1Ö8 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Oetober 1929.
De betrokken eigenaren zijn bereid deze plekjes grond,
tegen den gebruikelijken prijs van f 1.aan de ge
meente af te staan. Tegen inwilliging van de door
den heer Zijlstra gestelde voorwaarde, dat de gemeente
op hare kosten een inrit maakt in het trottoir ten be
hoeve van het achterliggend perceel, bestaat bij ons
geen bezwaar.
Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten
van U. Rijpma en L. Zijlstra, alhier, in eigendom over
te nemen de gedeelten van de kadastrale perceelen ge
meente Leeuwarden Sectie D nos. 960 en 2231, op de
bijbehoorende teekening onderscheidenlijk in gele en in
roode kleur aangegeven, groot ongeveer 3, onderschei
denlijk 1.5 M-., elk gedeelte tegen den prijs van 1.
onder voorwaarde dat alle kosten, aan de overdracht
verbonden, zoomede de kosten van het maken van een
inrit in het trottoir voor het perceel no. 2231, voor re
kening van de gemeente komen.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring aan P. Bergsma van de boerenhuizinge met
landerijen aan en nabij de Potmarge.
Dit voorstel luidt als volgt
Op 5 Maart 1930 zal de huurtijd verstreken zijn, waar
voor aan P. Bergsma zijn verhuurd eenige perceelen
wei- en bouwland aan en nabij de Potmarge, terwijl de
huur van de bij de landerijen behoorende huizinge
afloopt 12 Mei d.a.v.
De huurder heeft ons het verzoek gedaan tot weder-
inhuring van deze eigendommen, waartegen bij ons
geen bezwaar bestaat. Een jaarlijkschen huurprijs van
55.per 36% are achten wij, in overeenstemming
met het advies van den deskundige voor de gemeente
lijke landerijen, voor de bedoelde landerijen c. a. thans
voldoende; volgens het bestaande contract wordt circa
60.per 36% are betaald. De te verhuren opper
vlakte heeft o. a. door den aanleg van de woonschepen
haven en de terreinen der gemeentereiniging eenige
wijziging ondergaan. De eerste is nog niet op het
kadastrale plan aangegeven, waarom de voor den aanleg
onttrokken oppervlakte van de grootte der perceelen
weiland is afgetrokken.
Onder mededeeling, dat de adressant met de gestelde
voorwaarden accoord gaat, geven wij U in overweging
te besluiten
aan P. Bergsma, alhier, voor den tijd van vijf jaren,
ingaande wat de landerijen betreft 5 Maart 1930 en wat
de huizinge aangaat 12 Mei d.a.v. en eindigende op
gelijke data in 1935, te verhuren de boerenhuizinge met
landerijen, gelegen aan en nabij de Potmarge, als de
woning met stal, schuur en weiland, kadastraal bekend
sectie G no. 12004, de weilanden sectie G nos. 12006,
12323, 12322, 11965, 3672, 12320, 12321, 3671, 3670,
12318, 12319, 12317, 3669, 3650, 3660, 3659, 3673,
3655, 3658 en het bouwland sectie G no. 3665, benevens
een gedeelte, ter grootte van 0.14.56 H.A., van het
kadastrale perceel sectie G no. 3663, na aftrek van de
oppervlakte, in gebruik genomen voor de stichting van
noodwoningen, de woonschepenhaven en de berging
van baggerspecie, in totaal groot 21.74.93 H.A.
59.2 X 56% are, voor de som van drie duizend twee
honderd zes en vijftig gulden 3256.per jaar,
onder de overeengekomen voorwaarden.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring aan G. Th. Nieuwland van een perceel
bouwterrein aan de Tijnjestraat.
Dit voorstel luidt als volgt
Van G. Th. Nieuwland, alhier, ontvingen wij het ver
zoek om in huur te mogen bekomen een plek grond
aan de Tijnjestraat, gelegen nabij de draadfabriek van
de firma Kuipers. Adressant heeft zich bereid verklaard
voor dezen grond, ter oppervlakte van 0.29.45 H.A., een
bedrag van 25.per jaar als huur te betalen. Van
die oppervlakte zal ongeveer 21 Are geschikt zijn, om
in cultuur te worden gebracht. Den staat, waarin de
grond verkeert, in aanmerking nemende, achten wij een
huurprijs van 25.per jaar alleszins voldoende. In
de voorwaarden worde de bepaling opgenomen, dat de
gemeente met opzegging van een maand over het terrein
kan beschikken. Met den Directeur der Gemeente
werken, wiens advies wij hierbij overleggen, zijn wij
van oordeel dat geen bezwaar bestaat den bedoelden
grond onder de voorgestelde voorwaarden te verhuren
en wij geven U daarom in overweging te besluiten
aan G. Th. Nieuwland, alhier, voor den tijd van één
jaar, ingaande 1 November 1929 en eindigende 1 No
vember 1930, met stilzwijgende verlenging van jaar tot
jaar, behoudens tusschentijdsche opzegging, te verhuren
de plek grond aan de Tijnjestraat, kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden sectie G nos. 11443 en 11960,
groot 0.29.45 H.A., voor een som van 25.per jaar,
onder de overeengekomen voorwaarden.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring aan M. Rinsma van de met baggerspecie
bedekte gedeelten van twee perceelen weiland aan de
Tijnje.
Dit voorstel luidt als volgt
Van M. Rinsma is bij ons ingekomen een verzoek tot
wederinhuring van de met baggerspecie bedekte ge
deelten der perceelen weiland aan de Tijnje, kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden sectie G nos. 3663 en
5763, waarvan de huur met 1 Januari 1930 afloopt.
Tegen een herverhuring aan Rinsma voor den tijd
van vijf jaren bestaat bij ons geen bezwaar, indien de
huurprijs, thans bedragende 115.per jaar, wordt
verhoogd tot 160.De deskundige voor de gemeente
lijke landerijen, wiens advies wij hierbij overleggen,
motiveert deze verhooging door er op te wijzen dat bij
de vorige verhuring adressant verplicht was de bagger
specie te égaliseeren, hetgeen thans niet meer noodig is.
Ook ons komt het voor, dat het vervallen van dit vrij
omvangrijk werk de verhooging alleszins rechtvaardigt.
Adressant neemt met den genoemden huurprijs en de
andere gestelde voorwaarden genoegen, zoodat wij U
in overweging geven te besluiten
aan M. Rinsma, alhier, voor den tijd van vijf jaren,
van 1 Januari 1930 tot 1 Januari 1935, in huur af te
staan de met baggerspecie bedekte gedeelten van de
perceelen weiland aan de Tijnje, kadastraal bekend
sectie G nos. 3663 en 5763, voor een huurprijs van
160.per jaar en verder onder de overeengekomen
voorwaarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 711.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging van de verordening, regelende den rang, het
getal, ae benoeming, enz. der ambtenaren van de Ge
meentewerken en van de Salarisverordening bijlage
no. 12).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff: Er is de vorige vergadering door
mijn buurman links een woord van hulde gebracht aan
Burgemeester en Wethouders voor het zeer uitvoerige
praeadvies, dat zij hadden uitgebracht ten aanzien van
de automatengeschiedenis. Nu doet het mij leed, dat ik
een zelfde woord van hulde op het oogenblik ten op
zichte van dit praeadvies niet tot Burgemeester en Wet
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Oetober 1929.
169
houders kan richten, want ik zou zeggen: als er ooit een
sober praeadvies is uitgebracht over een belangrijke
zaak, dan is het wel in dit geval.
Er was inderdaad wel een bijzondere reden om over
dit voorstel iets meer te zeggen dan men anders zou
doen, omdat nog maar zeer korten tijd geleden de sa
menstelling van het personeel der Gemeentewerken hier
is geregeld. Men komt hier nu met een voorstel tot toe
voeging van een ambtenaar, die toen niet noodig is ge
oordeeld en er was dus wel reden aanwezig om eenigs-
zins uitvoerig uiteen te zetten, wat de oorzaak is dat
thans noodig is, wat toen overbodig werd geacht.
Ik wil hier wel aan toevoegen, dat, wanneer ik niet
de behandeling in de commissie voor Openbare Werken
had bijgewoond, waar de kwestie zeer uitvoerig is toe
gelicht. ik zeker niet mijn stem aan dit voorstel zou
geven iets wat ik nu wèl zal doen omdat de moti
veering van dit voorstel van dien aard is, dat men zich
afvraagt: hebben wij nu daarvoor een ingenieur noodig?
Het eenige motief, dat wordt genoemd, is dit
„Zooals de toestand nu is, moet deze laatste (d. i.
de directeur) zich aan zoovele technische en admi
nistratieve zaken van ondergeschikt belang wijden en
zooveel van zijn tijd bestemmen voor het uitwerken
van onderdeden van belangrijke werken, dat hij te
weinig tijd over houdt enz.
Als men dit nu ziet als motief en in overweging neemt
dat er dus iemand moet komen, die hem kan ontlasten
van technische en administratieve zaken van onderge
schikt belang, dan rijst onmiddellijk de vraag: hebben
wij nu daarvoor een ingenieur noodig
Ik ben door de besprekingen in de commissie voor
Openbare Werken overtuigd, dat het noodig is en dat
wij niet met een lager ambtenaar kunnen volstaan. Ik
ben niet geroepen om dat hier te verdedigen en ik zal
dat ook niet doen, maar het spijt mij, dat Burgemeester
en Wethouders dit niet uitvoerig hebben toegelicht in
hun praeadvies.
Ten slotte nog een vraag, waarop ik gaarne een
antwoord van Burgemeester en Wethouders zou willen
hebben. Zij kunnen mij daarop antwoorden, dat die zaak
aan de orde komt als de benoeming van een ingenieur,
welke volgens de voorgestelde wijziging van de veror
dening aan den Raad zal zijn, aan de orde wordt ge
steld, maar ik acht het toch gewenscht, dat hierover
vooraf al met een enkel woord wordt gesproken.
Wij weten, dat voor de benoeming van den tegen-
woordigen directeur van Openbare Werken als een van
de motieven heeft gegolden, dat hij buitengewoon be
kwaam was in alles, wat betonconstructies betreft. Nu
hebben wij hie;r een ingenieur noodig, die hem bij het
maken van berekeningen voor ijzer-, beton- en andere
constructies zal moeten steunen en nu rijst de vraag:
krijgen wij hier nu een ingenieur, die zich in dezelfde
richting heeft gespecialiseerd als onze directeur? Ik zou
dat in hooge mate ongewenscht achten en ik zou zeg
gen, dat het juist van belang is dat de te benoemen
ingenieur in het bijzonder die kwaliteiten heeft, die onze
directeur niet of in mindere mate heeft, zoodat zij elkaar
zullen kunnen aanvullen. Bij mij bestaat de vrees, dat
de keuze juist zal vallen op iemand, die ongeveer de
zelfde kwaliteiten heeft als onze directeur en dat zou ik
in hooge mate ongewenscht achten. Ik zou dan ook
graag ten opzichte van die vraag het oordeel van Bur
gemeester en Wethouders willen hooren.
De heer Fransen (wethouder)Ik kan den heer Oos
terhoff toegeven, dat het praeadvies betrekkelijk kort is.
De oorzaak daarvan is de volgende. Deze zaak is reeds
in den loop van het geheele jaar aanhangig bij het col
lege van Burgemeester en Wethouders. Het heeft daar
omtrent uitvoerige besprekingen met den directeur ge
had, omdat ook het college er eenigszins sceptisch
tegenover stond, dat er een wijziging moest komen. En
waar nu ook in de commissie voor Openbare Werken
de zaak uitvoerig is besproken en de geheele commissie
hiermee accoord kon gaan, lag het eenigszins voor de
hand, dat men het voorstel betrekkelijk kort kon maken.
Waar Burgemeester en Wethouders er geheel in mee
gingen en ook de betrokken commissie zich unaniem
hier voor verklaarde, achtte men het niet noodig het
praeadvies verder uit te breiden dan op het oogenblik
is geschied.
Wat betreft de kwestie, welke de heer Oosterhoff aan
haalt, dat hij, als hij niet in de commissie voor Open
bare Werken was geweest, zou hebben tegengestemd,
daaruit blijkt al, dat de uitvoerige besprekingen, die
daar met den directeur zijn gehouden, oorzaak zijn, dat
de leden van de commissie overtuigd zijn van de nood
zakelijkheid hiervan.
Het is voor mij moeilijk om hier alles juist te herhalen,
wat de directeur daar en in het college heeft verdedigd.
Dan zouden misschien alle leden worden overtuigd,
maar alleen het advies van de commissie, duidelijk ge
maakt door de verklaring van den heer Oosterhoff, is,
meen ik, voor de leden van Raad al een aanwijzing, dat
het gewenscht is, dat deze functionnaris in de formatie
wordt opgenomen.
De heer Oosterhoff heeft verder gevraagd, waar in het
praeadvies staat dat de nieuwe titularis den directeur
zal moeten steunen in het maken van berekeningen voor
ijzer-, beton- en andere constructies, of men nu iemand
wil nemen met precies dezelfde kwaliteiten als de direc
teur. Dat is in zooverre het geval, dat men een ingenieur
zal vragen, die ook op het gebied van „bouwkunde"
geen onbekende is; iemand die dezelfde kennis heeft als
een ander, die ook in de bouwkunde thuis is, maar de
hoofdzaak is, dat de nieuwe titularis een steun zal
moeten wezen voor den directeur, omdat op het oogen
blik en reeds geruimen tijd de werkzaamheden bij Ge
meentewerken zich zoo uitbreiden. De directeur heeft
zoo ontzettend veel conferenties met verschillende licha
men, veel meer dan vroeger en daarbij komt, dat er be
langrijke werken in voorbereiding zijn, zooals groote
stratenplannen, enz. Nog pas kort geleden hebben Bur
gemeester en Wethouders den directeur opdracht gege
ven plannen te beramen voor nieuwe bruggenbouw en
dat 'alles eischt veel berekeningen en voorbereiding.
Daarbij komt nog dat de directeur thans al te veel zaken
moet bespreken, die hij moet kunnen overlaten aan een
meer dan gewoon ontwikkeld man; de opzichters zijn
ook meer den bezet en de tegenwoordige hoofdopzich
ter, die de tusschenschakel was en dit was wel juist
ten opzichte van de controle op en het nagaan van de
verschillende opzichters en het geven van aanwijzingen
aan hen heeft zooveel administratief werk en heeft
zooveel zaken te onderzoeken, dat ook hij meer dan over
belast is. Het is nu juist de bedoeling, dat de directeur
iemand naast zich krijgt, die wat hooger staat dan een
gemiddeld opzichter en die hem kan vervangen en dus
ongeveer ook een zelfde opleiding heeft ontvangen. De
directeur heeft heel veel besprekingen met de Gasfa
briek, het Electriciteitbedrijf, de Waterleiding, enz. en
dat alles vordert van hem al te veel tijd, zoodat hij on
mogelijk de geheele leiding van het bedrijf op zich kan
nemen plus de boekhouding behoorlijk kan controleeren.
De directeur en de hoofdopzichter nemen meermalen des
Zondags stukken mee naar hus en komen dan
's Maandags met de adviezen of berekeningen daarvan
aan 't bureau terug. De directeur heeft de heele zaak in
het college en in de commissie uitvoerig uiteengezet en
men is daar tot de overtuiging gekomen, dat het niet
anders kan.
Ik zal er niet meer van zeggen. Het is mij onmogelijk
om in een kort tijdsbestek over te brengen, wat een di
recteur, die in het bedrijf zit, kan mededeelen omtrent
alles, wat er hapert. Burgemeester en Wethouders mee-
nen echter dat zij niet langer de verantwoording kunnen
dragen, zooals het gaat. Het loopt nog wel, maar het
werk stapelt zich op en vandaag of morgen loopt het