus thans een bespreking over het ge
heele plan tot uitbreiding en verbetering van de bestra
ting gerust achterwege laten; ik kan den Raad de ver
zekering geven dat, als wij morgen den dag dit trottoir
gaan leggen, men de verdere verbetering van de Nieu
westad nog precies kan maken, zooals de Raad wil. Men
kan het niet zoo gek bedenken of het komt in orde,
alleen zal het dan de vraag zijn, of het dan in den ge-
wenschten vorm in orde komt. Men kan de cene helft
van de Nieuwestad direct laten afloopen naar het water
en men kan een tonronden weg nemen, precies zooals
de Raad dat wenscht, maar eerst moeten de financiën
er voor zijn en zoolang dat niet het geval is, hebben
wij met de verdere verbetering van de Nieuwestad niets
noodig. Burgemeester en Wethouders hadden ook dit
voorstel voor zichzelf niet noodig, maar het is beslist
noodig hierover een besluit te nemen, opdat bij verbouw
aan de Nieuwestad het peil van het toekomstige trottoir
kan worden aangegeven en de daar wonende winkeliers
kunnen zorgen dat hun gevels en winkelvloeren behoor
lijk bij dit trottoir zullen aansluiten. Dat is het eenige
motief, waarom Burgemeester en Wethouders dit voor
stel hebben gedaan.
De heer Feddema: Ik wil graag even opkomen tegen
de beweringen van den wethouder omtrent de wijze,
waarop ik over dien kuil zou hebben gesproken. Ik heb
niet over een kuil in de toekomst gesproken, maar zoo
als die daar op het oogenblik ligt voor Vroom en Drees
mann. Ik heb niet gehoord dat anderen dat ook een kuil
hebben genoemd, maar ik houd vol, wat daar op het
oogenblik ligt voor Vroom en Dreesmann, is een kuil
en nu kunt U er zooveel over boomen als U wilt, maar
het blijft een kuil.
Er is hier vroeger wel eens gezegd en dat staat ten
slotte ook wel in vorige voorstellen, dat de gemeente
zich er niet aansprakelijk voor kan stellen, wanneer bij
uitvoering van werken in het publiek belang particu
lieren daar eenige schade van ondervinden. Ja, die
menschen kunnen zich hier niet verdedigen en ik treed
hier ook niet als hun verdediger op, maar ik zou den
wethouder willen vragen wat hij het noemt als door de
gemeente 40 cM. van de straat wordt afgegraven. Ik
zou willen vragen of hij dat een weg noemt, als de straat
zoo laag wordt weggegraven. AAen kan dan wel zeggen
dat de betrokkenen hun pand van onderen dan maar
met wat plintjes moeten laten bijwerken en dat zij dan
zelf maar de gevels verder moeten opknappen, maar ik
kan het niet recht krijgen, dat zooiets mag en dat de
een zoo en de ander zoo mag doen.
Ik zal tegen dit voorstel stemmen, zooals het hier ligt,
omdat naar mijn meening de zaak als een geheel moet
worden bezien. De wethouder zegt wel ge kunt het
later nog krijgen, zooals ge het hebben wilt, maar dat
is maar gekheid.
De heer M. Molenaar: Ik heb de stukken reeds Zondag
ingezien en toen was mij niets bekend van het hier
aanwezig zijn van die modellen van de Nieuwestad.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 September 1929.
155
lk hoor nu pas, dat die er zijn en ik zou daarom graag
willen voorstellen, deze zitting even te schorsen, opdat
de leden, die nog geen kennis hebben kunnen nemen
van de modellen, in de gelegenheid zullen worden ge
steld ze alsnog even te zien.
De Voorzitter: Stelt de Raad er prijs op, die maquettes
even te zien
Verschillende leden geven te kennen, daar wel prijs
op te stellen, waarop de vergadering wordt geschorst.
Na eenigen tijd wordt de vergadering heropend.
De heer Vromen heeft intusschen de vergadering
verlaten.
De Voorzitter: lk zou thans willen voorstellen eerst
het voorstel-Oosterhoff af te handelen en ik wil dan
eerst zelf aan de zeer goede verdediging van den wet
houder nog een paar woorden toevoegen.
Het is juist om niet een tweede kwestie Vroom en
Dreesmann te krijgen die we ook weer zouden krijgen
als het voorstel-Oosterhoff werd aangenomen dat
Burgemeester en Wethouders dit hebben voorgesteld.
Het is Burgemeester en Wethouders kwalijk genomen,
dat zij het peil van de Nieuwestad hebben verlaagd,
zonder daarin den Raad te hebben gekend, maar ik wil
wel zeggen, dat de firma Vroom en Dreesmann dat geheel
voor eigen rekening heeft gedaan en dat de betrokken
wethouder volkomen vrij uit gaat. Ik wil hier niet ver
helen, dat m. i. het gemeentebelang niet een dergelijke
lange discussie over dit onderwerp noodig maakt en
het wil mij voorkomen dat juist, ómdat de kwestie
Vroom en Dreesmann is gebeurd, ómdat men daarvan
het college een verwijt maakt en ómdat men dit mis
schien speciaal verwijt aan één persoon uit het college,
men hier misschien deze lange discussie krijgt.
Ik begrijp het voorstel van den Oosterhoff niet. Ik
zie in uitstel van het voorstel van Burgemeester en Wet
houders geen gemeentebelang, ik zie in aanneming daar
van ook niet direct een gemeentebelang, maar ik zie
wel, dat er op het oogenblik een groote groep van men
schen in de stad is, die men daarmee zekerheid kan
geven. Dat is dan ook de eenige reden, waarom Burge
meester en Wethouders hun voorstel doen. Burgemeester
en Wethouders hebben de kwesties van het maken van
een trottoir langs de gracht, het verbreeden van pijpen,
het vellen van boomen en het planten van nieuwe en
de vraag of er een tonronde bestrating zal moeten
komen of een bestrating, afhellend naar de gracht, laten
vallen, omdat zij zeggen: daar kunnen wij nu direct
toch niet aan beginnen, dus dat is thans voor ons van
geen belang. Het eenige, waarom het hier gaat, is het
hoogtepeil van den achterkant van het trottoir.
Nu zegt de heer Oosterhoff: indien de Raad dit voor
stel aanneemt, is hij toch aan het profiel van de Nieuwe
stad gebonden. Ik wil echter even opmerken, dat wij
twee profielen hebben, een lengteprofiel en een dwars
profiel en dat wij natuurlijk, bij aanneming van dit
voorstel, gebonden zullen zijn aan het lengteprofiel.
Zeker, als wij dat niet waren, konden Burgemeester en
Wethouders, wat hier wordt gevraagd, zelf wel doen;
dan hadden zij den Raad daar niet voor noodig. Na
tuurlijk zullen wij dan gebonden zijn aan het lengte
profiel, dus aan het peil van het trottoir en ook aan de
eerste rij keien, die langs dat trottoir komen te liggen,
omdat die overal 15 cM. onder den rand van het trottoir
moeten komen. Daaraan zal de Raad dus ook gebonden
zijn, maar verder zal hij, wat het dwarsprofiel betreft,
zoo vrij zijn als een vogel in de lucht. Daarom wordt
juist dit besluit uitgelokt indien het peil bleef, zooals
het is, hadden wij den Raad niet noodig, want dan
konden Burgemeester en Wethouders wel tegen eiken
winkelier zeggen: op dat peil moet gij aanhouden.
Daarom zou ik willen voorstellen thans eerst te
stemmen over het voorstel-Oosterhoff, tenzij de voor
steller het nog even wil verdedigen. Ik herhaal, dat ik
niet inzie dat met dit voorstel tot uitstel het gemeente
belang is gebaat en ik zou dan ook willen adviseeren
om, ondanks de verdediging, die er misschien nog van
dit voorstel zal komen, het toch af te stemmen.
De heer Oosterhoff: Ik kan constateeren dat bijna
alle sprekers tot op zekere hoogte hebben toegegeven,
dat wij bij aanneming van dit profiel ook zullen zijn
gebonden aan het profiel van de straat, d. w. z. aan
het lengteprofiel.
Nu kan dat wel heel vanzelfsprekend zijn, maar ik
meen dat toch nog even uitdrukkelijk te moeten vast
leggen, omdat in de vorige vergadering de grootste
bezwaren werden aangevoerd juist tegen het lengte
profiel. Over het andere is toen niet gesproken, maar
het ging over de stand van de Waag en het daarmee
verband houdende profiel van de straat en omdat toen
het voorstel daarom is aangehouden, wil ik nu consta
teeren dat het lengteprofiel hier thans wel degelijk
wordt vastgesteld.
Dan zou ik twee dingen hier nog even uitdrukkelijk
naar voren willen brengen. In de eerste plaats is door
den heer De Boer gezegd en de Voorzitter heeft dit
herhaald het wordt nu eindelijk eens tijd, dat die
menschen weten waar ze aan toe zijn. Laat ik heel in
't kort den loop van de geschiedenis nog even in her
innering mogen brengen. Op voorstel van den wethouder
van Financiën is besloten tot een nieuwe methode van
werken bij verbetering der bestratingen; over een zeker
aantal jaren is daarvoor een bepaald bedrag beschik
baar gesteld, terwijl er een lijst van straten is opgemaakt,
waaruit ieder jaar bij de begrooting een keuze wordt
gedaan, welke van die straten voor verbetering in aan
merking zullen komen. Zullen wij nu voortaan, als die
lijst wordt opgemaakt, van al die straten de profielen
meteen moeten vaststellen? Waar blijven wij dan? Dat
is toch groote dwaasheid
De heer Dijkstra: Het is dwaasheid om het niet op
te geven.
De heer Oosterhoff: Dan dienen die profielen dus
van te voren in den Raad te worden vastgesteld of men
zou kunnen wachten tot er iemand kwam met de vraag
hoe een profiel van een bepaalde straat in de toekomst
zou worden. Burgemeester en Wethouders zouden eerst
dan kunnen zeggen: zoo en zoo wordt het in de toekomst.
De Burgemeester heeft gezegd dat hij de lange rede
neeringen, die hier zijn gehouden, voor een deel toe
schreef aan een soort van spijtigheid van de Raadsleden
over wat bij Vroom en Dreesmann is gebeurd. Ik wil
hier uitdrukkelijk verklaren, dat dit mijnerzijds niet het
geval is, omdat ik onmiddellijk heb geaccepteerd de
verklaring van den wethouder van Openbare Werken
dat hij geen enkeie toezegging heeft gedaan.
Maar er zijn toch wel andere fouten gemaakt. Als
door een winkelier aan den wethouder of den directeur
van Gemeentewerken wordt gevraagd wat wordt het
profiel van deze of gene straat dan moeten zij niet
zeggen: dat is nog niet vastgesteld, maar er is een plan
voor een profiel, dat zoo en zoo zal worden, maar dan
moeten zij eenvoudig antwoorden: daar weten wij niets
van. Dan moet de winkelier zelf maar weten wat hij
doet. Zegt men echter: er ligt een plan voor dat trottoir
dat zoo en zoo is, maar eenige verantwoordelijkheid
willen wij daaromtrent niet op ons nemen, dan kan ik
mij voorstellen, dat zoo'n winkelier denkt: dat zal het
dan wel worden en dan heeft de gemeente dus al te
veel gezegd.
Waarom doe ik nu dit voorstel tot uitstel? De Voor
zitter zegt dat hij daar geen gemeentebelang in ziet,
maar ik doe dat natuurlijk niet alleen, omdat ik hier