200 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 December 1929.
zegt, dat men den volkstoon moet treffen, zeg ik: handel
hier in den geest van het volk, die deze verhooging niet
zal wenschen. Ik zal mij dan ook absoluut tegen dit
voorstel verzetten.
De heer Dijkstra: Ik wensch in het kort te verklaren,
in den geest van mevrouw Buisman, dat ik zal stemmen
voor deze voordracht.
Ik heb met groote belangstelling de vorige sprekers
gehoord en als hun één ding wonderwel is gelukt, dan
is het dit, dat zij hier hebben gedemonstreerd, dat de
loonen in het particulier bedrijf verduiveld beroerd zijn.
Dat is hier gedemonstreerd, omdat ik, die zelf tot de
arbeidersklas behoor, weet wat het beteekent om met
een gemiddeld gezin van 30.en daar beneden te
moeten leven. Dat is een ellendig bestaan, ik wil daar
den nadruk op leggen.
Ik ben het met mevrouw Buisman eens, dat wij hier
ook nog een oude schuld hebben te vereffenen, dat de
Raad aan zijn waardigheid is verplicht, dat de 5j/£
waarmee de loonen indertijd zijn verlaagd, omdat het
werd geboden door een hoogere macht, maar tegen den
wil van den Raad in, wordt teruggegeven.
Ik beluister in de andere stemmen hier, n.l. van den
heer Peletier, dat als de andere arbeiders van deze
loonen zullen hooren en lezen, zij zoo'n beetje wat men
noemt de pest in zullen hebben. Ik durf die arbeiders
echter wel onder de oogen te komen en ik zal onzen ar
beiders leeren, wat ik ze altijd heb geleerd, dat wij als
lid van den Raad ook niet zien naar een beetje hooger
loon van een kameraad, maar dat wij als arbeiders
moeten strijden om zelf uit het moeras te komen.
De heer Peletier gaat spreken over sociaal, maar is
het dan ook sociaal, wanneer 7000 en meer gezinnen
hier geen menschwaardig bestaan hebben
De heer Fransen (wethouder): En wie moeten dit
betalen
De heer Dijkstra: Wie dit moeten betalen Ik ook.
De heer Fransen (wethouder): Neen, die menschen
moeten dit betalen.
De heer Dijkstra: De kwestie van de loonen is een
kwestie van macht en als de arbeiders maar beschikken
over een behoorlijke organisatie, is het heelemaal een
kwestie van macht. Als wij de menschen kunnen bren
gen op een behoorlijk peil, is dat niet meer dan onze
plicht. Want wie durft beweren, dat er in deze verhoo
ging van de loonen der werklieden ook nog maar één
stukje weelde zit? Dit is nog maar een stukje brood,
meer niet en dat is dan ook de reden, waarom ik hier
voor stem.
De heer Botke: Mijnheer de Voorzitter. In tegen
stelling met de heeren Visser en Peletier ben ik zeer
verheugd, dat deze voordracht van Burgemeester en
Wethouders is gekomen. Het bevreemdt mij dat daarover
zooveel gesproken moet worden, want in het afgeloopen
jaar zijn de salarissen van de ambtenaren verhoogd,
voor een gedeelte belangrijk en voor de hoogere ambte
naren zeer belangrijk en nu men komt met een ver
hooging van de loonen der minstbezoldigden, van de
werklieden, worden er allerlei bezwaren opgeworpen
om dat te voorkomen.
Het is reeds door mevrouw Buisman gezegd en ook
door den heer Dijkstra, dit is feitelijk een teruggeven
van wat den arbeiders indertijd is afgetrokken, tegen
onzen zin. De Raad heeft toen toch immers gezegd dat
hij was tegen een aftrek van 5j/2 Nu "wordt het
voorstel gedaan om de menschen weer ongeveer schade
loos te stellen en nu worden er tal van bezwaren tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders inge-
lnacht. Het hoofdbezwaar is wel. dat de arbeiders in de
particuliere bedrijven minder verdienen dan de arbeiders
in gemeentedienst.
Ik heb alle loonen, die in de particuliere bedrijven
worden betaald, niet nagegaan (een mijner partijgenooten
1 heeft daarover wel cijfers en zal die straks wel noemen)
maar dit weet ik wel, dat het ook wel eens zoo is ge
weest, dat de loonen van de gemeentewerklieden lager
waren dan de loonen van de werklieden in het particulier
bedrijf. En is het nu zoo erg, dat de gemeente aan hare
1 werklieden wat hooger loon betaalt dan de loonen van
de werklieden in het particulier bedrijf Het is jammer,
dat de menschen uit de particuliere bedrijven hun loonen
niet wat kunnen opvoeren en wij hopen van harte dat
dit binnen niet al te langen tijd wel zal kunnen ge
beuren. Want wij weten dat heel veel arbeiders uit de
particuliere bedrijven geen menschwaardig bestaan
hebben. Mij dunkt, dat het de taak is van de gemeente
lijke overheid om aan hare arbeiders, zoo goed als het
kan, wél een menschwaardig bestaan te verzekeren.
Als wij dan weten, dat de loonen zullen varieeren van
30.tot 38.dan is dat toch geen weeldeloon;
ieder, die daarmee heeft moeten omspringen, weet dat
men daarmee niet ver springt. Ik kan het niet met mijn
gevoel in overeenstemming brengen om, als men zelf
meer verdient, te stemmen tegen loonen van 30.tot
38.waar de middelen het toelaten zulke loonen te
betalen. Ik weet wel, men denkt daar ongelijk over,
maar ik vind het eigenaardig, dat verschillenden dat
wel kunnen.
Nu is hier naar voren gebracht, dat de arbeiders uit
de particuliere bedrijven zullen moeten meebetalen in
de hoogere loonen van de arbeiders in de gemeente
bedrijven. Dat is volkomen juist, maar ik meen toch dat,
als dit zoo in den Raad wordt gezegd, daardoor mis
schien een verkeerde indruk kan worden gevestigd,
omdat men zou kunnen denken dat het heel wat is. Ik
heb mij de moeite getroost om even uit te rekenen wat
een arbeider, die 30.per week verdient en 2 kin
deren heeft, zal moeten bijbetalen in het hoogere loon
dat de gemeentewerklieden krijgen. Mij is meegedeeld,
dat de kosten van deze loonsverhooging ongeveer zullen
bedragen 40.000.Dat zou, gerekend naar het cijfer
van aanslag, ongeveer zijn een heffingspercentage van
0.15. Een arbeider nu, die 1500.verdient en 2 kin
deren heeft, wordt aangeslagen naar een belastbaar
inkomen van 600.immers hij heeft een aftrek van
700.j- 200.of naar een cijfer van aanslag van
618. Dan betaalt die arbeider bij een heffingspercentage
van 4.4, 27.19. Wanneer echter de voorgestelde loo
nen niet zouden worden betaald aan de gemeentewerk
lieden, zou het heffingspercentage niet 4.4 behoeven te
zijn, maar ongeveer 4.25 en dan zou die arbeider moeten
betalen 26.27 of per jaar 0.92 minder
De heer Fransen (wethouder) Daar gaat het niet
over.
De heer Botke: Daar gaat het wél over. Zoo iemand
zal daarvoor dus 0.92 meer moeten betalen en ik maak
mij sterk, dat geen arbeider in Leeuwarden, die dat
weet, zich daar bezorgd over maakt. Ik geloof zeer
zeker, dat zij zich zoo'n offer willen getroosten, vooral,
waar zij weten dat een groot deel van de verhooging
door de beter gesitueerden wordt betaald. En ik vind
dat ook niet erg als iemand veel verdient, mag hij
wel iets voor de minder gesitueerden betalen. Iemand
met een inkomen van 5000.en met 2 kinderen moet,
zooals ik heb uitgerekend, voor deze verhooging 8.10
per jaar betalen en iemand met ongeveer 10.000.—
inkomen zal daarvoor ruim 22.50 moeten betalen.
Als de arbeiders dat hooren, geloof ik niet dat zij
jaloersch zullen zijn op de gemeentewerklieden zij
dragen maar een betrekkelijk klein deel in de verhoo
ging bij en het andere wordt bijgedragen door de men
schen, die een hooger inkomen hebben. En dezen be
Versiag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 December 1929. 201
hoeft het ook niet te spijten, dat zij dat moeten betalen,
omdat daardoor aan een tamelijk groote groep arbeiders
meer levensvreugde wordt gegeven. Mij dunkt, als
iemand goed gesitueerd is en hij het in zijn hand heeft
om aan een groep arbeiders wat meer levensgeluk te
bezorgen, dan kan hij dit, als hij zijn menschelijk hart
laat spreken, niet nalaten. Er wordt wel altijd gezegd
dat ook de ongeschoolden in de particuliere bedrijven
harder moeten werken, maar ik vind altijd, dat de men
schen in gemeentedienst ook flink moeten werken. Ik
vind toch dat het ook heelemaal geen lolletje is, om den
geheelen dag onder een ton te moeten loopen en die
menschen worden nog niet eens tot de vaklieden gere
kend, zij verdienen het hoogste loon niet. Ik vind dat,
wanneer dat zware werk met 34.— a 35.wordt
betaald, dat bedrag absoluut niet te hoog is. En ook
voor een kuiper, die daar altijd in een anders viezigheid
moet werken, vind ik dat een loon van 36.a 38.
beslist niet te veel is.
Ik zal daar nu niet verder over uitweiden, maar ik
meen dat er alle reden is, om deze voordracht van
Burgemeester en Wethouders aan te nemen en als wij
hierbij bedenken, dat het absoluut geen weelde is, wan
neer iemand 30.tot 38.verdient, dan dunkt mij
dat, als men zijn menschelijk hart laat spreken, men
voor deze voordracht zal moeten stemmen.
De heer Van der Veen: Ik kan eigenlijk dit voorstel
van Burgemeester en Wethouders niet anders zien dan
zooals de heer Visser zei, als een eenheid met dat om
trent de ambtenaarssalarissen; ik ben ook van meening
dat wij hier op het oogenblik hebben een vervolg op
wat wij hier op 30 October van verleden jaar hebben
behandeld.
Nu is door een der sprekers, ik meen door den heer
Visser, gezegd, dat de motiveering van dit voorstel van
de zijde van Burgemeester en Wethouders niet erg sterk
is. ja, als men zegt, niet erg sterk, dan bedoelt men
in vergelijking met andere motiveeringen, die hier wel
gegeven zijn. Nu wil ik even voorlezen de motiveering,
die hier bij het voorstel van 30 October 1928 tot ver
hooging van de salarissen der ambtenaren is gegeven.
In bijlage no. 19 van 1928 wordt op bladz. 415 gezegd:
„Om twee redenen reeds behoort die toestand niet
te worden bestendigd; in de eerste plaats omdat de
gemeente den plicht heeft de ambtenaren, in haren
dienst, behoorlijk te salarieeren, en vervolgens, omdat
het van groot belang voor de gemeente is, dat zij,
zoo dikwijls het noodig blijkt, de beschikking kan
verkrijgen over zeer goede krachten ten behoeve van
hare administratieve en technische verrichtingen. Het
ligt voor de hand dat een gemeente, wier salarissen
laag zijn, op dit punt in een nadeelige positie verkeert,
vergeleken bij de gemeenten, waar de jaarwedden op
behoorlijk peil staan."
Dat was de motiveering, gegeven bij de verhooging der
salarissen van de ambtenaren. Ik herinner mij niet, dat
er een sterkere motiveering was bij de verhooging der
salarissen van het politiepersoneel en nu wil ik voor
lezen wat de motiveering is bij dit voorstel tot verhoo
ging van de loonen der werklieden. Deze luidt als volgt:
„Wij zijn n.l. van meening, dat er alle aanleiding
bestaat voor een herziening van de werkliedenloonen
in deze gemeente. Niet alleen hebben deze loonen
tengevolge van de invoering van het verhaal van
5>/2 pensioenspremie een niet onbelangrijke ver
laging ondergaan, doch ook in vergelijking met de
loonregelingen van andere gemeenten zijn de hier
geldende loonen aan den lagen kant."
Dan zou ik verder kunnen voorlezen onder welk rang
nummer deze gemeente staat bij de gemeenten eerste
en tweede klas, doch dat zal ik maar nalaten. Ik meen
alleen dat deze motiveering van Burgemeester en Wet
houders niet zwakker is dan de motiveering, gegeven
bij de salarisvoorstellen van 30 October voor de amb
tenaren en bij de salarisvoorstellen voor het politieper
soneel onlangs. Waar dat het geval is, kan ik mij niet
begrijpen, dat deze motiveering eigenlijk een reden zou
zijn om dit voorstel minder te apprecieeren, dan de
vorige voorstellen, die ik heb aangehaald. Hier staat
in de motiveering voor de verhooging der salarissen van
de ambtenaren, dat de gemeente hare ambtenaren be
hoorlijk hoort te bezoldigen. Welnu, dat behoort de
gemeente ook ten opzichte van het werkliedenpersonee!
te doen.
Nu is de kwestie: wat is behoorlijk? De heer Visser
heeft gezegd, dat de loonen in het particuliere bedrijf
heel veel lager zijn dan op het oogenblik die van de
gemeentewerklieden en hij maakt daar dan nog bij een
rekensom van pensipen-, ziekte- en verlofregeling, enz.
Ja, als hij er nog een stuk of wat van die dingen bij
berekent, hoeft men de werklieden niets meer te geven
dan wat verlof, enz., maar dat is niet een rekening
volgens Bartjes, omdat die niet klopt.
Ik wil nog de aandacht vestigen op één ding. Ik heb
van den heer Visser gehoord bij de opsomming van de
voor hem geldende bezwaren, dat de gemeente, behalve
de uitgaven voor de loonen, ook pensioenstorting moet
betalen. Ja, mijnheer Visser, U meende misschien dat
wij dat niet wisten, maar dat wisten wij al lang. Maar
ik wil opmerken, dat in het particuliere bedrijf de pa
troons voor hun werkkrachten ook een storting moeten
betalen, wel niet voor gewoon pensioen, maar in den
vorm van zegels, zoodat zij daar óók meer hebben te
betalen dan het gewone loon, om voor het toekomstig
pensioen te zorgen. Ik wil dit maar even zeggen, omdat
er anders een soort van tegenstelling zou worden ge
schapen, die inderdaad niet bestaat. Ook voor een
ziekteuitkeering is gezorgd in het particulier bedrijf.
Er zijn door den heer Visser loonen genoemd en ik
wil ook wat loonen noemen, want ik vind het verkeerd
dat alleen die loonen worden genoemd, die in een be
paalde redeneering te pas komen. En waar de heer
Visser heeft gesproken over zooveel lagere loonen, wil
ik ook loonen noemen, die niet lager zijn, maar die zijn
te vergelijken met die der gemeentewerklieden. Voordat
ik dat doe, wil ik echter opmerken dat, indien op het
oogenblik de loonen in de bouwvakken lager zijn dan
de voorstellen, die hier worden gedaan, ik het niet meer
dan behoorlijk had gevonden, dat de heer Visser ook
had meegedeeld, dat er ook een tijd is geweest, dat er
in die vakken 50.— a 60.per week werd verdiend
en dat toen de gemeentewerklieden met 30.naar
huis gingen. Dat had de billijkheid geboden. Ik ben van
meening, waar er op grond van de omstandigheden
tijden kunnen zijn, dat in het particuliere bedrijf het loon
zeer sterk schommelt, maar dit bij de gemeente niet het
geval is, omdat de loonen voor de menschen in over
heidsdienst voor langeren tijd worden vastgesteld en
minder vlug worden herzien, dat de loonen in het over
heidsbedrijf aan den ruimen kant dienen te worden
bepaald.
Ik wil nu enkele loonen noemen, die in Leeuwarden
bestaan en ik wil beginnen bij het bedrijf, waarbij ik
zelf werkzaam ben. Bij dat bedrijf zijn de werklieden
verdeeld in 7 loonschalen. In de eerste loonschaal
De heer Visser: Dat is óók een overheidsbedrijf
De heer Van der Veen Een semi-overheidsbedrijf.
Daar is in de eerste loonschaal het minimumloon 25.84
en het maximum 30.in de tweede loonschaal is het
maximum 31.84, in de derde 33.68, in de schaal 3a
35.53, in de vierde 36.92, in de vijfde 39.23, in de
zevende 42.Hier is één loonschaal tusschen uit; ik
heb loonschaal 6 niet genoemd, omdat dit de loonschaal
is, waar bij het Spoorwegbedrijf zijn ingedeeld de jonge
werkkrachten, zoowel werklieden als ambtenaren.
Als men dan weet, dat hierbij geldt een kindertoeslag
van 1.per week vanaf het derde kind, dan blijkt