206 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 December 1929.
De heer Fransen (wethouder)Er is hier zoo even
ook naar voren gebracht dat de loonen in het particulier
bedrijf zoo slecht, ja, ik meen zelfs dat er is gezegd,
zoo beroerd waren. Dat kan men heel gemakkelijk hier
zeggen, maar als de leiders van 5 nationale arbeiders
bonden na onderling overleg met de werkgevers tot die
loonen komen, mag men dan nog zeggen dat die loonen
zoo beroerd zijn? Als de arbeidersbonden vragen: geef
ons dat loon, dan teekenen wij het contract en als er
dan nog verschil is over één heele cent in het con
tract werd opgenomen 64 cent en door de arbeiders
bonden werd 65 cent gevraagd dan mag men toch
niet zeggen dat het loon slecht is. 65 cent was goed,
maar die eene cent minder maakte dus het loon beroerd.
Dit is toch niet vol te houden.
Men moet ook niet vergeten, dat de loonen van de ge
meentewerklieden hier nog staan aan het toppunt van
waar de loonen in de crisisjaren, in de duurste jaren,
ooit geweest zijn. De loonen van de arbeiders in de par
ticuliere bedrijven zijn op het hoogste punt geweest in
1920/1921 en de loonen der gemeentewerklieden zijn
sinds dien tijd nog precies dezelfde, terwijl die van de
andere arbeiders met 7.a 8.zijn gedaald na
onderling overleg en ook in verband met de indexcijfers.
Daarom meen ik, dat er niet de minste aanleiding be
staat om de loonen der gemeentewerklieden nu nog te
verhoogen: van verlaging, welk woord hier ook is ge
noemd, is hier geen sprake en dat zal hier ook niet ge
makkelijk gebeuren.
Wat betreft de cijfers van den heer Botke en de
kwestie, dat de menschen, die zijn aangeslagen in de
inkomstenbelasting, mee moeten betalen in het ver
hoogde loon, dat de werklieden zullen ontvangen, wil
ik dit opmerken. Het gaat niet over die kwestie van
enkele centen, maar wij hebben het hier toch wel eerder
ir. den Raad gehad, dat er werd gezegd: juist die laatste
centen nemen het bloed van de arbeiders af. Nu hindert
dat niet, maar als b.v. de gasprijs met 1 cent moet wor
den verhoogd, dan kunnen de arbeiders het niet betalen,
dan kunnen zij juist die laatste cent niet missen
De heer Dijkstra: Wat is dat nu voor een vergelijking.
De heer Fransen (wethouder): Het is maar precies
zooals men het neemtnu deze redeneering voor de
heeren beter uitkomt, redeneeren zij precies, zooals het
in hun kraam te pas komt. Maar als van de 12000 per
sonen, die in Leeuwarden zijn aangeslagen, er bijna
8000 zijn aangeslagen, die minder salaris hebben dan
de laagst gesalarieerde arbeider van de gemeente, dan
acht ik het niet juist, dat die menschen gedwongen
zullen worden om nog enkele centen bij te passen om
het loon te verhoogen van de gemeentewerklieden, die
al meer salaris hebben dan zij. Dit voorstel is als een
aanfluiting tegen bijna de geheele arbeidersbevolking
in deze gemeente.
De Voorzitter wil den heer H. de Boer het woord
geven.
De heer H. de Boer (wethouder) heeft het woord niet
gevraagd.
De heer Fransen (wethouder): Zullen wij dan nooit
een verdediging van het voorstel krijgen van de meer
derheid van het college
De heer J. de Boer vraagt het woord.
De Voorzitter: Ik zou willen vragen de discussies te
bekorten. Ik heb straks reeds de opmerking gemaakt,
dat waarschijnlijk de opinies toch al zijn bepaald en
hoewel ik gaarne ieder de gelegenheid geef om het zijne
er van te zeggen, geloof ik toch niet, dat het daardoor
gelukt de tegenstanders over te halen. Daarom dunkt
mij dan ook dat het verstandig zal zijn om maar zoo
spoedig mogelijk te stemmen.
De heer J. de BoerEr is hier een vergelijking ge
maakt tusschen de loonen in het particulier bedrijf en
die in het overheidsbedrijf en nu heeft de heer Fransen
zoopas uitgeweid over de loonen in de bouwbedrijven.
Ik zou daar ook heel wat van kunnen vertellen, maar
ik zal dat niet doen, ik geloof ook dat dit niet zoovee!
met deze zaak heeft te maken.
Toch is de zaak zoo, dat bij de bepaling van de loo
nen in de bouwbedrijven, de metaalnijverheid en welk
bedrijf ook, het de machtspositie is, waardoor de loonen
worden bepaald; bij het mislukken van de onderhande
lingen wordt wel van arbeiderszijde de staking gepro
clameerd en van de andere zijde de uitsluiting, dat is
dan de toepassing van de hongerkuur. Zoo zijn nu een
maal de omstandigheden en daarop wilde ik nu juist de
aandacht vestigen, omdat het zoo niet gaat bij het vast
stellen van de loonen der menschen, die in het over
heidsbedrijf werkzaam zijn. Daar tracht men op een
andere wijze de loonen vast te stellen, omdat men daar
niet kan toelaten dat op dezelfde wijze strijd wordt ge
voerd. Dat is toch wel een zeer belangrijke factor. Als
die menschen niet in staat zijn om op een zeker oogen-
blik, als de omstandigheden gunstig zijn, voor hun rech
ten op te komen, dan moet daarmee toch bij de vast
stelling van de loonen in het overheidsbedrijf rekening
worden gehouden.
Er zijn hier zoopas door den heer Van der Veen loonen
genoemd uit het particulier bedrijf en die vergelijking is
nog al gunstig uitgevallen ten opzichte van deze voor
stellen. Maar bovendien dienen degenen, die critisch
staan tegenover deze loonen, zich eens voor den geest
te halen, wat het beteekent, van een loon van 34.
te moeten leven. De menschen van de Reiniging zullen
ongeveer 34.verdienen; is dat nu een loon, waar
over zoo lang moet worden gesproken
Het wil mij ook voorkomen, dat het toch ook in het
belang is van den middenstand, wanneer aan een groep
van menschen behoorlijke arbeidsloonen worden uitbe
taald. Nu kan men wel loonen in het particulier bedrijf
aanwijzen, die lager zijn, maar moet men dan niet zelf
tot deze conclusie komen: zijn die loonen dan wel op
peil en zijn er ook omstandigheden, die er aan mee
werken dat ze zoo laag zijn Ik geloof, dat dit een
factor is, waarmee meer rekening dient te worden ge
houden bij de bespreking van deze aangelegenheid. Een
jaar of wat geleden, toen de loonen algemeen omlaag
werden gehaald, was het een middenstandsorganisatie
te Amsterdam, die er bij de Regeering op heeft aange
drongen, een einde te maken aan die verlaging en die
toen aan de Regeering een halt! heeft toegeroepen, om
dat die verlaging zoo in het nadeel was van den mid
denstand. Datzelfde geldt ook nu voor de andere zijde;
het wil mij voorkomen, dat een hooger salaris van de
arbeidersklasse in het belang is van het algemeen, maar
vooral in het belang van den middenstand.
Mevrouw Van DijkSmit: Zoo aanstonds zal ik mijn
stem ten opzichte van dit voorstel moeten bepalen en
ik zal daar tegen stemmen, maar voordat ik dat doe,
wil ik daarvoor mijn motieven noemen.
Toen de voorgeschiedenis hiervan speelde, was ik
nog geen Raadslid, ik stond toen absoluut buiten deze
zaak, maar bij hetgeen toen de kranten hierover hebben
geschreven en bij hetgeen ik er over heb gehoord, voor
al ook van de arbeidersklasse, die niet in de gemeente
bedrijven werkzaam is maar in particulier werk, heb ik
dadelijk gezegd: als ik er iets in te zeggen had, zou ik
tegen deze zaak stemmen, omdat mij de manier waarop
dit is behandeld, zeer onsympathiek is, en ik zou metter
tijd, als ik daarover mijn stem moest uitbrengen, daar
nooit voor stemmen. Op dat moment had ik niets, maar
toevallig in dezen tijd nu die zaak weer aan de orde
komt, heb ik daarin wél wat te zeggen, en door de
betoogen, die ik heden middag heb gehoord, is mijn
meening geenszins veranderd. De reden daarvan is, dat
Verslag van de handelingen van den
ik aanneming van dit voorstel tegenover de arbeiders
klas, die in het particulier bedrijf werkzaam is en tegen
over de kleine burgerij een groote onrechtvaardigheid
vind en daarom wil ik daaraan niet meewerken.
De heer IJ. de Vries: lk zou alleen deze gelegenheid
te baat willen nemen om eventueel straks in tweede
instantie het woord te mogen voeren. Dit voorstel is
natuurlijk buitengewoon belangrijk, al is het alleen maar
om de jaarlijksche uitgaaf, die draait om een bedrag
van 40.000.Die 40.000.zullen ten goede
komen aan 400 menschen in gemeentedienst en zullen
moeten worden opgebracht door de belastingbetalers.
Ten minste, ik kan eigenlijk wel zeggen dat het bedrag
door de belastingbetalers moet worden opgebracht,
want ook al komt er een gedeelte uit de bedrijven zelf,
datgene wat daaruit komt, zal de gemeente toch als
minder winst in kas krijgen.
Nu is het in zekeren zin onverschillig hoe men zijn
stem uitbrengt; die voor stemt, maakt misschien 400
gemeentewerklieden blij en die tegen stemt, maakt mis
schien dat 4000 belastingbetalers in hun handen klappen,
omdat zij een bedrag van 40.000.niet behoeven te
laten rouleeren, maar dat in hun zak kunnen houden.
Daar zijn dus twee kanten aan en omdat deze zaak mij
buitengewoon belangrijk voorkwam, heb ik gepoogd te
vinden wat er voor en wat er tegen is te zeggen. Ik heb
dan de zaak uit 4 gezichtspunten kunnen beschouwen,
waarom ik er voor zou kunnen stemmen, maar ik heb
er 6 gevonden, waarom ik er tegen zal moeten stemmen.
Voor mij is het nu niet de vraag, welke het zwaarst
wegen, di$ 4 met elkaar of die 6 met elkaar
De heer Vromen: U moet ze maar tellen, niet wegen.
De heer Ij. de Vries: Ik kan ze misschien wegen
en ik kan ze wel argumenteeren ook, ik heb ze alle op
geschreven, maar ze zijn hier alle door ande,ren vol
doende te berde gebracht. Ik heb thans verder niet meer
te zeggen, maar ik heb alleen het woord gevraagd om
in tweede instantie misschien te mogen spreken.
De heer HooiringIk heb mij volkomen aan het
verzoek gehouden, om tijdens de redevoeringen van
mijn mede-raadsleden niet te interrumpeeren, en daarom
wil ik deze gelegenheid gebruiken om tot den heer
Vromen deze ernstige waarschuwing te richten dat, als
de heer Vromen in het vervolg doorgaat met te rede
neeren op de wijze, zooals hij heeft gedaan, ik mij in
de toekomst niet aan het verzoek van den Voorzitter
zal houden. Ik wensch mij door den heer Vromen niet
het verwijt te laten maken, dat ik hier zit als satelliet
van een bepaalde groep van de bevolking. Die woorden
heeft de heer Vromen gesproken en als eenigst antwoord
daarop zou ik willen zeggen dat ik voor mij hier in den
Raad zit als vertegenwoordiger van de bevolking van
Leeuwarden, maar dat ik mij even na verwant gevoel
aan de arbeidersklasse als de heer Vromen aan de kapi
talistische klasse.
De heer Lautenbach vraagt het woord.
De Voorzitter: Misschien ook om in tweede instantie
het woord te mogen hebben
De heer Lautenbach: Misschien wel, maar dat kan ik
vooruit niet zeggen. Ik meen dat U wel uit ervaring
weet, dat ik met tot de veelpraters behoor en dat ik, als
ik iets kort kan zeggen, het niet langwijlig zal doen.
Ik wil vooraf zeggen, dat ik niet zal herhalen de
geboortegeschiedenis van dit voorstel, die alles behalve
mijn sympathie heeft, evenals het zonderling brutale
optreden van het Georganiseerd Overleg bij monde van
zijn boodschaplooper, den wethouder, en de slapheid
van het Dagelijksch Bestuur. Dat alles bevalt mij uit
nemend slecht en ik heb dat in de vergadering in Oc-
van Leeuwarden van Dinsdag 3 December 1929. 207
tober van het vorige jaar ook gezegd, maar ik maak mij
daar los van en ik bekijk dit voorstel, zooals het luidt.
Als ik zie en hier kom ik naast mevrouw Buisman,
wat niet altijd het geval is als ik zie de 5l/2 pen
sioenaftrek en de afschaffing van den vacantietoeslag,
dan zie ik niet in, dat dit een ongevoelige sprong is te
noemen, integendeel, dat was een behoorlijke verlaging
voor de gemeentewerklieden, lk ben er te allen tijde
nog van overtuigd, dat een loon beneden de 30.
voor een arbeider met een gezin en Goddank zijn het
nog niet alle gezinnen met 2 kinderen, zoover is de
maatschappij nog niet gezakt te laag is; ik begrijp
niet, hoe de menschen daarmee rond komen. Als ik zie
als lid van een Woningbouwvereeniging, dat die men
schen huren als 4.25, 4.35 en 4.65 moeten verwo
nen en weet dat de algemeene regel is dat de huur !/7
deel van het loon behoort te wezen, dan is er, als men
die bedragen met 7 vermenigvuldigt, absoluut geen
sprake van dat hier een te hoog loon wordt voorgesteld.
Men gaat hier vergelijken met de loonen in het vrije
bedrijf, waar wat hebben wij daar eigenlijk aan? Ik zou
er op willen wijzen, dat wij moeten uitgaan van deze
gedachte en ik geloof dat de meesten onzer dat wel
zullen aannemen dat men tot de loonen, die in het
vrije bedrijf worden betaald, vaak door onderlinge con
currentie wordt gedwongen, maar dat men over en weer
wel graag anders zou willen. Moeten wij nu, omdat daar
te lage loonen worden betaald, in het overheidsbedrijf
hetzelfde doen, alleen omdat het daarmee verwant is?
Is dat sociaal? Dan vind ik dat een zonderlinge sociale
toestand, die ik niet begeer en waar ik van harte mee
breek. Ik wil dus niet kijken naar de loonen in het vrije
bedrijf, maar ik wensch een bezoldiging, waar een gezin
behoorlijk van kan rondkomen. Als ik dat in stuivers
moet omzetten, zal mij dat even moeilijk gelukken ais
het den tegenstanders zal gelukken te zeggen hoe ver
deze loonen zich moeten verhouden tot de lage loontjes
in het vrije bedrijf. Dat is niet om te zetten.
Ik ga mee met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders en ik wil, omdat ik niet de kans zie, daaraan
iets nieuws toe te voegen, alleen in herinnering brengen,
dat er onder de bij de stukken gevoegde lijst van 34
gemeenten 14 waren, die een regeling voor kinder
toeslag hebben. Daarmee is blijkbaar geen rekening ge
houden, maar verschillende gemeenten geven een toe
slag van 1.per week vanaf het derde kind en een
enkele een toeslag van 75.en in elk geval wordt
daar het loon daarmee ook verhoogd.
De heer Hofstra: lk kan wel heel kort wezen, hoewel
ik naar aanleiding van deze wijziging van het Werklie
denreglement wel verschillende op- en aanmerkingen
zou kunnen maken. Er zijn hier verschillende opmer
kingen gemaakt, die mij als het ware uit het hart waren
gegrepen, maar ik zit nog voor één moeilijkheid en dat
is de grootste. Men heeft hier zoo voor en na gesproken
over de tegenstelling, die hier gemaakt zal worden, als
de verhoogde loonen van de gemeentewerklieden gesteld
worden tegenover de loonen in het particulier bedrijf.
Men heeft elkaar over en weer vingerwijzingen gegeven
en de heer M. Molenaar heeft gezegd: als de particuliere
aibeiders om loonsverhooging komen, zullen wij daar
voor wezen. Ik zou naar aanleiding van het betoog van
den heer Molenaar willen opmerken, dat daar dan ruim
tijd, dat daar alle tijd voor was geweest, indien het mo
gelijk was, om daarin verbetering te brengen. Men kan
daarop een verschillend gezichtspunt hebben; ik ben het
met de voorstanders van dit voorstel niet eens, dat dit
gebeuren kan. Nu zou ik echter graag van die voorstan
ders deze vraag beantwoord willen hebben: indien de
Raad er in meegaat, deze voorstellen aan te nemen,
waardoor deze loonen zullen worden verhoogd, zal dat
dan aanleiding wezen men gaat er toch telkens van
uit, dat dit het geval zal zijn dat de particuliere pa
troons in Leeuwarden de loonen zullen verhoogen