270 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1929. Voortzetting der vergadering op Woensdag 18 December 1929. De heer IJ. de Vries: Ten opzichte van dezen post heb ik ditmaal zeer groote bezwaren, om daaraan mijn stem te geven. Zooals die post hier is geredigeerd, geeft de Gemeenteraad aan Burgemeester en Wethouders een blanco crediet voor de bestrating omdat de lijst van bestratingen niet is overgelegd, weten de leden van den Raad absoluut niet, welke straten zullen worden ver beterd. Het bezwaar dat ik maak, is betrekkelijk een for- meele kwestie, want wij krijgen hier ook wel de verbe tering van scholen, bruggen, enz. onder de oogen, waar bij dan toch ieder voor zich niet kan beoordeelen of dit absoluut noodig is, maar in dit geval weten wij heele- maal niet welke straten zullen worden verbeterd en in welken hoek van de stad en of wij ook betegeling van trottoirs zullen krijgen, enz. Dat weten wij niet, omdat de lijst niet is overgelegd en nu heb ik er bezwaar tegen, mijn stem te geven aan een blanco crediet voor een jaar lang, zonder dat de Raad weet, waaraan dat zal worden besteed. De heer B. Molenaar: lk zou bij volgno. 128 ook wel enkele dingen ter sprake willen brengen, althans het lijkt mij het beste het maar hierbij te doen. Ik heb in de secties een vraag gesteld omtrent den toestand van de Bleeker- en Houtstraten en Burgemeester en Wethou ders hebben daarop geantwoord, dat aan die verbetering verschillende bezwaren van particulieren aard in den weg hebben gestaan, dat er echter door de gemeente een proces is gevoerd en dat zij de zaak heeft gewonnen en dat er nu ook aandacht aan kan worden geschonken om den toestand van die straten te verbeteren. lk kan mij door dat antwoord wel bevredigd achten, maar ik zou daarbij toch den wensch willen uitspreken, of het nu niet mogelijk is, den geheelen toestand in de Bleekerstraat en Houtstraten en den toestand naast het Rengerspark ineens onder de oogen te zien. Men behoeft hier niet meer over den vervuilden toestand daar te spreken, dat is hier al jaren lang in den Raad gebeurd. En het is werkelijk zoo, dat als men daar bij avond in de verschillende oorden moet zijn, men haast wel ge wapend mag zijn met polstok en klomplaarzen, wil men behoorlijk thuis komen bij de bewoners. Aan den an deren kant heeft men daar als gevolg van het particu lier eigendom van verschillende eigenaren, een eigen aardige toestand; men loopt in een straat en ineens stuit men tegen een schutting, die dwars over de straat is geplaatst. Ik zou Burgemeester en Wethouders daarom willen vragen die geheele zaak daar onder de oogen te zien met het algeheele plan voor de straten en dan kan ge lijktijdig onder de oogen worden gezien om niet alleen van de Houtstraten, de Bleekerstraat en het gedeelte langs het Rengerspark het plaveisel te verbeteren, maar om ook de communicatie tusschen de straten onderling te verbeteren. Als een dokter daar 's avonds naar een patiënt moet en hij zit in een auto dat doen ze tegen woordig allemaal en ze hebben niet zulke kleintjes dan staat hij op het eind van de Westerstraat voor een schutting en moet hij weer retour. En in de Houtstraat staat weer zoo'n groote schutting dwars over de straat. Als men die schuttingen daar weg neemt, zal men daar door een belangrijke verbetering in de communicatie tot stand brengen; het betreft hier een stratencoinplex, waarin voor een belangrijk deel goede arbeiderswonin gen staan en daar zal zeer veel kunnen worden verbe terd. Naar aanleiding daarvan zou ik een ernstig beroep op Burgemeester en Wethouders willen doen, om die zaak in haar geheel onder de oogen te zien en om zoo noodig met plannen tot radicale verbetering bij den Raad te komen. De heer Botke: lk heb in de sectie een opmerking ge maakt over het richtingsbord op den hoek van de Oos terkade en de Keizersgracht. Deze is per abuis uit het Sectieverslag weggelaten, maar ik zou daarover toch wel een paar woorden willen zeggen. Het is bekend, dat daar een bord staat op een klein vluchtheuveltje, dat echter zoo smal is, dat de bovenkanten van het richtings bord haast gelijk zijn met de kanten van den vluchtheuvel. Het bord is dan ook al een keer of wat kapot gereden door hooge auto's, het glas vloog er uit en de paal was kromgetrokken. Ik wilde er nu op wijzen, dat dit toch gevaarlijk is; het is nog niet voorgekomen, maar het kan voorkomen dat zooiets gebeurt, wanneer 2 auto's elkaar daar passeeren en waarvan dan de eene naar de Keizersgracht en de andere naar de Oosterbrug rijdt. Dan kan het gebeuren, als het bord weer wordt stuk gereden, dat de glasscherven in de andere auto vliegen en dat is toch werkelijk gevaarlijk. Ik zou daarom Bur gemeester en Wethouders willen vragen of het niet mo gelijk is, dat dit vluchtheuveltje iets wordt verbreed, j zoodat de auto's daar niet meer den bovenkant van het richtingsbord kunnen raken. Ik meen dat dit in een jaar tijd al drie maal is kapot gereden, zoodat het dus wel noodig is, daarin verbetering aan te brengen. De heer Dijkstra: Er is hier van morgen gesproken over verbetering van de hoofdstraten van Leeuwarden en daaraan zal ook gevolg worden gegeven, maar ik wil hier graag ondersteunen het verzoek van mijn partij genoot B. Molenaar, om nu ook eens in wat men noemt de arbeidersbuurten actief op te treden en ik hoop dan ook dat wij bij deze gelegenheid een toezegging van het college krijgen, waar wij wat aan hebben. Er is hier nu reeds gedurende 8 a 10 jaar geklaagd over den vui- len, ongezonden toestand daar, vooral naast het Ren gerspark en het is daarom dat het verzoek van den heer B. Molenaar door mij graag wordt ondersteund. Ik hoon dat daar aan dien toestand eindelijk eens een einde komt. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Nu er geen plan van de te verbeteren straten is, is het natuurlijk moeilijk om te zeggen welke straten onder handen zullen worden genomen, maar er staat toch duidelijk in de Memorie van Antwoord, dat er ten opzichte van de Kleine Kerk straat géén plannen tot verbetering bestaan. Ik zou daarom graag nog aan den wethouder van Openbare Werken willen vragen of het niet zou kunnen dat de be strating in de Kleine Kerkstraat wordt verbeterd en spe ciaal, dat de stoepen worden onteigend, opdat daar een trottoir kan komen, want als daar een auto door komt, verkeeren de voetgangers zoowat in levensgevaar. De heer Fransen (wethouder): De heer IJ. de Vries heeft bezwaar gemaakt tegen post 128 en dit bezwaar is gelegen in het feit, dat geen lijst is overgelegd van de bestratingen, die het aanstaande jaar zuilen worden verbeterd. Het is alle jaren de gewoonte geweest, dat een dergelijke lijst bij de stukken werd gelegd en die lijst werd dan ook wel zooveel mogelijk gehandhaafd, maar het kwam toch meermalen voor, dat er in den loop van het jaar straten bleken te zijn, die in een nog slech- teren toestand waren en dan werd wel eens gewisseld en het komt ook wel eens voor, dat men in een jaar iets niet meer kan doen en dat dan maar tot het volgend jaar laat liggen. Nu is de opzichter, die belast was met de bestratingen en die in den regel die lijst klaarmaakte in het voor jaar begon hij er altijd al mee de straten na te zien begin April ziek geworden en 21 April overleden, dus juist in den tijd toen men begon de begrooting voor elkaar te maken. In den tusschentijd is zijn dienst toen waargenomen door den opzichter van bruggen, wallen, enz., maar deze had meer dan de handen vol aan het toezicht op de bestratingen en aan zijn eigen werkzaam heden. Dit heeft geloopen tot September, toen weer definitief voor dit werk een andere opzichter, voorloopig voor een jaar, is aangesteld. Deze was toen echter nieuw en de directeur heeft toen met mij de zaak besproken en medegedeeld, dat hij met den besten wil van de wereld Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1929. 27 Voortzetting der vergadering op Woensdag 18 December 1929. niet een lijst voor elkaar kon krijgen om die dit jaar over te leggen. Er waren nog meer opzichters ziek geweest, de dienst was meer dan overbelast door sterfgevallen en ziekte. Welnu, als het niet kan dan houdt het op en ik vertrouw, dat de Raad wel zooveel vertrouwen in Burgemeester en Wethouders zal stellen, dat hij deze zaak in 1930 wel aan Burgemeester en Wethouders wil overlaten. Volgens den heer IJ. de Vries is dat het geven van een blanco crediet, maar dat is toch maar betrek kelijk; men weet, dat deze post elk jaar een bepaald bedrag eischt en in zooverre is het dus geen blanco crediet. Alleen mankeert bij dien post de lijst van straten, die men meent dat moeten worden verbeterd, maar dat is op het oogenblik niet andeis. Men kan toch ook wel een klein beetje vertrouwen stellen in een college, dat door den Raad zelf is aangewezen, om de belangen van de gemeente te behartigen en uit te voeren. Meent men zich echter niet met deze handelwijze te kunnen veree nigen, dan moet men tegen stemmen, er is op het oogen blik niets aan te doen, de omstandigheden hebben er aanleiding toe gegeven, dat wij niet konden doen, wat wij graag hadden willen doen. De heer B. Molenaar heeft gesproken over de Blee kerstraat en omgeving. Ik kan meedeelen, dat de laatste eigenaren van die woningen mij hebben toegezegd hun bijdrage voor het overdragen der straten te zullen geven en zoo gauw die zijn gestort, zullen Burgemeester en Wethouders met een voorstel bij den Raad komen, om die straten over te nemen. Dat zal niet zoo lang meer behoeven te duren, maar intusschen kan ik den heer B. Molenaar en den heer Dijkstra, die zijn verzoek steunt, wel zeggen, dat ik die zaak zoo spoedig mogelijk bij het college aanhangig zal maken en ik vertrouw dat het college er aan zal willen meewerken aan dien toe stand daar een eind te maken en dien van alle straten, incluis die langs het Rengerspark, onder de oogen zal willen zien. Ik zal trachten het college daarvoor te vin den en dan hoop ik met een voorstel bij den Raad te komen. Wat betreft de opmerking over den vluchtheuvel, die de heer Botke heeft gemaakt, deze is juist; die vlucht heuvels moeten eigenlijk alle verbreed worden, want ze zijn bijna alle te smal. Men heeft ze zoo smal mo gelijk gemaakt om den rijweg zoo breed mogelijk te houden, maar toch zullen er verschillende verbreed moeten worden; die gevallen doen zich op meerdere plaatsen voor. Die zaak zal dus ook onder de oogen worden gezien. Mevrouw Buisman heeft gesproken over de Kleine Kerkstraat. Ik wil wel toezeggen, dat ik die straat in oogenschouw zal nemen en er met de directie van Ge meentewerken over zal spreken; als die straat werkelijk verbeterd moet worden, geloof ik dat er geen aanleiding zal zijn om dat tegen te houden. De heer IJ. de Vries: lk wensch even deze verklaring af te leggen, dat de wethouder een zoodanige verklaring van den toestand heeft gegeven, waarom geen lijst is overgelegd, dat ik thans geen stemming zal vragen over dezen post, maar er voor dit jaar in zal meegaan dat aan Burgemeester en Wethouders een crediet wordt toegestaan als naar hun meening hiervoor noodig is. De Voorzitter: Mag ik even wijzen op artikel 179 der Gemeentewet, waarin aan Burgemeester en Wethouders is opgedragen „de zorg, zoover van hen afhangt, voor de instand houding, bruikbaarheid, vrijheid en veiligheid der publieke wegen," enz. Dus de Raad verleent wel het geld daarvoor, maar de beoordeeling, welke straten voor verbetering in aanmer king komen, is aan Burgemeester en Wethouders. De heer Peletier: Alleen Burgemeester en Wethouders weten wel graag hoe de Raad daarover denkt De Voorzitter: Ja, dat stellen zij natuurlijk zeer op prijs. De heer M. Molenaar: Er staat in het Sectieverslag een opmerking, dat het in de nieuwe wijken voorkomt, dat de lantaarns maar aan één kant van de straat staan. Dat is niet van mij afkomstig, maar ik kan die klacht toch volkomen beamen. Het antwoord van het college luidt, dat met het oog op de kosten van kabellegging in niet te breede straten de lantaarns aan één kant van de straat plegen te worden geplaatst. Daar kan ik ook wel mee accoord gaan, maar ik ken toch tamelijk breede straten, o. a. de Bildtsche straat, waaraan ik zelf woon en de Menaldumerstraat, die nog breeder is, waar de lantaarns óók aan één kant staan, zoodat het daar aan den anderen kant vrij donker is. Verder heeft naar ik meen in den aanbiedingsbrief het college er de aandacht op gevestigd, dat er in den afgeloopen winter zooveel boomen zijn gesneuveld, waarvan nu al een groot deel is gerooid. Nu is het mij opgevallen, dat o. a. in de Spoorstraat bijna alle 1 boomen zijn gerooid, ik meen dat er slechts 4 of 5 zijn overgebleven. Nu ben ik toch van meening dat, als er een zoo groot percentage sneuvelt, het dan maar beter is, alle boomen weg te nemen, dus ook de anderen, die nog leven. Want zooals het nu is, krijgen wij daar toch een onaesthetisch gezicht; men zal daar nu waarschijn lijk jonge boomen gaan planten en dan houden wij toch jaren den toestand, dat daar enkele oude boomen tus schen staan, wat niet een mooi gezicht oplevert. Zoo is ook het geval aan den Westersingel, waar een paar meer zijn overgebleven; daar komen nu tusschen die heel oude boomen jonge boomen en dat geeft niet een aar dige toestand. Ik zou zeggen, als er zooveel sneuvelen, neem ze dan alle weg, hoewel ik over het algemeen een voorstander ben van het behoud van boomen. De heer J. de Boer: Nu er over boomen wordt ge sproken, wil ik in herinnering brengen, dat ik in de sectie ook een opmerking heb gemaakt over de boomen in de Wijbrand de Geeststraat, niet zoozeer om de boo men dan wel om de straat. Daarop hebben Burge meester en Wethouders geantwoord dat zij, omdat er al zooveel boomen in de stad zijn gerooid, het niet nood zakelijk of niet van belang achten om, als daarvoor geen bijzondere oorzaak is, die boomen daar óók nog te rooien. Ik meen echter dat de zaak moet worden om gedraaid; ik meen dat het in het belang van de veilig heid van het verkeer moet worden geacht, dat die an dere boomen daar ook worden gerooid, dus niet in het belang van de boomen maar in het belang van de straat. Deze is ruim 5 M. breed, maar er gaat 1 M. af voor de boomen, zoodat er maar 4 M. voor het verkeer over blijft. Dat is in die straat te weinig, want er is een heel druk verkeer, nu dat voor een groot gedeelte wordt geleid van den Groningerstraatweg langs de Bleeklaan door de Wijbrand de Geeststraat. Daarom ben ik van meening, waar daar zooveel passage, is, dat het niet meer te dulden is, die boomen daar te laten staan. Er zijn ook in die straat reeds verschillende boomen ge rooid, omdat zij door iepziekte of door welke oorzaak dan ook, zijn doodgegaan, maar er staan ook nog ver scheidene juist in het smalste gedeelte der straat en nu ben ik van meening, dat het in het belang van de veiligheid is, om die andere boomen daar ook te rooien. De heer O. F. de Vries (wethouder): De heer M. Mo- lenaar heeft een opmerking gemaakt over de straatver lichting. Ik zou daarvan dit willen zeggen. In de eerste plaats is het een kwestie van kosten. Ik heb er meer dan eens met den directeur van de Lichtbedrijven over ge sproken, maar deze zegt, dat in verhouding tot andere plaatsen de toestand van de straatverlichting hier vrij behoorlijk is; men heeft hier ongeveer een afstand van 40 M. per lantaarn en in de meeste andere steden is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 28