248 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1929. Het verplichte onderwijs is met 41.000.toege nomen; daaraan is niets te doen, want de gemeente is nu eenmaal door de wet tot die uitgaven verplicht. Verschillende openbare werken zijn op deze begroo ting gebracht. Het kan op dit oogenblik, de middelen zijn er voor beschikbaar, dus dat is ook in orde. Ik tref als eerste post bij Openbare Werken aan die voor personeel, welke 21.000.hooger is. Verleden jaar kwamen meer werken op den Kapitaaldienst en daardoor was deze post op die begrooting lager. Dat niet zooveel werken op den Kapitaaldienst zijn gebracht, heeft ten gevolge, dat er dus 21.000.meer op de begrooting staat. Op het eind van het jaar is dit een verrekenpost. Zoo zijn er verschillende posten, die meer kosten. Ik tref hier de posten aan Catalogus bibliotheek2.500. Tien-jaarlijksche volkstelling 1.000. Onderhoud Raadhuis 2.000. Belooning politie-ambtenaren 7.900. Kleeding en uitrusting800. Voorschot Volkshuisvesting6.000. Achterstand van huren bij „Ons Belang" Onderhoud straten en pleinen, enz. enz. Wanneer men dit nagaat, komt men tot het resultaat, dat 185.000.op de uitgaven meer is uitgetrokken en aan den anderen kant 80.000.minder, doordat andere zijn ingekrompen. De practijk van de zaak brengt mee, dat de begrooting zoodanig is aangepast, dat ge zegd wordt: Men kan dit op het oogenblik doen, het is noodig, dus men moet het doen. Aan den anderen kant heeft men posten, die men ver plicht is uit te voeren. Hetzelfde is het geval, wanneer men de begrooting 1928 en 1930 vergelijkt. Dat geld is er uitgegaan; er valt niet over te praten. Wanneer ik zie, dat op de begrooting 1928 een post voorkomt een wettelijk verplicht bedrag van 7600.voor boventallige bijzondere onderwijzers en op de begrooting 1930 een van 26.500.dan ziet men tevens waar het geld heen gaat. Die post op de begrooting 1928 was te laag en is dus voor het jaar 1930 in overeenstemming gebracht met de werkelijke uitgaven. De bedrijven staan in het algemeen op hun minimum winsten. Het Electriciteitbedrijf is door de stroomver- laging aanzienlijk minder geworden; er is een winst op geprojecteerd van 150.000.Het is een voordeel bij dezen stand van zaken, dat op den duur die bedrijven meer de hoogte in gaan: meer winstopbrengst dus. Het Grondbedrijf en het Woningbedrijf zijn constant. De Gasfabriek zal 41.000.minder opbrengen door de prijsverlaging. Zooals wethouder De Vries zeide, staat deze practisch even op zijn minimum. De heer Peletier zegt, dat men met een kleine winst geen stooten kan opvangen. Maar dat is ook niet de bedoeling, dan zou er verlies zijn en de Gasfabriek mag niet met verlies werken, zooals verleden jaar ook is gezegd. De prijs van het gas wordt geregeld naar dien van de grondstoffen; wanneer de prijs van de grondstof stijgt, volgt dus een stijging van den gasprijs. Tot een ander wijze van werken zijn wij niet bereid De heer Peletier: De heer De Vries heeft toegegeven, dat de kolenprijzen al met 1.zijn gestegen. De heer Ritmeester (wethouder): Die stijging is reeds in de begrooting 1930 verwerkt, mijnheer Peletier. De Reiniging begint beter te werken; men ziet daar een vermindering van personeel en mag dus op den duur betere resultaten verwachten. Men moet hierbij niet vergeten, dat het aantal inwoners van Leeuwarden voortdurend vermeerdert, dat de stad zich voortdurend uitbreidt en dat daardoor hoogere eischen aan de Reiniging worden gesteld. Wanneer wij thans in staat zijn, die vermeerderde werkzaamheden met hetzelfde personeel te verrichten, is dat op zichzelf reeds in krimpen, een bezuiniging dus. Bezuiniging is niet zoo eenvoudig en bezuiniging bereikt men pas op den duur. Te bezuinigen valt er op het personeel, dat niet uitgebreid wordt, maar op deze wijze langzaam maar zeker wordt ingekrompen. Men kan dat zien bij de Reiniging, de Secretarie, enz. Het Openbaar Slachthuis geeft op het oogenblik een winst van 9500.—, en men moet niet vergeten, dat daarbij een geweldig bedrag wordt afgeschreven, dat wij uitbreiden, enz., zoodat het bedrijf er inderdaad bij zonder gunstig voor staat; zelfs als op een gegeven oogenblik een debacle zou komen in den export, kunnen wij deze zaak bestrijden. Ik herhaal, dat wij, wat de bedrijven betreft, in een minimum-positie verkeeren. Dat is een gelukkig ver schijnsel Hoe staat Leeuwarden er in de toekomst voor Men zegt, dat men op een batig saldo drijft. Dat zal, zoo zegt men, uit den aard der zaak verminderen, omdat wij groote winsten uit de bedrijven kwijt raken. Dat is juist, de winst over 1928 bedraagt 140.000.meer dan die geprojecteerd over dit begrootingsjaar, maar wij mogen aannemen, dat die winst zal stijgen. Er zit wel wat muziek in deze begrootingen; de toestanden zullen beter worden, maar men mag niet meer op die buitengewoon groote winsten van de bedrijven rekenen, en dat hebben Burgemeester en Wethouders dan ook niet gedaan. Wij hebben dat niet gedaan bij onze verklaring, hoe het er met de toekomst van Leeuwarden uitziet. Nu biedt die toekomst ons natuurlijk, wat de financiën van Leeuwarden betreft, een geheel ander aspect. U weet, dat de Wet-De Geer, die gedeeltelijk op 1 Mei 1931 en gedeeltelijk op 1 Januari 1931 in werking zal treden, de Plaatselijke Inkomstenbelasting doet ver vallen en dat zij daarvoor eenige andere belastingen in de plaats stelt. De uitkeering van de Wet 1897 zal komen te vervallen en wordt vervangen door een andere uitkeering. De gemeentelijke inkomstenbelasting is hier voor 1931 geprojecteerd met een bedrag van 1.300.000. dat bedrag vervalt. Ik heb gesteld, dat wij over 1931 zullen ontvangen een minder batig saldo van 150.000.Vindt men dat niet genoeg en wil men 300.000.hebben, dan zou dat ook nog kunnen. Ik neem echter aan 150.000. waardoor ik dus op deze bcgrooting een verlies krijg van 1.615.000.—.' Dan zal ontvangen worden de personeele belasting met opcenten, getaxeerd op 400.000.het kan iets meer zijn, bijdrage in het salaris van den Burgemeester en den Secretaris van ƒ3000.de gemeente-inkomsten belasting van 1 Januari tot ultimo April 1931 getaxeerd op 445.000.en 2/3 Van de minimum-garantie ad 600.000.is 400.000.- benevens van de hoofd som der grondbelasting te stellen op 95.000.Ik kom dan op een eindbedrag voor ontvangst van 1.342.500.—. Er ontstaat dus een tekort, indien wij 150.000. aan batig saldo minder zullen ontvangen, van 272.500.—. Dat tekort moet aangevuld worden door de gemeentelijke opcenten op de Gemeentefondsbelas ting. De Minister stelt deze op 80, maar op het oogenblik komen wij zoover niet. Wij berekenen, dat zij ongeveer 70 zullen zijn, en waar wij ons nu bij al die berekeningen hebben gebaseerd op den tegenwoordigen toestand, die nog beter zal worden, kunnen wij op het oogenblik niet anders verklaren dan dat voor ons absolute zekerheid bestaat, dat de belastingen niet hooger wordenik durf bijna zeggen, dat zij voor velen lager zullen worden. Zoo zien wij op het oogenblik den toestand van Leeu warden. Daar deze gunstig is, kunnen wij op het oogen blik niet anders verklaren dan dat dit inderdaad het geval is en moeten wij den Raad aanbevelen, deze be grooting met vertrouwen te accepteeren. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1929. 249 Nu iets over den oogenblikkelijken toestand van Leeu warden, wat de Inkomstenbelasting van het oogenblik j betreft. Vrijwel overal stijgen de belastingen in de Neder- landsche gemeenten is dat schering en inslag. Onze belasting is aan den hoogen kant geweest, maar wan- S neer ik vergelijk den belastingdruk voor de verschillende inkomens van een 12-tal gemeenten, Groningen, Leiden, Dordrecht, Apeldoorn, Delft, Hilversum, Schiedam, 's Hertogenbosch, Zwolle, Amersfoort en Alkmaar, dan zien we, dat Leeuwarden voor een zuiver inkomen van 1000.de 7e plaats inneemt, voor een zuiver inkomen van 2000.— de 4e, van 3000.— en 4000.— de 3e, van 5000.de 2e, van 10.000.de 3e en voor de maximumheffing de 4e plaats, waarbij het cijfer de laagste druk aangeeft. Wanneer ik den toestand van het vermogen te Leeu warden naga, en wel volgens de statistiek der Vermo- gensbelasting, dan vind ik in 1925/26 1341 aangeslag. belasting 98.694.000. 1927/28 1473 103.224.000.— 1928/29 1489 104.456.000.— Het aantal aangeslagenen bedroeg dus in 3 jaar 10 meer en het vermogen is toegenomen met 5.800.000. Hier valt dus wel degelijk een groote stijging van het vermogen te constateeren. Wanneer men dat in het oog houdt, is ook wat dit betreft de toestand inderdaad gunstig te noemen. Ik weet wel, dat op het oogenblik een malaise hcerscht in de provincie en het is niet uitgesloten, dat zich dat op Leeuwarden zal wreken, maar door de Wet, die in 1931 in werking treedt, heeft die depressie voor Leeuwarden grootendeels zijn beteekenis verloren, want wij zijn slechts ten deele op de Gemeente-Fondsbelas ting aangewezen en voor een groot deel op vaststaande bedragen, n.l. op de Grondbelasting, op de Personeele belasting en op de Rijksgarantie. Thans een enkel woord over de schulden der gemeente. Wanneer men aandringt op het sluiten van een lee- ning en men stelt daarbij tevens den schuldenlast van de gemeente op uiterst ongunstige wijze voor, dan is het voor het college van Burgemeester en Wethouders uiterst moeilijk om te gaan vragen: wilt gij ons leenen? Want het behoort er aan toe te voegen, wanneer men nadere gegevens betreffende den geldelijken toestand der gemeente vraagt de Raad heeft echter dit en dat over den financiëelen toestand gezegd. Men had op 1 Januari 1928 7.088.000.en op 1 Januari 1929 8.232.000.schuld. Nu moet men echter voor een groot deel weten, waar uit die schuld bestaat en daarbij niet vergeten, dat deze schuld bestaat voor 6.663.000.uit schuld van de bedrijven. Dat wil zeggen, dat er een schuld is, waar tegenover een productief bezit staat in den vorm van het bezit der bedrijven, en dat op de gemeente-begrooting die schuld dus niet drukt. Wanneer wij op het oogenblik, wat het geval zal zijn, een leening moeten aangaan, dan hebben wij een bedrag van 1.854.000.noodig. Ik wil niet het odium op dit college laden, dat het deze schuld zou hebben gemaakt; daarom wijs ik er op, dat een belangrijk gedeelte van deze schuld dateert van voor September 1927. De heer Botke heeft gewezen op den schuldenlast, die in het algemeen in verschillende gemeenten in Nederland bestaat. Hij heeft de cijfers ontleend aan het boekje van de Maatschappij voor Handel en Nijverheid en ik acht mij verplicht, deze volledig ter kennis van den Raad te brengen. Deze Maatschappij heeft 26 gemeenten in Nederland genoemd en hun schudenlast is opgenomen in de vol gende tabel Schulden per inwoner op 1 Januari 1929. Aantal inw. Amsterdam 456.68 740.353 Rotterdam484.48 576.095 Den Haag433.77 423.057 Utrecht 340.90 151.778 Groningen290.75 102.254 Haarlem 229.95 114.785 Arnhem 292.48 76.937 Nijmegen176.37 77.649 Tilburg 240.48 73.482 Leiden230.02 69.770 AAaastricht194.63 59.568 Dordrecht451.69 55.050 Apeldoorn196.95 57.653 Delft229.07 49.618 Leeuwarden „191.86 47.595 Hilversum215.98 51.133 Enschedé226.93 50.310 Schiedam377.38 44.300 's Hertogenbosch299.28 41.703 Zwolle„166.12 39.898 Heerlen270.43 42.642 Amersfoort 274.08 36.970 Deventer307.90 35.222 Zaandam209.31 31.594 Vlaardingen 250.64 27.349 Alkmaar160.82 27.782 Dat wil dus zeggen, dat, wat den schuldenlast per in woner betreft, Leeuwarden van de 26 gemeenten No. 4 is, wat op een zeer gunstigen toestand wijst. Ik moet nog even herhalen, dat wij op het oogenblik voor die op te nemen gelden van 1.854.000.— een bedrag van 945.000.krijgen van schulden, datee- rende van vóór September 1927. Dat is geen verw'ijt aan het vorige college of den vorigen wethouder van Financiën. De practijk brengt mede, dat men het gunstigste tijdstip tracht af te j wachten. De heer Beekhuis heeft ook afgewacht en een ander college dit college heeft dat thans overge nomen. Tegenover de schuld, die op de gemeente-begrooting als zoodanig drukt, moet men niet vergeten, dat een be zit staat, dat wel waardeerbaar, maar niet te vervreem den is stadhuis, beurs, scholen, enz. Wat de andere bezittingen betreft, daaraan moeten natuurlijk de verschillende bedrijven op het oogenblik weer meebetalen. Voor een groot deel zijn en worden de leeningen gesloten ten behoeve van de bedrijven. Wat verder den financiëelen toestand van Leeuwar den betreft, merk ik op, dat de verschillende reserve- fondsen ongeveer 1.011.721.in kas hebben. Dat uit de Oorlogswinstbelasting ruim 500.000.is betaald, is volkomen juist, maar daartegenover staan ook 500.000.bezit. Die Oorlogswinstbelasting is volgens haar doel besteed voor niet-productief bezit. Wij hebben dat ook reeds naar voren gebracht bij de behandeling van het leeningsvoorstel, bijlage no. 8 van 1928, en Gedeputeerde Staten, die steeds de beslissing over het gebruik dier gelden hadden, hebben de wijze, waarop dit bedrag besteed is, gesanctionneerd. Het bedrag, dat nog van de Oorlogswinstbelasting over is, ongeveer 185.000.—, zou b.v. voor de Peperstraat gebruikt kunnen worden. Door al deze gelden te reserveeren, gaat men kapitaal vormen voor de nakomelingen en laat men de tegen woordige belastingbetalers geld betalen voor zaken, waarvan de afbetaling rustig ook voor een gedeelte op onze opvolgers kan worden overgedragen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 17