268 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1929. Voortzetting der vergadering op Woensdag 18 December 1929. ben van meening, dat de volgorde, die door Burge meester en Wethouders is aangegeven, moet worden ge volgd en wel om deze reden. Wanneer het volgend jaar de Sophialaan en de Stationsweg zijn verbeterd, dan ligt het dunkt mij voor de hand, dat daarna het verdere ge deelte en ook de Beursbrug wordt aangepakt. Wanneer eenmaal die weg is verbeterd, bijna tot de Beursbrug toe, kan men het andere deel met de brug niet langer laten wachten. Dan moet die ook worden aangepakt en daarom komt het mij niet goed voor dat dan eerst een ander werk onder handen wordt genomen. Ik geloof dat in de volgorde, door Burgemeester en Wethouders aan gegeven, meer systeem zit. Ik zal dan ook stemmen tegen de volgorde, die hier nu wordt voorgesteld. De heer IJ. de Vries: Ik zou deze opmerking willen maken, dat ik mij best kan begrijpen, dat iemand als de heer Vromen een beetje bezwaren heeft, maar de meer oudere leden van den Raad hebben hier vroeger deze kwestie ook al meegemaakt, ook naar aanleiding van het verzoek, door mevrouw Buisman en mij inge diend, om den toestand van de Meelbrug te herzien. Nu is in verband met de doortrekking van de Bleeklaan wel het verkeer langs de Voorstreek verminderd, maar toch is het eigenlijk nog zoo, dat men op het eind van de Amelandspijp naar de andere pijp meestentijds, als men er langs fietst of loopt, zijn hart vasthoudt en zich af vraagt: hoe zal dat gaan? Dat is het allerongelukkigste eind van de heele stad en het komt mij voor, waar wij hier moeten uitmaken welke werken van den Kapitaal- dienst de eerstvolgende jaren moeten worden uitgevoerd, dat dit hoekje daar het allernoodigst aan toe is en het eerst moet worden uitgevoerd. Ik ben het dus niet eens met den heer De Boer, maar ik kan mij best voorstellen dat degenen, die er vroeger niet bij zijn geweest, toen deze kwestie in discussie is geweest, het niet met dit voorstel eens zijn. De plannen, hoe de zaak zal worden ingericht, komen echter later. Ik zal dus van harte mijn stem geven aan het voorstel van de heeren Molenaar. Het voorstel-Feitsma-Tamminga is ingetrokken. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Aan de orde is de ontwerp-begrooting van Gemeente werken. De algemeene beschou wingen worden geopend. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van de heeren B. Molenaar en M. Mole naar wordt met 20 tegen 7 stemmen aangenomen. Voor stemmen: de heeren Westra, Hofstra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, mevrouw Van DijkSmit, de heeren Van der Veen, Tiemersma, Hooiring, Lauten- bach, Westerhuis, M. Molenaar, Oosterhoff, Peletier, B. Molenaar, Muller, Visser, Botke, IJ. de Vries, Fed- dema, Vromen en Dijkstra. Tegen stemmen de heeren Ritmeester, J. de Boer, Fransen, O. F. de Vries, H. de Boer, Tamminga en Feitsma. Te 12.15 uur namiddags wordt de vergadering ge schorst. Te 1.30 uur namiddags wordt de vergadering voort- Alsdan zijn aanwezig aanvankelijk leden. 26, later alle, De Voorzitter stelt thans aan de orde het voorstel van de heeren Feitsma en Tamminga in zake verplaatsing van de pluimveemarkt. De heer Feitsma: Gelet op den ernst, die bij Burge meester en Wethouders voorzit en waarmee deze zaak door het college is behandeld, de groote bezwaren, die blijkbaar tegen ons voorstel bestaan en de gunstige op lossing, die ons in uitzicht is gesteld, hebben wij be sloten ons voorstel in te trekken. De heer Dijkstra: Het is misschien het geschiktst om bij de algemeene beschouwingen over Openbare Werken even aan te snijden het antwoord van Burgemeester en Wethouders omtrent den Dokkumertrekweg. Ik heb daar indertijd over gesproken en in bijlage no. 14 zegt nu liet college op grond van het onkostencijfer, dat in die hij- lage is berekend op ruim 50.000.—, dat van Burge meester en Wethouders een voorstel ten opzichte van .overneming en verbetering van den Dokkumertrekweg niet is te verwachten. Ik kan mij dat levendig voorstellen en ik heb ook nooit misschien anderen wel, maar ik niet de be doeling gehad, als ik het woord heb gevraagd over den Dokkumertrekweg en er op heb aangedrongen om daarvan een behoorlijk voetpad te maken, dat daarmee gemoeid zou zijn een bedrag van ruim een halve ton. ik zal op het oogenblik ook geen ander voorstel doen, omdat ik het tot op zekere hoogte met Burgemeester en Wethouders eens ben. Van één ding heb ik echter spijt, n.l. dat, toen ik indertijd heb voorgesteld een commissie ad hoe te benoemen om te onderzoeken hoe daar op de door mij bedoelde eenvoudige wijze een behoorlijk voet pad was te maken en ik dit had ontwikkeld, ik dit voor stel, na de toezegging van het college dat het deze zaak ernstig onder de oogen zou zien, heb ingetrokken. Ik zal nu niet beweren, dat het college deze zaak niet ernstig onder de oogen heeft gezien, dat kan men uit de cijfers wel distilleeren. Ik heb altijd gezegd: als wij het maar eens zoover krijgen, dat wij van dit eindje trekweg van een 20 minuten gaans een behoorlijk voetpad krijgen, door de gaten in den weg en de bruggen te repareeren en door een wegdek aan te brengen, waarlangs men behoorlijk kan passeeren. Deze begrooting is echter zoo grootsch opgezet, dat daarin nog niet eens is gerekend op bestrating, zoodat er daarvoor misschien nog eens een 20.000.bij zou komen. Ik zal er nu niet meer van zeggen maar ik wensch mij het recht voor te behouden om hier t. z. t. op terug te komen, omdat ik het niet kan hebben dusdanige eigendommen in een desolaten toestand te laten liggen. Er wordt tegenwoordig zeer terecht in de bladen ge vraagd waar is thans plaats voor de voetgangers Men weet, dat dit vraagstuk bij de ontwikkeling van het verkeer zeer moeilijk wordt, maar hier is plaats voor de voetgangers, evenals aan het Jelsumerbinnen- pad, dat echter ook een groot deel van het jaar niet is te passeeren. Ik behoud mij toch het recht voor om hierop terug te komen; een weg als deze is, ook al is hij dan niet het eigendom van de gemeente, toch een publieke weg. Of zullen er eerst ongelukken moeten gebeuren? Ik weet het niet, maar ik behoud mij het recht voor om er t. z. t. op terug te komen ja, mijnheer Westra, het is niet het Naauw, waarover ik spreek maar de Dokkmner- tiekweg en ik hoop dat ik dan steun mag vinden bij den Raad voor een verbetering, die wat goedkooper is, maar toch doelmatig. De heer Fransen (wethouder): De heer Dijkstra heeft thans weer gesproken over den Dokkumertrekweg en het is verleden jaai juist gegaan, zooals de heer Dijkstra zegt: toen hij over de commissie sprak, hebben Burge meester en Wethouders gezegd, dat zij een ernstig onderzoek zouden instellen. Dat is ook gebeurd en het bedrag, dat hier is genoemd, is niet te hoog geschat. De heer Dijkstra kan nu wel zeggen: moet er zooveel Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1929. 269 Voortzetting der vergadering op Woensdag 18 December 1929. voor een voetpad van 20 minuten gaans worden besteed, daar ben ik toch niet mee tevreden en ik zou nog wel een commissie willen benoemen; maar de heer Dijkstra moet bedenken dat wij eerst den weg geheel in eigen dom moeten overnemen en als wij deze in eigendom hebben en wij willen geld besteden voor een voetpad, dan zijn wij gedwongen eerst de heele oevervoorziening in orde te maken. En bij een eenvoudige manier is dan deze raming niet te hoog. Een voetpad is voldoende, zegt de heer Dijkstra, maar de oevervoorziening moet dan eerst ook in orde. De heer IJ. de Vries: En twee of drie bruggen. De heer Dijkstra: Dat begrijp ik ook wel, maar ik wil ei aan herinneren, dat hier ook een provinciaal vaar water mee gemoeid is. Ik heb bij de eerste behandeling voor een paar jaar onmiddellijk al gezegd: het lijkt mij toe, dat hier ook een provinciaal belang mee gemoeid is. En wel om deze reden, zooals de toestand nu is, steekt het niet zoo nauw, wat er in dat provinciaal vaar water terecht komt. De wallen worden gewoon gebruikt als vuilbergplaats en het puin blijft dan wel liggen, maar er worden ook takken en allerlei andere dingen gedeponeerd. Ik dacht, dat ik ook gevraagd had aan het college om daarover eens met Gedeputeerde Staten te spreken. Ik meen dat het de heer IJ. de Vries was, die indertijd heeft gezegd zoolang de trekweg het eigendom is van een man, die niet over geld beschikt, laat men de zaak blauw blauw, maar als de gemeente den weg overneemt, komt onmiddellijk de provincie met hare eischen en die zullen niet al te gering zijn. Daar was echter niets van bewezen en daarom heb ik ge vraagd: treed eens in overleg met Gedeputeerde Staten en ook met Leeuwarderadeel, want de inwoners van Leeuwarderadeel hebben hier nog meer belang bij. Ook dat is echter niet gedaan, dat is niet gebeurd. Beide die lichamen hebben er echter belang bij, dat is een zaak, die niet valt te ontkennen. De heer Muller: Ik heb onder het hoofd Gemeente werken een vraag gesteld en daarvan staat hier het volgende Gewezen werd op den onoogeüjken toestand waarin sommige punten van de stad verkeeren. In dit verband werd genoemd de sloot gelegen tusschen de Camniinghastraat en het Kalverdijkje, waarin allerlei vuil geworpen wordt en verder de sloot naast de boerderij van den heer Koopmans, grenzende aan woningen van de vereeniging „Beter Wonen". De heer Koopmans heeft reeds een gedeelte van deze sloot gedempt, zonder ze vooraf schoon te maken. Het niet gedempte gedeelte verkeert evenwel in ver vuilden toestand, waarin spoedig verbetering diende te worden gebracht." Het college van Burgemeester en Wethouders zegt daarop dit ,,De toestand van de hier genoemde slooten (met name van die nabij de huizen van Beter Wonen", waarvan de toestand ook naar onze meening spoedige verbetering eischt) heeft bereids onze aandacht." Wanneer hier geen pers aanwezig was, zou ik daar graag heel wat van willen zeggen, maar hier zijn derden hij betrokken. Ik hoop dat de pers mij op grond daarvan hegrijpen zal en dan wil ik, als de pers mij heeft be grepen. wel dit zeggen. Wij moeten, wanneer wij deze zaak en daar bedoel ik in hoofdzaak de poel tusschen de boerderij van Koopmans en „Beter Wonen" mee daar beschouwen, deze niet alleen uit dit oogpunt zien. dat wij zeggen: die poel of sloot hoort aan de boerderij van Koopmans. Als wij het zoo bezien, is daar wel een grond van waarheid in, maar wij moeten toch ook vragen: hoe is die poel daar gekomen Daar was voor heen een lange sloot van eenige honderden meters lengte en die is, doordat de gemeente een stuk grond heeft aangekocht van Van Setten c.a., zooveel kleiner gemaakt, dat zij tot eenige tientallen meters is ingekrompen. Als wij nu hier in het openbaar Burgemeester en Wet houders aandrijven, dat dit stuk in orde zal worden gemaakt, omdat dat in het belang is van de volksgezond heid, dan denkt de heer Koopmans: dan heb ik nog wel even den tijd. Vandaar dan ook mijn verzoek aan de pers, om hierover niet te spreken. Ik zou nu toch aan Burgemeester en Wethouders deze vraag willen stellen: komt in dezen toestand, dien Burgemeester en Wethouders en meerdere leden hebben gezien, nu zeer binnenkort verandering of niet Want die toestand is op het oogenblik onhoudbaar. Ik bedoel vooral dat deel, dat nu nog open ligt, want Koopmans is op het oogen blik bezig uit alle mogelijke straten overtolligen grond, gratis ontvangen, naar zijn terrein te vervoeren en hij gooit dat in de sloot. Het kan hem niets schelen of de sloot op een gegeven oogenblik ongeschikt is voor een ander doel, maar daar staat tegenover dat, doordat hij de sloot met vuil gaat dempen, de overtollige blabber, die er in zit, naar voren komt en tegen een gedeelte van de straat komt te liggen. En die gelegenheid wordt natuurlijk door de omwonenden gebruikt om daarin alle mogelijke vuil, dat zij willen missen, te deponeeren. Het ligt voor de hand en daarom moet men dergelijke gelegenheden niet scheppen dat, als zooiets er is, daarin door ieder het vuil wordt geworpen, wat hij wil missen. Dat gebeurt ook daar en daarom moeten wij dien menschen die gelegenheid ontnemen. Wij kunnen niet redeneeren dat de gemeente daar niets mee te maken heeft, omdat wij toch als gemeente indertijd die slooten hebben gedempt en er zoo toe hebben mee gewerkt, dat die poel ontstond. Nu is er m. i. deze mogelijkheid en dat behoeft niet zoo kostbaar te wezen dat wij den heer Koop mans vragen om van hem dat stuk sloot, dat evenwijdig aan de straat en daar tegenover ligt, over te nemen. Dan kunnen wij de straat doortrekken tot het terrein van Koopmans en dan is die poel althans weg. Dan zullen wij alleen nog met Koopmans moeten spreken, hoe hij zijn uitloozing tot stand zal brengen. Zooals de toestand op het oogenblik wordt krijgen de omliggenden last van het water, omdat de boerderij van Koopmans veel hooger ligt dan het omliggende terrein; de naastlegers bij „Beter Wonen" hebben last van het overtollige water van het terrein van Koopmans. Ik breng deze zaak hier ter sprake, omdat de, toestand daar onhoudbaar blijkt. Ik ben ook bij Dr. Ten Vekl- huys geweest als voorzitter van de Gezondheidscom missie en deze had ook een schrijven van de omwo nenden gekregen omtrent dien poel. Ik heb er met hem over gesproken en ook over het onderzoek van Burge meester en Wethouders, maar ik ben van oordeel dat èn de Gezondheidscommissie èn Burgemeester en Wet houders niet vrijuit gaan, als zij den toestand daar zoo laten blijven. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. De Voorzitter stelt voor om bij deze zoowel als bij volgende begrootingen de artikelen, waartegen geen bezwaar bestaat, bij eenvoudigen hamerslag goed te keuren. Dienovereenkomstig wordt besloten. Aan de orde zijn de Uitgaven. Volgnos. 98127 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 128. Onderhoud van straten en pleinen f 63.000—. De beraadslagingen worden geopend.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 27