250 Verslag van du handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1929.
Ik meen op al deze punten voldoende te hebben aan
getoond, dat Leeuwarden er verre van ongunstig voor
staat en dat de toekomst van Leeuwarden met gerust
heid kan worden afgewacht.
De heer Vromen zeide, dat de baten van den Kapi-
taaldienst dalen en de nadeelige posten van den Kapi-
taaldienst stijgen. Dat is logisch en de gewone gang van
zaken. Wanneer een bepaald werk wordt uitgevoerd,
komt het te staan in den post „Uitgaven". Zoodra ge
leend is, gaat het er af en wordt de zaak beter. Wanneer
er b.v. een post inkomen van den Kapitaaldienst is voor
waarborgsommen van scholen, gaat dat van de inkom
sten af. Op die posten is een gaan en komen van reke
ningen en verantwoordingen, die weer absoluut gunstig
worden zoodra een vaste leening is gesloten. Uit den
Kapitaaldienst kan dus niet de toestand der gemeente j
worden nagegaan; de conclusie van den heer Vromen
heeft dus geen waarde.
Dat thans belangrijke werken kunnen en zullen wor
den uitgevoerd, acht ik een groot geluk voor Leeuwar
den. Wanneer het noodzakelijk en mogelijk is, dat deze
worden uitgevoerd, mag men dat niet nalaten; men is
daartoe verplicht, men helpt daarmede de stad vooruit
en de burgerij kan thans zien, wat er voor haar belasting
geld tot stand is gekomen ik wijs op de veemarkt,
Harlingersingel en de andere plannen, waardoor Leeu
warden aanmerkelijk verbeterd zal worden. Ik zie. Mijn
heer de Voorzitter, den toestand van Leeuwarden ook
op dit punt gunstiger worden.
Het is zeer prettig en aanlokkelijk, verschillende din
gen, waarvoor men kan leenen, op den loopenden dienst
te brengen. Wij hebben dat verleden jaar o. a. gedaan
met een bedrag van speeltuinen, schoolmeubelen en
andere dingen, die reeds van ouderen datum waren en
die wij nog uit den dienst 1928 hebben betaald.
U weet wel, hoe wij verschillende posten op den loo
penden dienst brengen, o. a. verbetering van scholen,
enz. Wanneer men zegt, dat het verbouwen van de
meisjesschool ook daarbij moet komen, dan wil ik zeg
gen, dat het niet gewenscht en niet noodzakelijk is, dat
die loopende dienst thans te veel wordt bezwaard,
maar wanneer na drie jaar de voorgenomen verbouwing
van alle scholen waarvan U het plan kent afge-
loopen is en men wil dan in kort tijdsbestek de meisjes
school afdoen en voorloopig dus met kasgeld betalen,
ben ik daar sterk voor. Men moet niet vergeten, dat in
1935 men uit de versterkte aflossingen van de conversie-
leeningen komt, zoodat de toestand ook dan weer gun
stiger wordt. Ik kan niet anders dan herhalen, Mijnheer
de Voorzitter, dat de toestand van Leeuwarden bijzon
der gunstig is en Burgemeester en Wethouders gaan de
toekomst in ieder geval met vertrouwen tegemoet.
Wat de zoogenaamde zwevende credieten betreft,
heerscht er een misverstand. Er is met den heer Ooster-
hoff afgesproken, dat bij de volgende en niet bij deze
begrooting een staat zou worden gevoegd.
Dan een antwoord aan den heer Muller, wat den
Centralen Incassodienst betreft. Ik geloof wel, dat op
dat punt een en ander te verbeteren is. Er is gezegd,
dat deze zaak onze belangstelling heeft en ik kan U
toezeggen, dat die zaak in den loop van dit jaar in orde
zal komen. Het is beter, hierover niet te veel te zeggen,
doch ik stel mij voor, deze zaak in den loop van dit jaar
in orde te brengen.
De Voorzitter: Alvorens gelegenheid te geven tot
dupliek, zou ik eerst graag willen spreken over de vraag,
of er vanavond vergadering zal zijn of niet.
Het voorstel van den Voorzitter om heden avond te
vergaderen wordt met 19 tegen 8 stemmen verworpen.
Voor stemmen: de heeren Ritmeester, J. de Boer,
mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi, de heeren Fransen,
Westerhuis, H. de Boer, Vromen en Westra.
Tegen stemmen: de heer Hofstra, mevrouw Van Dijk
Smit, de heeren Van der Veen, Tiemersma, Hooiring.
Lautenbach, O. F. de Vries, M. Molenaar, Oosterhoff,
Tamminga, Peletier, B. Molenaar, Muller, Visser, Botke,
IJ. de Vries. Feitsma, Feddema en Dijkstra.
De heer Peletier: Ik wensch in de eerste plaats even
terug te komen op hetgeen de heer Ritmeester heeft
meegedeeld ten aanzien van mijn opmerking wat betreft
het sluiten van leeningen. De heer Ritmeester heeft
daarbij ontkend, dat er eenig verband bestaat tusschen
een lager daggeld of particulier disconto en de gunstige
situatie, die er naar mijn meening zou zijn om op het
oogenblik te leenen. Ik constateer daarbij dat ten op
zichte hiervan de heer Ritmeester een vreemdeling in
Jeruzalem is, want het staat voor ieder vast, die de
geldmarkt een klein beetje kan bezien, dat er verband
bestaat tusschen een gunstige leeningsmogelijkheid en
een particulier disconto, zooals op het oogenblik, van
3V4
De heer Ritmeester beroept zich ook op ettelijke lee
ningen, die men heeft trachten te plaatsen en die geheel
of ten deele zijn geplaatst, maar hij vergeet, dat alle
financiëele specialiteiten in die gemeenten en provinciën
toch van oordeel zijn geweest, dat het op het oogenblik
dus wèl de tijd was om te leenen. Dat die leeningen
niet ten volle zijn geslaagd, is geen bewijs dat het
standpunt van den heer Ritmeester juist is en dat het
standpunt van hen, die hebben getracht te leenen, on
juist is. Het is inderdaad mijn meening dat de toestand
vooral door het feit dat verschillende provinciën en ge
meenten trachten te leenen, niet gunstiger maar ongun
stiger wordt en dat Leeuwarden dus de beste tijd laat
voorbijgaan. Als men het Beursverslag leest van de
Beurs te Amsterdam van 16 December j.L, dan vindt
men daarin de volgende tirade
„Voor de meeste gemeente-obligatiën bestond goede
vraag en ook staatsfondsen gaven van een tamelijk
vasten ondertoon blijk. Uit de ontvangst, die de
emissie van 5 obligaties Aniem schijnt te hebben,
mag worden afgeleid, dat de tijd voor de uitgifte van
goede beleggingswaarden inderdaad is aangebroken.
Afgaande op voorloopige informaties moet met een
sterke overteekening dezer emissie rekening worden
gehouden."
Deze zinsnede uit het Beursverslag staat niet op zich
zelf, wanneer men de financieele overzichten van den
laatsten tijd heeft nagelezen, blijkt dat deze spreken
voor mijn standpunt en niet voor dat van den wethouder
van Financiën. Nog vandaag wordt daarvoor een bewijs
te meer geleverd, ik heb hier voor mij een prospectus
van de provincie Utrecht, die op 16 December een lee
ning op de markt brengt van ƒ2.864.000.tegen 4]/2
en tegen een koers van 99/2
Hier is dus tweeërlei standpunt het eene is mijn
overtuiging, dat er door wachten geen betere positie zal
aanbreken, tenzij de heer Ritmeester straks zal zeggen
dat wij nog jaren den tijd hebben, want dan kan ik er
vrede mee hebben
De heer Ritmeester (wethouder): Hoe lang loopt die
leening en hoe is de wijze van aflossing
De heer PeletierIk stel het prospectus gaarne te
Uwer beschikking. Straks komt er een tijd, dat wij in
Leeuwarden kasgeld moeten hebben en dat wij dus
daarvoor op de eene of andere wijze moeten zorgen. De
wethouder zei, dat ook de Pensioenraad over geld be
schikt, maar als de andere gemeenten voorgaan en daar
beslag op leggen, zal er een tijd komen, dat wij nergens
meer ter markt terecht kunnen.
Ik wensch nu nog even terug te komen op hetgeen
de heer De Vries heeft gezegd naar aanleiding van mijn
opmerking betreffende de politiek ten aanzien van de
Gasfabriek. Mijn opmerking is geweest, dat de kolen-
prijs, die in de begrooting is verwerkt, niet aan den
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1929. 2ol
veiligen kant is en wethouder De Vries heeft daartegen van beteekenis is, dat ook andere colleges deze belang-
jn het midden gebracht, dat er is rekening gehouden rijke zaak onder de oogen zien. Dat nut hebben mijn
met een normaal accres van den omzet en dat daar bo- woorden dan in ieder geval.
vendien nog bij komt, dat de Gasfabriek nog gedekt is Een korte opmerking over de pluimveemarkt. Ik zal
met gedurende y3 jaar kolen te kunnen ontvangen hoogstwaarschijnlijk stemmen voor het voorstel, dat
tegen den ouden prijs. Dat is op zichzelf juist, maar de door den heer Feitsma bij het college is ingediend; ik
heer De Vries vergeet dat, als men de begrooting goed meen dat dit met wat goeden wil wel kan. Ik vestig er
leest, daarin duidelijk staat, dat er rekening moet wor- de aandacht op dat het terrein bij de Oldehove, dat
den gehouden met een kolenprijs, die 1.20 hooger is minder geschikt is voor pluimveemarkt, zeer zeker wel
dan de laatste prijs, terwijl de begrooting toch slechts kan worden ingericht als een uitstekend autopark. De
is gebaseerd op een prijs, die maar 1.hooger is. Dat toegangen zijn naar mijn meening best; de Torenstraat
is dus ook niet juist en daarmee vervalt dan ook het is uitstekend bestraat en ook door de Kerkstraat kan
voordeel van tot 1 Mei kolen in koop te hebben. men er komen. Ik meen daarom, dat er noodzakelijk
Ten opzichte van de verlaging van den gasprijs is verbetering in den toestand voor de pluimveemarkt
onzerzijds de opmerking gemaakt, dat de tijd daarvoor moet komen en ik wil er niet aan meewerken dat een
nog niet was aangebroken. Ik geloof, als de markt zich zoo belangrijke markt als de pluimveemarkt is, door
ontwikkelt, voor zoover ik op het oogenblik kan beoor- een chronisch gebrek aan een goede plaats zal sterven,
deelen, dat wij heel spoedig zullen zijn, waar de heer Men moet niet vergeten, gezien ook de cijfers van de
Ritmeester bij zijn uiteenzetting ook naar toe wou; als Rijksinspectie omtrent de hoenderteelt en den eier-
inderdaad de prijzen nog iets verder aantrekken, zullen handel, die langzamerhand in de millioenen loopt, dat
wij heel gauw tot een verhooging van den gasprijs een dergelijke zaak dient te worden gesteund door de
moeten overgaan. De toestand op de kolenmarkt is deze, gemeente.
dat haast wel vast staat, dat de prijzen der Engelsche Mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi: Ik zou nog enkele
kolen zullen stijgen; als men maar een.gsz.ns de ge- rki wii,en maken, 0. a. naar aanleiding van
schiedenis ten aanzien van de kolenmarkt volgt wee h> d| Voorzjtter heeft omtrent de mo|elijk-
men dat op het oogenblik m het Engelsche Parlement |u^ ()f de onmogelijkheid af,es te nenien fn ,Jiet
wordt voorgeste d een algemeene regel,ng te maken, Sectievers, enVhet in het vervolg niet beter zou
waarbij de werktijd van de mijnwerkers weer met een aIs6één ,jd d sectje jets aafenb t> dit niet
ha f uur wordt verkort en het behoeft geen betoog, dat nemen jn he{ Sectievers, tenzij h* 0ük den
het gevolg daarvan zal zijn hoogere prijzen van de heeft van andere |eden ,^wjl da(
0 en ik mij daar sterk tegen zou verzetten; men krijgt daar
rvs*i i m i toch dikwijls opmerkingen van een of ander lid, zonder
De heer Dijkstra: Of een agere winst van de heeren! J r
dat men er bepaald aan denkt, die te steunen, maar
n t.- T>. r.die toch wel van belang moeten worden geacht. Het is
De heer Peletier: De heer Dijkstra zegt: ot een lagere f
i-ij i t-i toch waarlijk met noodig, dat elk lid met dezeltde op-
winst van de heeren, maar ,k wil er de aandacht op J en ik ho*p dat ,nen in het vervolg d'ie
vestigen - als de heer Dijkstra met den toestand be- dachfe van den Voorzitter niet zoo erg zal toepassen.
n'm Vr, l t "If!" U,t 'TV R Dan wil ik even opmerken, waar ik heb gesproken
blijkt al, dat hij dat me weet - dat er op het oogenblik van eefsten Jen ambtenaar„ en weer
bijna geen winst wordt gemaakt door de mijneigenaren. aangehaald, dat ik dat niet zeg. Ik zal zeker de
zoodat verschillende mijnen gesloten zijn ,aatste zj|n die
aanmerking zal maken op de Leeu-
c warder politie ten opzichte van de openbare veiligheid.
De heer O. F. de Vnes (wethouder): Omdat er geen ]k heb dHaarvoor alle' mogeiijke huk]e\ maar het wëas de
\iaag is naar oen. Amsterdamsche Commissaris, die zei, dat dergelijke
r, i-, zaken gewoonlijk worden toevertrouwd aan den eersten
De heer Peletier: Dan nog een opmerking over onze den b
pluimveemarkt. Nu de heer Feitsma komt met het voor-
Verder wil ik nog zeggen, dat naar mijn idee juist
stel om deze te verplaatsen naar het Wilhelminaplein. pp 7 ,JJ
door een vrouw bi de politie heel goed werk kan worden
was ik eigen ijk voornemens een voorstel in te dienen „i„„ -r„ u
i j i i l i i l i -i i i gedaan. Ten opzichte van kinderen zal men dat met
om met daartoe te bes uiten, maar te besluiten de pluim-
i i m -i t i willen tegenspreken, maar ook kunnen de werkzaam-
veemarkt te verplaatsen naar de veemarkt. Nu ik echter h H yrouw over een vrouw beter worden
heb gehoord wat de heer De Vnes heeft opgemerkt, w,l dan door een [k behoef te ken
ik dat voorstel voorloopig terughouden en mij eerst ver- verschiMende omstandigheden, waaronder een
gewissen of inderdaad de bezwaren, welke de heer De yrQuw zjch t ver een vroëuw makkeiijker en pret-
Vnes heeft geopperd, we aanvaardbaar znn. Ik behoud 3 r
,J tiger en beter kan uitspreken dan tegenover een man,
nul dus voor om in een volgende zitting a snog met dat i
1 j- u i i i i i ik noem alleen maar de kwestie van het touilleeren van
voorste te komen, indien het voorstel van den heer
i i iii i j een vrouw, dat bn de douane ook zooveel beter kan
Feitsma, zooals ,k veronderstel, vandaag geen meerder- geschjeden door vrouw
en moe vin en. Ten opzichte van wat de Voorzitter zegt over het
r..., - aanstellen van méér vrouwen bij de politie, zou ik dit
De heer Di|kstra: lk zou nog een korte opmerking 3
ui. i j willen opmerken, dat ik al heel tevreden zal znn, wan-
willen maken. Ik heb van morgen gesproken over de J i,
v \r i-. r-. n -i u i i t neer "ier °P t'611 duur een vrouw wordt aangesteld.
V. -De Drie Provinciën en ,k heb daarop een ant- 0verj b£n ik v v00r het onderz0ek. dat U wilt doen
woord gekregen van den heer Peletier. Ik ben van oor- jp an|ere |aatse zeer dankbaar en k heb het volste
deel dat het, na hetgeen de Voorzitter daarover heeft i„t u u i i a i a u
p vertrouwen, dat U het volgend aar overtuigd zult znn.
gezegd, met noodig is, de discussies daarover voort te 3 i
6 i, -i -i i i n j i i -i 4 u i t'3! er een goed werk mee zal worden gedaan als er een
zetten; alleen wi ik vastste len, dat we uit de bestrn-
r. i i- ..-I 4 i i vrouw bi de politie wordt benoemd.
ding van den heer Peletier blijkt, dat wij nog al een J r
afwijkend standpunt hebben. De heer B. Molenaar: Nog een paar korte opmerkingen
U, Mijnheer de Voorzitter, hebt een opmerking ge- naar aanleiding van het antwoord, dat van de zijde van
maakt, die hierop neerkwam, dat ik ook mijn speech j Burgemeester en Wethouders is gegeven. Ik zal op de
wel had kunnen weglaten. Ik ben dat niet geheel met kwestie, welke werken het eerst moeten gebeuren, niet
U eens. Ik erken, dat het wel van beteekenis is, dat het verder ingaan; ik heb van Burgemeester en Wethouders
college van Burgemeester en Wethouders deze zaak vernomen dat het hun betrekkelijk gelijk is en ik zal
ernstig onder de oogen ziet, maar ik meen, dat het óók hun vriendelijke invitatie, dat de Raad zich daarover