194 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 December 1929.
9. de huurster mag de inrichting noch geheel noch
gedeeltelijk aan derden afstaan of verhuren, behoudens
toestemming van Burgemeester en Wethoudersbij
overtreding van deze bepaling kunnen Burgemeester en
Wethouders de huur terstond doen eindigen zonder dat
de huurster eenige aanspraak op schadeloosstelling of
restitutie kan doen gelden;
10. het terrein mag uitsluitend worden betreden en
verlaten van en naar den openbaren weg door den
hoofdingang van het Openbaar Slachthuis of door een
anderen door Burgemeester en Wethouders aan te
wijzen toegang;
11. de inrichting mag, behoudens schriftelijke toe
stemming van den Directeur van het Openbaar Slacht
huis, slechts worden gebruikt gedurende de uren,
waarop het Openbaar Slachthuis voor gebruikers is
opengesteld;
12. de huurster en de bij haar in dienst zijnde per
sonen moeten, ook wanneer zij in de inrichting werk
zaam zijn, de voorschriften opvolgen, welke zijn opge
nomen in de verordening op het gebruik van het Open
baar Slachthuis te Leeuwarden (gemeenteblad no. 23
van 1924), zooals deze thans luidt of nader zal worden
gewijzigd, alsmede de voorschriften gegeven of te geven
ter uitvoering van genoemde verordening;
13. de inrichting moet zijn aangesloten aan de water
leiding; zij mag uitsluitend worden verlicht met electri-
citeit en verwarmd door electriciteit of kachels, waar
van de verbrandingsgassen rechtstreeks naar de buiten
lucht worden afgevoerd; van de kabels, buizen en ge
leidingen van het Openbaar Slachthuis kan voor een en
ander geen gebruik worden gemaakt;
14. het gebouw moet steeds in reinen staat verkee-
ren, zoo in- als uitwendig, ten genoegen van den Di
recteur van het Openbaar Slachthuis;
15. de huur kan, onverminderd het bepaalde onder
9, door Burgemeester en Wethouders vervallen worden
verklaard, indien blijkt dat naar hun oordeel de inrich
ting door stank, onreinheid of anderszins hinderlijk is
voor de omgeving;
16. indien de gemeente binnen 10 jaren nadat de
huur is ingegaan, de huur doet eindigen, zal zij, behalve
in de gevallen genoemd onder 9 en 15, het gebouw, zoo
de huurster dat wenscht, in eigendom overnemen tegen
taxatie door 3 deskundigen, van wie een wordt benoemd
door Burgemeester en Wethouders, een door de huurster
en een door de beide aldus benoemde deskundigen, of
indien de laatsten daaromtrent niet tot overeenstemming
kunnen geraken door den rechter in het kanton Leeu
warden op verzoek van de meest gereede partij. In het
geval dat tengevolge van opzegging door de gemeente
de huur eindigt na het tijdvak van 10 jaren bovengemeld,
blijft de gemeente vrij in de keuze of zij het gebouw,
indien de huurster dat wenscht, al dan niet zal over
nemen, zulks tegen taxatie als boven is omschreven;
17. voor rekening van de huurster komen de kosten
van het opmaken van het huurcontract, alsmede van de
akte, waarbij de strook grond, breed 0.75 Meter en lang
12.50 Meter, gelegen naast den Zuidelijken gevel van
het gebouw der Coöperatieve Vereeniging „Amster-
damsche Huidenclub G. A." uit de erfpacht wordt
genomen.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
overneming van J. en M. Lerk van een strook grond
langs den Weg Achter de Hoven.
Dit voorstel luidt als volgt
Van J. Lerk en M. Lerk, bouwondernemers, alhier,
ontvingen wij een bereidverklaring tot afstand aan de
gemeente van een strook grond, gelegen voor door hen
gebouwde woningen aan den Weg Achter de Hoven op
het kadastrale perceel Sectie G no. 12484, welke strook
bestemd is voor den aanleg van een trottoir. Belang
hebbenden verbonden zich voorts om als bijdrage in de
kosten van rioleering en straatverbetering van den Weg
Achter de Hoven aan de gemeente eene vergoeding te
betalen van 45.-- per strekkenden Meter, berekend
over de lengte van het bij de woningen behoorende
terrein langs genoemden weg. Deze lengte bedraagt
volgens een door den Directeur der Gemeentewerken
verrichte opmeting 5.60 Meter. Ten einde tot trottoir-
aanleg ter plaatse te kunnen overgaan, is het gewenscht
de aangeboden strook grond in eigendom over te nemen.
Wij geven U derhalve in overweging te besluiten
van j. Lerk en M. Lerk, alhier, in eigendom over te
nemen een langs den Weg Achter de Hoven gelegen
strook grond, deel uitmakende van het kadastrale per
ceel, gemeente Leeuwarden Sectie G no. 12484, ter
lengte van 5.60 Meter en tot een zoodanige diepte als
noodig is om de breedte van de straat ter plaatse, ge
meten tusschen de buitenkanten van de trottoirs, te
kunnen brengen op 14.40 Meter, zulks op de volgende
voorwaarden
1. de koopprijs bedraagt ƒ1.
2. alle kosten, op de eigendomsoverdracht vallende,
zijn voor rekening van de gemeente.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verkoop aan de „Texas Company" van een strook grond
aan den Sneekertrekweg ten Oosten van het Openbaar
Slachthuis.
Dit voorstel luidt als volgt
Ingevolge Uw besluit van 13 Maart 1928 werd aan
de „Continental Petroleum Company" te Rotterdam een
terrein aan den Sneekertrekweg, ter oppervlakte van
ongeveer 1150 M-'., in koop afgestaan. Thans verzoekt
de „Texas Company", waarin eerstgenoemde maat
schappij is opgenomen, eveneens tegen den toen beste
den prijs van 7.50 per M2. onmiddellijk daarnaast een
strook grond ter breedte van 6 M. in eigendom te be
komen, wijl de tegenwoordige breedte van 15.35 M.
moeilijkheden bij de uitoefening van haar bedrijf blijkt
op te leveren.
Tegen dezen verkoop bestaat bij ons geen bezwaar;
de gemeente zal dan nog, behalve een strook grond van
8 M., te reserveeren voor uitbreiding van het Openbaar
Slachthuis, overhouden een terrein ter breedte van 26.65
M. met een gemiddelde diepte van 94 M., dat te zijner
tijd, gelijk de Directeur der Gemeentewerken in zijn
overgelegd advies van 18 November 1.1., no. 1668 op
merkt, in zijn geheel voor verkoop in aanmerking komt.
Wij geven U onder overlegging van de stukken in over
weging te besluiten
tot verkoop, tegen den prijs van 7.50 per M2., aan
de „Texas Company" te 's Gravenhage van een gedeelte
van het perceel, gelegen ten Oosten van het Openbaar
Slachthuis, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden
Sectie G no. 12520, ter breedte langs den weg gemeten
van 6 M. en diep gemiddeld ongeveer 80 M., zooals
op de bijbehoorende teekening is aangegeven, de juiste
grootte nader door een landmeter van het kadaster uit
te meten, zulks op de bij de gemeente gebruikelijke
voorwaarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 710.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het aangaan van een overeenkomst met de gemeente
Harlingen tot scheiding en deeling van den eigendom
van den Harlingertrekweg c.a., voorzoover die aan de
gemeenten Leeuwarden en Harlingen toebehoort;
tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst 1929
en tot intrekking van het Raadsbesluit dd. 13 Mei 1924
tot het voeren van een rechtsgeding tegen de gemeente
Harlingen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 December 1929. 195
Dit voorstel luidt als volgt
In Uwe vergadering van 13 Mei 1924 werd besloten
tot het voeren van een rechtsgeding tegen de gemeente
harlingen, ten einde op die wijze te geraken tot schei
ding van den eigendom van den Harlingertrekweg voor
zooveel deze aan de gemeenten Leeuwarden en Har
lingen gemeenschappelijk toebehoort. Zooals in ons
desbetreffend voorstel (zie Handelingen 1924, blz. 115)
stond vermeld, was het tot op dat oogenblik niet gelukt
tusschen beide gemeenten omtrent de verdeeling van
bedoelden eigendom overeenstemming te bereiken, zoo
dat aan Leeuwarden, om tot scheiding en deeling te
komen, geen ander middel overbleef dan daartoe in
rechte den eisch te stellen.
De voorgeschiedenis van de quaestie van den Har
lingertrekweg en de stand van zaken tot 13 Mei 1924 is
indertijd uitvoerig aan Uwe Vergadering medegedeeld;
ter vermijding van herhalingen zij hier derhalve ver
wezen naar 's Raads Handelingen van 23 Januari 1923,
blz. 14 en 15, en van 13 Mei 1924, blz. 115 e. v., waar
zijn afgedrukt zoowel onze daarop betrekking hebbende
voorstellen, als de mondelinge toelichting, door den
Voorzitter van ons College daarbij gegeven. Wij kunnen
dan ook thans volstaan met te vermelden, dat na de
inzending van het in den aanhef dezes genoemde Raads
besluit aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring, dit
College bemiddelend is opgetreden en in den loop van
1924 met de gemeentebesturen van Leeuwarden en Har
lingen besprekingen heeft gevoerd, ten einde in der
minne eene voor beide partijen aannemelijke oplossing
te verkrijgen. De standpunten, door de toenmalige ge
meentebesturen ingenomen, bleven, hoewel op de hoofd
zaak niet zooveel verschillend, ten opzichte van het
financieële gedeelte der scheiding echter te ver uiteen-
liggen dan dat algeheele overeenstemming kon worden
bereikt.
Zoo bleef de zaak sindsdien, onafgedaan, rusten, tot
dat in den loop van dit jaar de onderhandelingen op
nieuw werden aangeknoopt, eerst door een bespreking
van de burgemeesters der twee gemeenten ten overstaan
van een lid van de Gedeputeerde Staten en vervolgens,
dezer dagen, door een conferentie van de voltallige col
leges van Burgemeester en Wethouders onderling.
In laatstbedoelde conferentie nu zijn wij met onze
ambtgenooten van Harlingen tot volledige overeen
stemming gekomen omtrent eene verdeeling van den
eigendom des trekwegs in dier voege, dat de nieuwe
eigendomsgrens zal worden bepaald op het punt, lig
gende in het midden van de lengte van den weg tusschen
Harlingen en Leeuwarden na aftrek van het gedeelte
van den weg, hetwelk in 1923 aan de gemeente Fra-
neker is overgedragen. De in de vroegere stukken ver
melde 12.900.—, die Leeuwarden destijds uit hoofde
van deze overdracht van Harlingen heeft ontvangen,
zal het daarbij aan Harlingen terugbetalen, hetgeen ons
billijk voorkomt, aangezien bij een nieuwe gelijke ver
deeling van den weg minus het in Franeker liggende
gedeelte de grenspaal over een afstand, gelijk aan de
helft van dit gedeelte, naar het Oosten moet worden
verplaatst en Leeuwarden dus van het onderhoud van
die weglengte wordt ontlast, Harlingen er daarentegen
mede wordt belast. Behield na de scheiding Leeuwar
den de meergemelde 12.900.—, dan zou deze gemeente
wel, evenals Harlingen, de helft van de te verdeelen
weglengte in eigendom en onderhoud verkrijgen, maar,
doordat zij uit genoemd kapitaal, haar door Harlingen
verstrekt, een gedeelte van haar wegvak kan onder
houden, tevens tot het beloop van eene daaraan even
redige som worden bevoorrecht boven Harlingen, waar
mede de gelijkheid bij de verdeeling ware geschonden.
In de hierbesproken verdeeling zullen uit den aard
der zaak de in den weg gelegen en thans gemeenschap
pelijk eigendom zijnde bruggen of andere kunstwerken
worden begrepen, evenals de tollen en de daarbijbehoo-
rende woningen langs den trekweg en een perceeltje
tuingrond nabij de Bolswarderbrug, groot 36.50 Are.
Wij zijn met Burgemeester en Wethouders van Harlingen
van gevoelen, dat deze eigendommen zonder nadere fi
nancieële verrekening bij de scheiding kunnen worden
toebedeeld aan de partij, aan wie het weggedeelte wordt
toegewezen waarbij zij vóór de verdeeling behoorden.
Wat de tollen betreft ligt het in ons voornemen U te
zijner tijd (de pacht loopt tot 12 Mei 1930) voor te
stellen, die op te heffen. Het is niet onwaarschijnlijk,
dat ook de gemeente Harlingen daartoe zal overgaan.
Ten slotte zij nog opgemerkt, dat, nu de onderhavige
quaestie bij aanneming van ons voorstel in der minne
is geschikt, Uw in 1924 genomen besluit tot het voeren
van een proces tegerj Harlingen dient te worden inge
trokken.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging
a. te besluiten tot het aangaan van eene overeen
komst met de gemeente Harlingen tot scheiding en dee
ling van den eigendom van den Harlingertrekweg, voor
zooveel die aan de gemeenten Leeuwarden en Harlingen
gemeenschappelijk toebehoort, met inbegrip van de in
dien weg gelegen bruggen en andere kunstwerken, van
de tollen te Koetiile, Kingmatille en Ritsumazij! met de
daarbij behoorende woningen c.a. en van het perceel
tuingrond, kadastraal bekend gemeente Deinum, Sectie
B no. 256, groot 36.50 Are, in dier voege, dat de eigen
domsgrens wordt bepaald op het punt, liggende in het
midden van de lengte van den weg tusschen Harlingen
en Leeuwarden na aftrek van de lengte van het weg
gedeelte, in 1923 aan de gemeente Franeker overge
dragen, en dat mitsdien het Westelijk van het omschre
ven punt gelegen gedeelte van den weg aan Harlingen
en het Oostelijk daarvan gelegen gedeelte aan Leeu
warden in eigendom wordt toegewezen, met die,n ver
stande, dat de opgemelde bruggen, tollen, enz. worden
toebedeeld aan de partij, die het weggedeelte in eigen
dom verkrijgt waar zij vóór de scheiding toe behoorden,
zullende te dezer zake geenerlei andere geldelijke be
taling of verrekening plaats vinden dan alleen dat Leeu
warden aan Harlingen een bedrag groot 12.900.in
eens betaalt, en met bepaling, dat de kosten, op de
scheiding en deeling vallende, komen voor rekening van
beide partijen, ieder voor de helft;
b. door vaststelling van de hierbij overgelegde be
grotingswijziging, dienst 1929 no. 5, ten behoeve van
de sub a bedoelde betaling een bedrag van 12.900.
beschikbaar te stellen;
c. ons College te machtigen tot uitvoering van Uw
sub a omschreven besluit het noodige te verrichten;
d. Uw besluit van 13 Mei 1924, no. 157R/80, tot
het voeren van een rechtsgeding tegen de gemeente Har
lingen in te trekken.
De beraadslagingen worden geopend
De heer M. Molenaar: Het voorstel van Burgemeester
en Wethouders bedoelt een eind te maken aan een stuk
historie. Ik geloof, dat het gewenscht is, dat daaraan
toch een enkel woord wordt gewijd; het betreft hier een
toestand, die bijna 300 jaren heeft geduurd, dat is dus
een belangrijk tijdperk geweest.
Toen de Raad in 1924 besloot in rechten een schei
ding van den trekweg te krijgen, heb ik gezegd: ik hoop.
dat Gedeputeerde Staten zullen trachten, die kwestie
toch nog in der minne te schikken. Aanvankelijk is dat
mislukt, de zaak heeft een tijd onafgedaan gelegen, maar
eindelijk zijn dit jaar de pogingen hervat en met succes
bekroond.
Ik zeg het college van Burgemeester en Wethouders
dank voor zijn bemoeiingen in dezen en ik hoop, dat
ook de Raad van Harlingen een gelijkluidend voorstel
zal aanvaarden.
De beraadslagingen worden gesloten.