166 Verslag van de handelingen van den niet juist; toevallig wordt nu, buiten Burgemeester en Wethouders om, door een vereeniging een request of verzoek ingediend en dan is tot nu toe toch dit niet de weg. Als het college meent dat een belangrijke categorie van ambtenaren misschien nog moet worden nagegaan, omdat zij niet behoorlijk zijn gesalarieerd, dan moeten Burgemeester en Wethouders niet een opportunistisch verzoek, dat van de eene of andere categorie inkomt en dat betrekking heeft op één ambtenaar, in overweging nemen; als Burgemeester en Wethouders meenen, dat er reden is om het Ambtenarenreglement, speciaal wat betreft de salarissen, te herzien, dan moet dit als zoodanig aan de orde worden gesteld, maar dan moet dat niet op deze opportunistische wijze geschieden, ik heb nu geen bezwaar dat dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders wordt gesteld om prae- advies, maar ik hoop toch niet, dat men hier dezen weg als de gangbare zal gaan accepteeren, want dan komen wij in het moeras, dan krijgen wij over 14 dagen weer een nieuw request en dat is niet de weg, dien wij hier moeten volgen. De Voorzitter: Ik wil nog even opmerken, dat Burge meester en Wethouders er toch niets aan kunnen doen, dat men een dergelijk request instuurt en dat, als dit toevallig net inkomt ten tijde dat Burgemeester en Wet houders bezig zijn met het overwegen van verschillende salarissen, zij dit adres dan toch van te voren bij den Raad moeten brengen en het niet achter mogen houden tot zij klaar zijn. Buiten dit adres om is er tóch de meeste kans dat Burgemeester en Wethouders een voorstel aan den Raad zullen doen, want zij zijn bezig en nu tijdens dit bezig zijn komt dit adres binnen. Dat kunnen wij toch niet helpen. De heer Vromen: Dan zou ik toch een voorstel willen doen De Voorzitter: De heer Dijkstra heeft eerst het woord gevraagd. De heer Dijkstra: Ik heb opzettelijk het woord ge vraagd omdat ik, wat de heer Vromen zegt, eigenlijk geen redeneering vind. Ik waardeer het in Burgemeester en Wethouders dat, als er van een organisatie een adres inkomt, zij den Raad voorstellen, daarover prae- advies uit te brengen. Dat behoeft niet altijd, maar dit adres is toch wel van een zoo belangrijke categorie van ambtenaren, dat ik het sneu zou hebben gevonden, wanneer Burgemeester en Wethouders hadden voor gesteld het voor kennisgeving aan te nemen. En wat is hier op tegen Ik begrijp er niets van. Dat is het, wat ik aan het adres van den heer Vromen wilde zeggen. Ik vind den gang van zaken logisch, zooals de Voorzitter ook al heeft doen uitkomen, en ik vind dat wij het praeadvies maar moeten afwachten. De heer Vromen: Trots het lesje, mij door den heer Dijkstra gegeven, ben ik niet overtuigd van de logica van dezen gang van zaken De heer Dijkstra: Dat had ik ook niet verwacht. De heer Vromen: Dat weet ik wel. De kwestie is deze. Indien werkelijk Burgemeester en Wethouders bezig waren waaraan ik niet mag twijfelen met de her ziening van bepaalde ambtenaarssalarissen, dan kan ik mij voorstellen, dat zij het voorstel doen om dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen met het oog op het feit, dat zij daarmee bezig zijn, maar dat had de Raad dan dadelijk moeten weten. Bovendien maak ik er Burgemeester en Wethouders een grief van, als die plannen dateeren van het oogenblik, dat de voor stellen omtrent de ambtenaarssalarissen onlangs in den van Leeuwarden van Dinsdag 22 October 1929. Raad zijn geweest, dat Burgemeester en Wethouders toen zij hebben destijds meer dingen verzwegen óók hebben verzwegen, dat zij het plan hadden de ambtenaarssalarissen, die toen niet aan de orde zijn gesteld, alsnog aan de orde te stellen. Het bezien van de zaken van de ambtenaren heeft niets te maken met deferentie tegenover welke organi satie ook, maar dat is iets, wat ons zelf aangaat. Ik neem nota van de mededeeling van Burgemeester en Wethouders, dat zij bezig zijn om de ambtenaars salarissen, die den vorigen keer niet zijn herzien, thans nog te herzien en met het oog daarop stel ik voor dit adres voor kennisgeving aan te nemen. De Voorzitter: Ik wensch nog op te merken, dat ik niet heb gezegd, dat Burgemeester en Wethouders bezig zijn de salarissen te herzien, die den laatsten keer niet zijn veranderd, maar alleen, dat Burgemeester en Wet houders overwegende zijn omtrent die salarissen, die toen buiten beschouwing zijn gebleven. Ik heb dat expres zoo gezegd, omdat Burgemeester en Wethouders zelf nog niet weten, hoe de uitslag zal zijn. Verder wil ik alleen nog dit zeggen, dat Burgemeester en Wethouders alleen die mededeelingen aan den Raad zullen doen, die Burgemeester en Wethouders rijp voor mededeeling achten, ondanks het verwijt van welk lid van den Raad ook. Verlangt nog een van de leden het woord Dan stel ik voor aldus te handelen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Vromen, om het adres voor kennisgeving aan te nemen welk voorstel wordt ondersteund wordt met 23 tegen 4 stemmen verworpen. Voor stemmen: de heeren Peletier, Oosterhoff, Westra en Vromen. Tegen stemmen: de heeren F. de Vries, Hooiring, Lautenbach, Hofstra, Botke, Fransen, Feitsma, Tam- minga, Ritmeester, Tiemersma, Visser, Muller, Van der Veen, IJ. de Vries, J. de Boer, H. de Boer, Feddema, Dijkstra, B. Molenaar, mevrouw Van DijkSmit, de heer Westerhuis, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heer M. Molenaar. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. d. adres van A. Visser en P. Vos, dienaren van politie 4e klasse, belast met het toezicht in den Prinsen tuin, houdende verzoek hun uurloon te verhoogen, hun rechtspositie te regelen, enz. Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld om praeadvies. e. rapport van de Raadscommissie, belast met het onderzoek naar de wenschelijkheid en bestaansmogelijk heid eener gemeentelijke overdekte zwem- en badin richting. Dit rapport, waarvan den Raadsleden een afschrift zal worden toegezonden, ligt nog eenigen tijd ter visie en zal nader aan de orde worden gesteld. dat Burgemeester en Wethouders bij openbare inschrijving op afbraak hebben verkocht een houten loods op een terrein ten Zuiden van de Schietbaan aan W. Staal, al hier, voor 1016. hebben gegund het bouwen van een barak voor be smettelijke ziekten, een woning met keuken en een lijken huisje, op betonfundeeringen, aan de fa. Gebr. Geveke, alhier, voor 58.187.en het bouwen van een ketelhuis c.a. met bijkomende werken bij de Gemeentelijke Gas fabriek aan H. Ahrends te Dronrijp voor 12.622. g. dat Burgemeester en Wethouders met intrek king voor het betrokken gedeelte van de plaatselijke benaming „Tramstraat" aan het Noordoost-Zuidwest Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 October 1929. 167 loopende gedeelte van die straat en aan eenige andere nieuw aangelegde straten benoorden den Groninger straatweg de volgende namen hebben toegekend Pier Panderstraat, Goudenregenstraat, Azaleastraat, Ger^U niumstraat, Anemoonstraat, Goudsbloemstraat, Dahlia straat, Resedastraat, Jasmijnstraat. De mededeelingen sub /"en g worden voor kennis geving aangenomen. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verkenen van eervol ontslag aan W. Suskind als tijdelijk leeraar in de Duitsche taal aan de Lagere Avondhandelsschool. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4. Benoeming van een tijdelijk leeraar in de Duitsche taal aan de Lagere Avondhandelsschool, uiterlijk tot het einde van het schooljaar 1929 '1930. De aanbeveling van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt L. Algera, onderwijzer aan de openbare school voor uitgebreid lager onderwijs te Sneek. De beraadslagingen worden geopend. De heer Hofstra: Toen U de vorige vergadering het voorstel deed, om in een volgende vergadering met voor stellen dienaangaande te komen, heb ik daartegen geen bezwaar gehad, maar toch zou ik naar aanleiding van het schrijven van Suskind, waarbij hij heeft bedankt als leeraar, graag eenige opheldering willen hebben. Dat schrijven heb ik een- en andermaal doorgelezen, maar het is mij niet recht duidelijk geworden, waarom hij heeft bedankt en het wordt mij ook niet helderder, als ik nu een voorstel krijg van Burgemeester en Wethou ders om een onderwijzer uit Sneek te benoemen. Die kan wel best zijn en die zal ook wel best zijn, maar hij zal deze vacature toch werkelijk niet goed kunnen ver vullen, omdat hij na zijn werk in Sneek daarvoor 's avonds hier moet komen. Zoowel wat betreft het eene als het andere, zou ik graag van Burgemeester en Wethouders eenige opheldering willen hebben, hoe die zaak zit. )De heer H. de Boer (wethouder): Ik kan alleen zeg gen, dat de heer Suskind heeft bedankt of dat hij de benoeming, die hier is geschied, zich niet heeft laten welgevallen, omdat hij, zooals hij in zijn adres heeft gezegd, zich niet geheel kon vereenigen met de wijze, waarop een nieuwe directeur aan die inrichting is be noemd. De heer Suskind heeft bedankt, er moest dus een nieuwe oproep plaats vinden. Daarop is maar één sollicitant ingekomen en dat is de heer Algera. Dat is de heele zaak. De heer Ij. de Vries: Wat éénvoudig De beraadslagingen worden gesloten. Benoemd wordt L. Algera, voornoemd, met 26 stem men. Er is 1 biljet blanco ingeleverd. 5. Benoeming van een lid der Commissie van beheer over het Stads Ziekenhuis, vacature mevrouw C. F. baronesse van Harinxma thoe Slootenvan Harinxma thoe Slooten. De aanbeveling van de Commissie luidt als volgt 1. Mevrouw S. H. W. de GrootKuilart; 2. Mevr. J. M. A. OvermeerBrochard. Met algemeene stemmen wordt benoemd mevrouw S. H. W. de GrootKuilart. 6. Benoeming van een lid der Commissie van Ad ministratie der Stads Bank van Leening, wegens perio dieke aftreding van den heer H. Wuite. De aanbeveling van de Commissie luidt als volgt 1. H. Wuite; 2. N. H. Blink. Benoemd wordt H. Wuite, met 26 stemmen; op N. H. Blink wordt 1 stem uitgebracht. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het overnemen van den grond van de stoepen, behoo- rende bij de perceelen Ruiterskwartier no. 57, Over de Kelders nos. 8 en 10 en Noordvliet no. 351. Dit voorstel luidt als volgt Van de Friesche Biljartclub en van D. Groen, alsmede van A. Jongbloed c.s. ontvingen wij de verklaring, dat zij bereid zijn de voor hunne perceelen, onderscheiden lijk Ruiterskwartier no. 57, Noordvliet no. 351 en Over de Kelders nos. 8 en 10, gelegen stoepen op de gebrui kelijke voorwaarden aan de gemeente in eigendom af te staan. Aangezien het ons gewenscht voorkomt tot overneming ook van den grond, waarop deze stoepen zijn geiegen, over te gaan, geven wij U in overweging te besluiten I. in eigendom over te nemen A. van de Friesche Biljartclub, alhier, den grond van de stoep, behoorende bij het perceel Ruiterskwartier no. 57, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie B no. 2776; B. van A. jongbloed c.s., alhier, den grond van de stoepen, behoorende bij de perceelen Over de Kelders nos. 8 en 10, kadastraal bekend alsvoren, nos. 2748 en 708; C. van D. Groen, alhier, den grond van de stoep, behoorende bij het perceel Noordvliet no. 351, kadas traal bekend alsvoren, Sectie G no. 8135, alles op de volgende voorwaarden 1. de koopprijs bedraagt voor elk strookje grond 1—; 2. alle kosten, op de overdracht vallende, zijn voor rekening der gemeente Leeuwarden; 3. bij trottoiraanleg door de gemeente blijft het uitkomende materiaal desveriangd het eigendom van de verkoopers en wordt het door de gemeente kosteloos naar een door hen aan te wijzen plaats binnen de ge meente vervoerd; 4. wanneer ten gevolge van den trottoiraanleg werk zaamheden aan de gevels van bovenvermelde gebouwen noodig zijn, geschieden deze door en voor rekening der gemeente; en overigens op de gebruikelijke en andere, door Burgemeester en Wethouders noodig geachte, voor waarden; II. de onder A, B en C bedoelde strooken grond te bestemmen voor den publieken dienst. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot overneming van strookjes grond aan den Harlinger- straatweg, deel uitmakende van de perceelen Sectie D nos. 960 en 2231. Dit voorstel luidt als volgt In verband met den voorgenomen trottoiraanleg aan de Zuidzijde van den Harlingerstraatweg is het wen- schelijk dat de gemeente nog de beschikking verkrijgt over twee strookjes grond, behoorende onderscheidenlijk bij het perceel, kadastraal bekend Sectie D no. 960, eigen aan den heer U. Rijpma en bij het perceel no. 2231, toebehoorende aan den heer L. Zijlstra en op de hierbij overgelegde teekening nader aangeduid.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 2