188 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 November 1929.
in roode arceering aangegeven. Tegen den gevraagden
afstand bestaan onzerzijds geen bedenkingen. De grond
waarde kan worden gesteld op 14.per M2., welke
prijs ook voor de naastgelegen terreinen is bedongen.
Met genoemden prijs gaat de belanghebbende accoord,
zoomede met de gebruikelijke voorwaarden en de be
paling, dat ter weerszijden, zoowel van het te stichten
enkele als van het dubbele woonhuis, een strook grond
ter breedte van ten minste 2.50 Meter onbebouwd moet
worden gelaten, behalve langs het Zuidelijkste gedeelte
van het terrein ter diepte van 6 Meter.
Wij geven IJ in overweging te besluiten
aan M. Boetes, alhier, tot 31 December 1990 in erf
pacht af te staan een bouwterrein aan de Zuidzijde van
den Harlingerstraatweg, ter grootte van ongeveer 1280
M2., gelijk op de bijbehoorende situatieteekening in
roode arceering is aangegeven, de juiste grootte nader
door een landmeter van het kadaster uit te meten, zulks
onder de volgende voorwaarden
1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een
grondwaarde van 14.- per M2. en een rentevoet van
6 per jaar;
2. de erfpachter stort binnen tweemaal 24 uren,
nadat hij van het Raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht
kennis heeft bekomen, een bedrag van 896.ten
kantore van het Gemeentelijk Grondbedrijf, als waarborg
voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hem,
na voldoening daaraan, op aanvrage zal worden terug
gegeven;
3. de rooiïng voor de bebouwing zal nader door den
dienst der Gemeentewerken worden aangegeven;
4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van
Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag be
bouwing door derden niet plaats hebben;
5. langs de Oostgrens en de Westgrens, zoowel van
het te stichten enkele als van het dubbele woonhuis,
moeten over de volle diepte van het terrein, uitgezonderd
langs het Zuidelijkste gedeelte daarvan ter diepte van
6 Meter, strooken grond met een netto-breedte van ten
minste 2.50 Meter onbebouwd blijven, op straffe van
vervallenverklaring van het erfpachtsrecht;
6. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht
toepasselijk voor zoover mogelijk en met het boven
staande niet in strijd de bepalingen betreffende de
uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tusschen
Oostersingel en Cambuursterpad en toebehoorende aan
de gemeente Leeuwarden.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
aankoop van een strook grond aan den Groninger
straatweg van T. Rijpstra.
Dit voorstel luidt als volgt
Van T. Rijpstra, alhier, ontvingen wij een bereidver
klaring tot afstand aan de gemeente van de strook
grond, gelegen voor den voortuin van de door hem aan
den Groningerstraatweg te bouwen woning. Aangezien
hier reeds meer dergelijke strooken grond aan de ge
meente in eigendom zijn overgegaan, is het gewenscht
ook op deze aanbieding in te gaan.
Wij geven U daarom in overweging te besluiten in
eigendom over te nemen van
T. Rijpstra, alhier, eene strook grond, gedeelte van
het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden,
Sectie F no. 4320, welke ten Zuidoosten wordt begrensd
door den Rijksstraatweg van Leeuwarden naar Gronin
gen en ten Noordwesten door de lijn, getrokken op 7.20
M. afstand voor en evenwijdig aan de rooilijn voor de
bebouwing ter plaatse, vastgesteld bij Uw besluit van
21 Juni 1927, no. 215R/125, een en ander op de volgende
voorwaarden
1. de koopprijs bedraagt 1.
2. alle kosten, op de overdracht vallende, zijn voor
rekening der gemeente.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
beschikbaarstelling van gelden voor het aanbrengen
van veranderingen ,n het perceel Bij de Put no. 17
ten behoeve van den dienst der arbeidsbemiddeling en
werkloosheidsverzeker ing.
Dit voorstel luidt als volgt
Tot dusver was de bovenwoning van het gebouw der
gemeentelijke Arbeidsbeurs verhuurd aan den vroegeren
directeur van de arbeidsbemiddeling en de werkloos
heidsverzekering, den heer G. Pot. Sedert diens vertrek
staat de woning leeg de nieuw benoemde directeur
heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om de
woning te huren. Het komt ons, met de Commissie voor
de Arbeidsbemiddeling en Werkloosheidsverzekering,
zeer gewenscht voor, dat deze bovenwoning niet op
nieuw wordt verhuurd, doch voor het vervolg bestemd
wordt voor gemelden dienst. Reeds lang toch was ge
bleken, dat de lokalen, thans in gebruik bij de Arbeids
beurs, niet meer in allen deele voldoende zijn om aan
de behoeften van den dienst tegemoet te komen. Met
name dient de afdeeling voor vrouwen over ruimere
lokaliteit te beschikken, terwijl de directeur evenzeer
behoefte heeft aan een goede, afzonderlijke spreek
kamer. De vrouwenafdeeling zou dan op de verdieping
kunnen worden gebracht. Voorts dienen nog eenige
andere verbeteringen te worden aangebracht, in het
hierbij overgelegde rapport van den Directeur der Ge
meentewerken van 6 November 1.1., no. 1613, genoemd.
Met een en ander zal een bedrag van ongeveer 2000.-
zijn gemoeid. De hierbij gevoegde teekeningen geven
een overzicht van den bestaanden toestand en van dien,
welke zijn ontstaan na het aanbrengen der verbeteringen.
Wij geven U in overweging te besluiten
de bovenwoning van het gebouw der gemeentelijke
arbeidsbeurs, Bij de Put no. 17, niet meer te verhuren,
doch haar in te richten ten dienste van die beurs en voor
het aanbrengen van de hiertoe noodige wijzigingen, zoo
mede van veranderingen in de benedenlokaliteiten van
gemeld g« bouw, een en ander overeenkomstig de tee
keningen, gemerkt „bij 3388 van '29", een bedrag van
2000.beschikbaar te stellen.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het verstrekken van gelden aan het Bestuur der Ver
een iging voor Christelijk Schoolonderwijs, alhier, voor
het aanschaffen van boeken ten behoeve van de school
voor uitgebreid lager onderwijs in de Margaretha de
Heerstraat.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij schrijven van 4 October j.l. vraagt het Bestuur der
Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs, alhier,
gelden uit de gemeentekas beschikbaar te willen stellen
voor het aanschaffen van boeken ten behoeve van het
onderwijs aan zijne school voor uitgebreid lager onder
wijs in de Margaretha de Heerstraat, zulks in verband
met de uitbreiding van het aantal leerlingen.
Uit het adres blijkt genoegzaam, dat is voldaan aan
de bepalingen der Lager Onderwijswet 1920 ons is
bovendien nog gebleken, dat door de aanschaffing van
deze boeken de normale eischen, welke aan het geven
van lager onderwijs gesteld mogen worden, niet worden
overschreden. De gemeente behoort derhalve krachtens
artikel 72 der aangehaalde wet de benoodigde gelden
beschikbaar te stellen.
Wij geven U dan ook, onder overlegging van het ver
zoek, in overweging te besluiten
aan het Bestuur der Vereeniging voor Christelijk
Schoolonderwijs, alhier, uit de gemeentekas gelden te
verstrekken voor het aanschaffen van boeken voor het
onderwijs aan de school voor uitgebreid lager onderwijs
in de Margaretha de Heerstraat.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 November 1929. 189
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 47.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
hernieuwde vaststelling van de verordening tot het
heffen van schoolgeld voor het openbaar vervolgonder
wijs (gemeenteblad 1928 no. 14).
Dit voorstel luidt als volgt
De verordening tot het heffen van schoolgeld voor
het openbaar vervolgonderwijs (gemeenteblad no. 14
van 1928) behoort opnieuw te worden vastgesteld, ver
mits de termijn waarvoor de Koninklijke goedkeuring
gold, met ingang van 1 September 1929 is verstreken.
Aangezien de schoolgeldheffing voor dit onderwijs ons
geen aanleiding heeft gegeven om in de bepalingen dezer
verordening verandering te brengen, geven wij U in
overweging te besluiten
de bij Raadsbesluit van 26 Juni 1928 vastgestelde
verordening tot het heffen van schoolgeld voor het open
baar vervolgonderwijs (gemeenteblad no. 14 van 1928),
gerekend met ingang van 1 September 1929 opnieuw
ongewijzigd vast te stellen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Vromen: Het schijnt, dat U er van schrikt,
mijnheer de Voorzitter, dat ik het woord vraag en dat
U dacht, dat wij zoo maar door de agenda heen zouden
zijn, maar U zult mij toch niet kwalijk nemen, dat ik
hierover even het woord vraag.
De kwestie is, dat ik geen bezwaar heb tegen een
hernieuwde vaststelling van deze verordening, maar dat
mij hierbij iets is opgevallen, wat trouwens alle school
geldheffingen in Leeuwarden karakteriseert. Dat is
dat in deze verordening wèl is voorzien in den toestand,
ciat een of meer kinderen schoolgaan zooals dat ook
bij de verordeningen op het Lager Onderwijs en het
Middelbaar Onderwijs het geval is maar het merk
waardige is dat, doordat alle schoolgeldregelingen voor
ieder soort van onderwijs afzonderlijk zijn vastgesteld,
niet is voorzien in de omstandigheid, dat kinderen uit
één gezin verschillende soorten van onderwijs ontvangen.
Als 2 of 3 kinderen uit hetzelfde gezin het lager onderwijs
volgen, dan wordt op het schoolgeld van het tweede
en derde kind een zeer belangrijke reductie gegeven,
die ik zeer terecht en als tegemoetkoming voor de
groote gezinnen zeer juist acht. Ik juich een dergelijke
regeling dan ook toe. Maar wanneer van drie kinderen
uit eenzelfde gezin b.v. een op lateren leeftijd het ver
volgonderwijs of uitgebreid lager onderwijs volgt, een
ander kind het lager onderwijs en een derde b.v. het
middelbaar onderwijs, dan wordt het schoolgeld bere
kend, alsof deze kinderen door drie verschillende ge
zinnen naar school worden gezonden.
Dat is m. i. niet juist. En nu begrijp ik wel dat het
bij dit punt niet mogelijk is, om dat ineens te ver
anderen, maar omdat de Voorzitter van den Raad al
eens heeft gezegd, dat men met al dergelijke vraag
stukken niet moest wachten tot bij de begrooting, heb
ik dit vraagstuk nu aangesneden, om Burgemeester en
Wethouders de gelegenheid te geven, dit probleem
onder de oogen te zien. Misschien zullen zij dan t. z. t.
komen met voorstellen, hetzij om alle verordeningen
samen te brengen in één verordening, wat misschien
het eenvoudigste zal zijn of om een anderen weg te
volgen, om op betere wijze in de uitwerking van dit
goede principe te voorzien.
De Voorzitter: Ik kan wel namens Burgemeester en
Wethouders mededeelen dat Burgemeester en Wet
houders genegen zijn, dit punt onder de oogen te zien
en van het resultaat te zijner tijd mededeeling aan den
Raad te doen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van G. Dijkstra R.Hzn., alhier, om hem te
vergoeden een gedeelte van de kosten der verbreeding
van de Roekstraat enz., met voorstel tot overdracht
aan adressant van een terreintje aan genoemde straat.
Dit praeadvies luidt als volgt
In Uwe vergadering van den 9den Juli j.l. werd om
praeadvies in onze handen gesteld een adres van
G. Dijkstra R.Hzoon, alhier, waarin deze vraagt hem
eene bijdrage uit de gemeentekas te verleenen van
6872.96 als tegemoetkoming in de kosten van verbree
ding van de Roekstraat en van slootdemping langs een
gedeelte van die straat.
Naar aanleiding hiervan brengen wij het volgende
onder Uwe aandacht.
Bij Raadsbesluit van den 25sten Januari 1927, no.
43r/28, is aan den adressant vergunning verleend voor
den aanleg van straten op zijne terreinen ten Noorden
van den Harlingerstraatweg. Hiertoe behoorde ook de
verbreeding van de Roekstraat, waarvan het Westelijk
ste gedeelte, aansluitende aan het Merelplein, ten Noor
den grenst aan terrein van de gemeente en van de Ver
eeniging voor Volkshuisvesting. Waar dit straatgedeelte
indertijd niet op de volle breedte kon worden aangelegd
uithoofde van te geringe grootte van het terrein ter
plaatse, nam Uw Raad, nu tot verbreeding werd over
gegaan, bij zijn voren aangehaalde besluit de helft van
de kosten dier verbreeding, tot een maximum van
ƒ954.62, voor rekening der gemeente, onder voorwaarde,
dat de concessionaris het langs dit gedeelte van de
Roekstraat staande hekwerk voor 150.zou over
nemen. Bij het toekennen van vergoedingen als de bo
venvermelde neemt de gemeente steeds het standpunt
in, dat bijdrage uit de gemeentekas in de kosten van
slootdemping of van straataanleg door derden, slechts
kan plaats hebben indien de gemeente door deze werken
bouwrijp terrein verkrijgt of hare terreinen worden ver
beterd. Op dien grond is dan ook bij het gemelde Raads
besluit, behalve de bovenomschreven vergoeding, eene
tegemoetkoming verleend tot de helft van de kosten van
demping der slooten, grenzende aan gemeenteeigen
dommen ten Westen van de Nachtegaalstraat tot een
maximum van 4553.90, terwijl voorts een bedrag, tot
een maximum van -2861.18, werd toegekend als ver
goeding van de helft der kosten van den aanleg der
Noordelijkste straat, thans de Eksterstraat. In al deze
gevallen verkreeg de gemeente bouwrijp terrein of werd
haar bouwterrein verbeterd. Geheel anders is het echter
met de kosten van verbreeding van het Oostelijkste ge
deelte van de Roekstraat, gelegen ten Oosten van de
straat die Westelijk van de Landbuurt loopt (zie de
overgelegde teekening). De gemeente verkrijgt hier geen
bouwrijp terrein, zoodat van het verleenen van eenige
bijdrage geen sprake kan zijn. Wel voert adressant te
recht aan, dat verbreeding en verbetering van de Roek
straat een gemeentebelang is en meent hij op billijk-
heidsgronden op de helft der gemaakte kosten aanspraak
te kunnen maken, doch hierbij moet in aanmerking wor
den genomen, dat bij de tot stand gebrachte verbetering
gebruik is gemaakt van het in de Roekstraat aanwezige
gemeentelijke hoofdriool en dat ter plaatse een ongeveer
4 Meter breede straat met kolken aan eene zijde bestond.
De gemeente heeft alzoo reeds een belangrijk bedrag
aan de Roekstraat ten koste gelegd. Uit een billijkheids
oogpunt zou echter eene tegemoetkoming kunnen wor
den verleend in de kosten, verbonden geweest aan de
demping van het gedeelte sloot, gelegen Westelijk van
de ten Westen van de Landbuurt loopende straat, door