198 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 December 1929.
hebben serieus aandacht geschonken aan het voorstel
van de meerderheid van het college van Burgemeester
en Wethouders, dat ons thans wordt aangeboden en nu
hebben wij naar aanleiding van die salarissen ook onze
aandacht geschonken aan enkele factoren, die zeer zeker
van invloed zijn bij de vaststelling van de salarissen of
tractementen van de werklieden in gemeentedienst. Een
van die factoren is wel de arbeidsprestatie.
Wij meenen te kunnen concludeeren en ook te kunnen
motiveeren dat de arbeidsprestatie van menschen in het
particulier bedrijf niet minder ik druk op dat woord
niet minder is dan bij menschen, die werkzaam zijn
in het overheids- of gemeentebedrijf. Ik breng dat hierom
naar voren, om aan te toonen dat op grond van meerdere
capaciteit of van belangrijker arbeidsprestatie geen
argumenten en geen motieven aanwezig zijn om de
tractementen van degenen, die werkzaam zijn in het
gemeentebedrijf, hooger te doen zijn dan de tractementen,
die in het particulier bedrijf worden uitgekeerd. Ik her
haal dus, de arbeidsprestatie, de capaciteit, die gevraagd
wordt van de menschen in het overheidsbedrijf, zal
ongeveer parallel loopen met wat gevraagd wordt van
de menschen in het particulier bedrijf en dus kan op
grond van een hoogere arbeidsprestatie geen hooger
salaris worden bepaald voor de menschen in het ge
meentebedrijf dan voor de menschen in het particulier
bedrijf.Dat kan toch niemand ontkennen.
Nu zouden wij kunnen aannemen en laten wij dat
aannemen dat in het particulier bedrijf de loonen
eenigszins verruimd zouden kunnen worden, dat dus de
loonen in het particulier bedrijf ietwat aan den schrielen
kant zijn en dat eenige verruiming van die loonen geen
weelde zou zijn. Dan zouden wij op grond daarvan als
gemeentelijke overheid kunnen zeggen: nu ja, wij aan
vaarden, dat de loonen in het particuliere bedrijf ietwat
laag zijn en wij zullen als gemeentelijke overheid daar
iets boven uitgaan. Maar wij zullen toch altijd voor het
feit worden geplaatst, dat er eenig verband zal moeten
zijn tusschen de loonen in het particulier bedrijf en die
in het overheidsbedrijf. Men zal iets boven de loonen
in het particulier bedrijf uit kunnen gaan, maar ik her
haal, niet tot in het ongelimiteerde. Er zal zeer zeker
verband moeten bestaan tusschen de loonen in het par
ticulier bedrijf en die in het overheidsbedrijf, ook mede
om deze reden, dat zij, die werkzaam zijn in het parti
culier bedrijf in hun kwaliteit als belastingbetalers in de
gemeente Leeuwarden ook het hunne moeten bijdragen
om het meerdere bijeen te brengen en dat is geen onbe
langrijk bedrag.
Volgens de inlichtingen, mij verstrekt, moeten er bij
de 12000 gezinnen, die hier belasting betalen, 7000 zijn
die betrekkelijk een veel lager inkomen genieten dan de
menschen, die in gemeentedienst werkzaam zijn. Als ik
een vergelijking tref tusschen de omstandigheden van
de werknemers, die werken in het particulier bedrijf met
de loonen, die daar worden uitgekeerd en de rechts
positie en sociale positie, welke de menschen in het
gemeentebedrijf innemen, dan meen ik, dat er bij de
laatsten een belangrijke voorsprong is, een zeer belang-
ïijke voorsprong en dat de loonen in het gemeentebedrijf
heel veel hooger zijn dan die in het particulier bedrijf.
Ik heb hier loonen, die in een plaats als Leeuwarden
worden uitgekeerd in het grafisch bedrijf, loonen, die
worden betaald aan gediplomeerde typografen, dat zijn
dus volwaardige krachten, die een diploma moeten heb
ben om het loon te genieten, dat hier wordt genoemd.
Dat loon bedraagt volgens aan mij verstrekte gegevens
bij 48 uren werk per week 65 cent per uur, zoodat men
dus komt op een bedrag van 31.20. Dat zijn gediplo
meerde typografen en het zijn 80 van de menschen
uit het grafisch bedrijf in Leeuwarden, die met dat loon
van 31.20 huiswaarts keeren.
De loonen in het particuliere bouwbedrijf in Leeuwar
den varieeren van 62 tot 64 cent per uur. Wanneer dus
een goed geschoolde bouwvakarbeider onder de meest
gunstige omstandigheden verkeert n.l. wanneer hij
van 1 Januari tot en met 31 December werk heeft
dan zal zijn loon ook 30.a 31.per week zijn,
ik zeg, als hij werkt onder de meest gunstige omstandig
heden, d. w. z. wanneer hij niet onderhevig is aan werk
loosheid, ziekte, enz.
Dat zijn de loonen van de best geschoolde arbeiders,
die werken in de bedrijven, welke het hoogste uurloon
betalen. Ik noem geen bedrijven, waar de loonen aan
den lagen kant zijn, maar ik noem de bouwvakken en
het grafisch bedrijf, waarvan bekend is dat er de hoog
ste en gunstige loonen worden betaald.
Er komt ook nog dit bij, dat wij met de loonen, zooals
die hier in de bijlage door de meerderheid van Burge
meester en Wethouders worden voorgesteld, nog niet
klaar zijn. Er komt altijd nog dit bij, dat de gemeente
moet rekenen op een bijdrage voor pensioenstorting.
Dus met de loonen, zooals die hier zijn genoemd, zijn
we niet klaar; als het loon ongeveer 36.per week
bedraagt, is dat in werkelijkheid nog meer, omdat een
zeker percentage van de pensioenstorting ook door de
gemeente moet worden betaald.
Ook de uitkeering bij ziekte is voor de menschen in
gemeentedienst voortreffelijk geregeld, in tegenstelling
met de regeling in het particulier bedrijf. Bij eventueele
ziekte wordt bij de gemeente een uitkeering verstrekt,
zooals in geen enkel particulier bedrijf het geval is. En
zoo is het ook wat betreft het weduwen- en weezenfonds
bij overlijden.
Ik noem die dingen alleen om aan te toonen, dat door
de menschen in gemeentedienst niet alleen een hooger
loon wordt verdiend, dat zij niet alleen 5.a 6. -
per week meer verdienen, maar dat daarnaast ook de
rechtspositie in het gemeentebedrijf aanmerkelijk veel
beter is en ik gun dat dien menschen van harte
dan in het particulier bedrijf.
Wanneer ik dus terloops een vergelijking trek tus
schen datgene, wat wij thans aantreffen in het particulier
bedrijf en wat de gemeente op het oogenblik gééft, dan
herhaal ik dat ik, zonder mij aan eenige overdrijving
schuldig te maken, gerust deze conclusie kan trekken,
dat de werklieden in gemeentedienst 6.a 7.
meer verdienen. Ja, ik zou zeggen, het wordt wel 8.
meer, als men ook de waarde van uitkeering bij ziekte,
enz. gaat verdisconteeren in hooger loon, maar ik meen
mij in elk geval niet aan overdrijving schuldig te maken,
wanneer ik zeg dat de menschen in het gemeentebedrijf
gemiddeld 7.per week meer verdienen dan die in
het particulier bedrijf.
Waar dat het geval is, meen ik en dat is ook de
meening van de Katholieke fractie dat wij in dezen
niet kunnen meegaan met een verhooging van de loonen.
Wat mij be,treft, ik heb altijd, zoolang ik Raadslid
ben, hier in Leeuwarden er aan meegewerkt om de sala
rissen op peil te brengen, maar er komt eenmaal een
grens en ik meen dat die grens momenteel bereikt is.
Op de gronden, door mij naar voren gebracht, kunnen
wij dus niet meegaan met het voorstel van de meerder
heid van Burgemeester en Wethouders. Wél zijn daarin
enkele voorstellen, enkele details, waarvoor wij wel iets
zouden voelen, b.v. de instelling van een vijfde loon-
klasse, niet om het aantal klassen ruimer te maken, maar
om enkele goede vakmenschen in de gelegenheid te
stellen iets meer te verdienen. Dat zijn echter detail
punten van ondergeschikt belang. Zoo is het ook met
de brugwachters. Wij meenen dat, waar deze menschen
58 in plaats van 48 uur moeten werken, waar zij dus
meer moeten werken, 's morgens al vroeg op post moe
ten zijn, de verantwoording hebben over gelden, die zij
innen en veel Zondagsdienst hebben, zij een zwaardere
en moeilijker positie hebben dan de andere menschen in
gemeentedienst en daarom zouden wij voor hen wel aan
dacht willen vragen. Maar ik herhaal, wij kunnen als
Katholieke fractie niet meegaan met het voorstel, dat
door de meerderheid van Burgemeester en Wethouders
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 December 1929. 199
is gedaan en wij zullen ons dus daartegen verklaren.
Ook de motiveering, die wij zien in deze bijlage van
de meerderheid van Burgemeester en Wethouders, is
m. i. niet sterk. Daarin wordt gezegd: wij meenen dat
er wel wat bij kan, de loonen kunnen wel wat omhoog,
maar dat wordt niet gemotiveerd en er wordt niet ge
zegd waarom. Men geeft een overzicht van de loonen
van 26 gemeenten en zegt dan: als men dit er bij doet,
wordt Leeuwarden verschoven van 26e naar de 13e
plaats. Waarmee dus wordt gezegd, dat de loonen in
13 plaatsen ongeveer dezelfde zijn, want wanneer Leeu
warden met 2.per week meer van de 26e de 13e
plaats zou bereiken, dan varieeren al die tusschen-
gelegen plaatsen dus om het hetzelfde punt.
Ik herhaal dan ook, de motiveering van de meerder
heid van het college is dus in dezen niet sterk. Er wordt
ook gezegd dat aan de Commissie voor Georganiseerd
Overleg advies is gevraagd en dat aan dat comité is
gevraagd wat het hiervan dacht, maar ik ben van mee
ning, dat men dat niet had behoeven te doen ik had
vooruit wel kunnen zeggen dat dit werd aanvaard.
Op grond van dit alles kan de Katholieke fractie in
deze voorstellen niet meegaan.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik wensch ook
even mijn stem te motiveeren. De heer Visser zegt, dat
deze Raadsbrief heel weinig is gemotiveerd, maar ik
voor mij zou alles, alle mogelijke andere motieven voor
of tegen aan kant willen zetten en alleen willen stilstaan
bij dit feit, dat voor eenige jaren den arbeiders 5j/2 is
afgenomen en dat nu wordt voorgesteld dat er weer
boven op te leggen. Ik kan mij niet anders voorstellen
dan dat het in het particuliere bedrijf ook zoo gaat. Als
de zaken minder goed gaan, als de omstandigheden zoo
zijn, als eenige jaren geleden in onze gemeente, toen de
belastingen hoog en de toestanden minder gunstig wa
ren, waarbij nog kwam de drang van Gedeputeerde
Staten, kan ik mij niet anders voorstellen dan dat de
werkgever in die omstandigheden zegt: de zaken gaan
niet goed, dus de loonen moeten iets naar beneden. En
ik spreek uit ondervinding, als ik zeg, dat het voor den
goeden werkgever een heel moeilijke, ja, misschien de
onaangenaamste dag is, als hij dit besluit moet nemen.
Maar ik kan mij niet voorstellen, dat diezelfde goede
werkgever en als zoodanig mogen wij toch de ge
meente als voorbeeld nemen als de zaken weer wat
beter gaan, niet met vreugde tot zijn werklieden zal zeg
gen: nu moet wat er is afgenomen er weer boven op.
Daarom zet ik dat motief van Burgemeester en Wet
houders geheel vooraan en daarom is het ook, dat ik
van harte meedoe aan deze verhooging. Hier wordt
eenvoudig iets, wat is afgenomen, weer teruggegeven.
Ik kan geen andere manier van recht doen vinden dan
dat iets, wat in bijzondere omstandigheden is afgeno
men, in meer gunstige omstandigheden weer wordt te-
ruggegeven en dat is dan ook het motief, waarom ik in
dit voorstel kan meegaan. Ik zou alle andere motieven
daarvoor aan kant willen zetten en ik ben daarom van
harte hiervoor.
De heer Feitsma: Bij de behandeling van dit voorstel
is door mij in de eerste plaats overwogen de wijze,
waarop het hier ter tafel is gekomen. Ik heb de dis
cussies, hierop betrekking hebbende, eens nagelezen en
dan wil het mij voorkomen, dat er door de werklieden
organisaties misbruik van macht heeft plaats gehad en
dat Burgemeester en Wethouders gedwongen zijn met
een voorstel tot verhooging van de gemeentewerklieden-
loonen te komen. Ik heb hiertegen groote bezwaren,
om n.l. mede te werken tot het tot stand komen van een
regeling, die de beslissing, zij het langs een omweg, aan
de verantwoordelijke colleges of personen onttrekt en
deze verlaagt tot mandatarissen van een sterk werk
liedencorps.
In de tweede plaats zijn deze verhoogingen nood
zakelijk? Het is zeer moeilijk om een vergelijking te
maken met andere gemeenten buiten onze provincie, waar
dikwijls allerhande omstandigheden, die ons niet bekend
zijn, bij het vaststellen der loonen hebben gegolden. Ik
meen dat de loonen over het algemeen behoorlijk zijn.
Vergeleken bij de loonen, die hier in de particuliere be
drijven worden betaald, ook bij die, welke door weder-
zijdsch overleg zijn tot stand gekomen, verkeeren de
gemeentewerklieden in een zeer bevoorrechte positie.
Nu zij hun dit van harte gegund, daar een goede zorg
voor de arbeidsvoorwaarden van het gemeentepersoneel
eisch is; echter dient men ook hierin billijk te zijn en
niet al te ver een kant uit te gaan. De afstand nog
grooter te maken dan deze reeds is, komt mij niet ge-
wenscht voor.
De heer Peletier: Na het uitnemend betoog van den
heer Visser, met welk betoog ik volkomen accoord ga,
valt er niet veel meer door mij op te merken, omdat veel
van wat door hem is gezegd, ook door mij zou zijn op
gemerkt. Ik zal mij dus bepalen tot het maken van nog
een enkele opmerking.
Het is ongeveer 15 a 20 jaren geleden, dat het regel
was, dat de loonen van de gemeentewerklieden lager
waren dan die in het particulier bedrijf en desondanks
was toen de toestand zooals die nu ook is, dat elk werk
nemer graag in gemeentedienst was. Ik wil niet beweren
dat ik het met dien toestand eens was, omdat ik van
meening ben, dat de gemeente wel degelijk een voorbeeld
moet geven aan de particuliere bedrijven wat betreft het
honoreeren of bezoldigen van hare arbeiders. Maar dien
toestand hebben wij op het oogenblik; wanneer men een
vergelijking trekt tusschen de loonen bij de gemeente
en de loonen in het particulier bedrijf, dan gaan de loo
nen bij de gemeente verre en verre uit boven die in het
particulier bedrijf.
Ik kan mij refereeren aan de opmerking van den heer
Visser, dat het economisch en maatschappelijk goed is.
te zorgen dat er evenwicht is tusschen de loonen in het
overheidsbedrijf en het particulier bedrijf. Als men dat
niet doet, wordt de rechtsorde en het maatschappelijk
evenwicht verstoord en zal men langzamerhand den
toestand krijgen, dat men in het particulier bedrijf gaat
zien naar de loonen, die worden betaald in het over
heidsbedrijf, dat men het particulier bedrijf, hetwelk
steunt op de economische verhoudingen, zoodanig gaat
inrichten, dat de loonen te hoog worden en men niet
meer kan concurreeren met naburige bedrijven en dat
zoodoende de terugslag daarvan zal vallen op den wel
stand van een stad als Leeuwarden. Wat dat betreft, is
dit voorstel dus onmaatschappelijk en onsociaal en met
den heer Visser wil ik tevens deze voorgestelde verhoo
ging ondemocratisch noemen. Immers, wie moeten de
loonen op de hoogte, waarop zij zich bevinden en die
straks nog zooveel duizenden guldens meer zouden
kosten, opbrengen? In de eerste plaats de breede mid
denstand, maar daarenboven moeten ook talrijke arbei
ders uit het particulier bedrijf proportioneel heel wat
belasting opbrengen, terwijl hun loon 5.a 6.
lager is dan dat van de gemeentewerklieden. Dan is
deze verhooging toch niet een democratische maatregel,
omdat in de eerste plaats een democratische maatregel
er op gericht moet zijn dat de algemeene welstand wordt
bevorderd en in de tweede plaats, dat zij gelijkberech
tiging schenkt aan ieder, die belasting betaalt. Dat is
hier niet het geval.
Mij nog eens refereerende aan het goede betoog van
den heer Visser, wil ik nog opmerken, dat naar mijn
absolute en besliste overtuiging de belastingbetalers in
Leeuwarden in groote meerderheid zich zouden kanten,
als zij er iets tegen konden doen, tegen deze voorge
stelde verhooging en ook daarom noem ik deze voor
stellen anti-democratisch. Omdat dit woord zooveel
I door den anderen kant wordt gebruikt en men daar altijd