274 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1929.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 18 December 1929.
De Voorzitter: Wat is Uw bedoeling openstelling
voor kinderen met uitsluiting van ouderen, waardoor
dus een baanveger voor controle noodzakelijk is
De heer Tiemersma: Jawel, mijnheer de Voorztiter.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 155 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 156— -209 worden onveranderd vastgesteld.
Aan de orde zijn de Inkomsten.
Volgnos. 197 worden onveranderd vastgesteld.
KAPIT AALDIENST.
Aan de orde zijn de Uitgaven.
Volgnos. 223—229 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 230. Verbetering van den Groningerstraat-
ii y 'P memorie.
o
De beraadslagingen worden geopend.
De heer J. de Boer: Mijnheer de Voorzitter! Men be
doelt hiermede toch de doortrekking van het trottoir aan
den Groningerstraatweg? Ik meen, dat het van belang
is, aandacht daaraan te schenken.
De Voorzitter: Ik wil er U even opmerkzaam op ma
ken, dat wij de begrooting van den Kapitaaldienst be
handelen en dat wij nu weer verzeild raken in het
stratenplan.
De heer J. de Boer: Ja, ik had mijn opmerking eerder
moeten maken, maar mijn bedoeling was er op attent te
maken dat het van belang zou zijn, dat er pogingen
worden aangewend tot onteigening van het land van
Klamstra te komen, om op deze wijze het trottoir aan
de Zuidzijde van den Groningerstraatweg door te trek
ken. Ik heb verzuimd, dat bij een vroeger volgnummer
te zeggen en neem de vrijheid, dat nu op te merken.
De bevolking aan dien kant van de stad neemt toe,
vooral door den woningbouw aan die zijde. De voet
paden zijn geworden tot rijwielpaden en daarom is het
van belang, dat het trottoir aan die zijde wordt door
getrokken.
De heer Fransen (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter! Deze zaak is meerdere malen in het college be
sproken. De meening van het college is, dat pogingen
moeten worden gedaan om tot een minnelijke schikking
met den eigenaar te komen. Bij weigering zullen wij
trachten onteigening te verkrijgen, die ons in staat zal
stellen, dit land in ons bezit te krijgen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 230 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 231236 worden onveranderd vastgesteld.
Aan de orde zijn de Inkomsten.
Volgnos. 2! 1222 worden onveranderd vastgesteld.
De geheele begrooting wordt met algemeene stemmen
onveranderd vastgesteld.
De ontwerp-begrootingen van het Grondbedrijf, het
Woningbedrijf en de Gasfabriek worden, telkens na
vaststelling van de verschillende volgnos. van Baten en
Lasten dier begrootingen, achtereenvolgens met alge
meene stemmen onveranderd vastgesteld.
Aan de orde is de ontwerp-begrooting van het
EJectricitetitbedrijf.
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Vromen: Mijnheer de VoorzitterWij zien
bij de Uitgaven onder post no. 41: afschrijving volgens
de bepaling van artikel 24 der verordening tot een be
drag van 64.048.78. Bij de door den directeur inge
diende begrooting bleek, dat deze reeds vroeger voor
stellen had gedaan, die afschrijvingen te verhoogen. Die
voorstellen zijn bij de stukken niet te vinden. Ik heb
in de sectievergadering nadere inlichtingen ingewonnen
en gevraagd, waarom het college het voorstel van den
directeur niet heeft aangenomen. Daarop heeft het
college geantwoord, dat Burgemeester en Wethouders
dat niet noodig vonden.
Het gaat om afschrijving op het kabelnet en huis
aansluitingen, die op de balans voorkomen voor ruim
1.000.000.--. Er is in de sectievergadering gezegd, dat
die afschrijving van 2'/2 voldoende is, elders wordt
ook niet meer afgeschreven en men meende daarom,
dat wij niet moesten meegaan met het voorstel van den
directeur. Ik heb gevraagd, alsnog de stukken van den
directeur over te leggen, daar ik het gek vond, dat deze
niet met belangrijker motieven gekomen zou zijn.
Het college antwoordt in de Memorie van Antwoord
eenigszins anders, daarin toch wordt gezegd
,,Wij hebben gemeend, voor 1930 het hierbedoelde
afschrijvingspercentage nog niet te moeten verhoogen.
zulks om, in verband met de jongste verlaging van
den stroomprijs, het bedrijf niet te zwaar te belasten.
Het ligt in ons voornemen, zoodra door toeneming
van net stroomgebruik de totale ontvangsten weer
zullen zijn gestegen, deze kwestie nader onder het
oog te zien. De hierop betrekking hebbende rap
porten van den directeur van het Gemeentelijk Elec
tric i t e itbecfrijf zijn alsnog ter inzage gelegd."
Op zichzelf en ik onderschrijf hetgeen de heer Ooster-
hoff hierover gezegd heeft mag er niet een direct
verband bestaan tusschen de ontvangsten, de winsten
althans, en de afschrijvingen op het bedrijf. Voor alles
dient aan een bedrijf de eisch gesteld te worden, dat de
afschrijvingspolitiek gezond zij, en wanneer de directeur
geen ander motief had aangevoerd dan de opmerking,
dat de afschrijving van 2]/2 wat laag is, zou ik mij
kunnen voorstellen, dat men zegt: laat het wat laag zijn,
maar laat ons gunstiger toestanden afwachten alvorens
het te veranderen. Maar de directeur herinnert er aan
in een brief van 30 Maart j.L, dat het voorstel reeds
vaker door hem is gedaan en dat hij er reeds vaker op
heeft gewezen, dat de afschrijvingen van kabels en
huisaansluitingen zoozeer onvoldoende zijn, dat op het
oogenblik die posten van kabels 73.800.en huis
aansluitingen 62.500.te hoog op de balans van het
Electriciteitbedrijf voorkomen. Verder is bij opgravingen
gebleken, dat op meerdere plaatsen de ijzeren mantel
der loodkabels is verteerd en op enkele plaatsen zelfs
de loodmantel begint in te vreten. De directeur schrijft
voorts
,,lk geef U derhalve in overweging, tenzij U tot nog
sneller afschrijving mocht wenschen over te gaan, het
minimum-afschrijvingspercentage voor 1930 en vol
gende jaren te bepalen voor kabels en huisaanslui
tingen op 5."
Hieruit volgt dus, dat eigenlijk een extra afschrijving
moest plaats hebben, om althans de balans niet te flat-
teeren, van 136.400.De directeur geeft echter in
overweging, die afschrijving dan maar geleidelijk uit te
voeren door het percentage van 2'/2 dat volgens
zijn schrijven in ieder geval te laag is, te brengen op
5
Wij moeten mede den eisch stellen, dat een bedrijf
als het Electriciteitbedrijf werkelijk een meerdere af
schrijving kan lijden. Bij een dergelijk bedrijf moet men
den eisch stellen van een uit een commercieel oogpunt
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1929. 275
Voortzetting der vergadering op Woensdag 18 December 1929.
conservatief beheer. Het conservatisme moge niet in alle
opzichten aan te bevelen zijn, maar er zullen weinigen
zijn, die niet een conservatief beheer van bedrijven
wenschelijk achten. Het heeft mij daarom verbaasd, dat
Burgemeester en Wethouders daarop niet willen ingaan, j
maar wachten willen tot een volgend jaar. Daarom zal
ik voorstellen, dat de betrokken post met het door den
directeur genoemde bedrag wordt verhoogd, want wij
moeten dringend eischen, dat bij beheer van de bedrij
ven een politiek gevoerd wordt, die zoo solide mogelijk
is.
Ik zou thans deze vraag willen stellen: ls door het
college, toen het voorstel van den directeur is inge
komen, de Commissie voor de Lichtbedrijven gehoord?
Dat is een vraag, die mij na aan het hart ligt en die ik
vergeten heb te stellen in de sectievergadering.
De Voorzitter: Ik wil even opmerken, dat het hier om
een formeele kwestie gaat. Het afschrijvingspercentage
berust op een verordening, die de Raad zelve gemaakt
heeft. Dan zal eerst moeten worden voorgesteld de
verordening te wijzigen; die 21.000.— zitten aan de
verordening vast.
De heer Vromen: Goed, Mijnheer de Voorzitter, dan
doe ik het voorstel den Raad gelegenheid te geven de
verordening te wijzigen, opdat de Raad de wenschelijk-
heid uitspreekt van wijziging van dit artikel der ver
ordening.
De heer Westra: Mijnheer de Voorzitter! Ik kan mij
grootendeels vereenigen met hetgeen de heer Vromen
heeft gezegd. In de sectievergadering hebben Burge
meester en Wethouders geantwoord, dat de afschrijvin
gen overal 2]/2 bedragen. Nu zegt U, Mijnheer de
Voorzitter, dat het berust op de verordening.
In het algemeen zal wel een afschrijving van 2/2
voldoende zijn, maar het is hier een uitzonderingsgeval.
De heer Vromen heeft er reeds op gewezen, dat
op het oogenblik de kabels voor 136.000.te hoog
op de balans staan; dat komt daardoor, dat een groot
deel in een abnormalen tijd is gekocht, toen de prijs
extra hoog was. Er is verzuimd een voorziening te tref
fen en de afschrijving te doen voor dien prijs. Er is wel
2'/2 op afgeschreven, maar er is een groot verlies
geweest, doordat de kabels niet de werkelijke waarde
vertegenwoordigen, en dat is niet afgeschreven. Voor
dien prijs kunnen zij geen 40 jaar mee.
Nu moet 136.000.extra op de kabels worden af
geschreven. De directeur meent dit te kunnen doen door
die afschrijving jaarlijks met 2/2 op te voeren. Ik
ineen daarom het voorstel-Vromen te moeten onder
steunen om reeds nu tot afschrijving over te gaan.
De heer O. F. de Vries (wethouder) Mijnheer de
VoorzitterEr wordt hier gesproken van bedenkelijke
en van conservatieve bedrijfspolitiek. De zaak is echter
deze.
Op het gebied van het afschrijvingspercentage op
kabelnetten is op het oogenblik in Nederland nog geen
practijk. Wanneer hier op het oogenblik in Nederland
gesproken wordt van conservatisme, zijn wij wel in goed
gezelschap. Ik heb nagegaan verschillende verslagen en
stukken omtrent den toestand van alle electriciteitsbe-
drijven in Nederland, zoowel distributie- als consumptie-
bedrijven, en daaruit bleek, dat het overgroote deel
2'/2 afschrijft op de kabelnetten. In geheel Friesland
hebben alle bedrijven een afschrijvingspercentage van
2]/2 Slechts enkele gemeenten zijn hooger, Amers
foort en Eindhoven hebben 3 Dordrecht 3/2
Scheemda 4 en Amsterdam en Gorinchem 5
Nu kan men wel zeggen op grond van het door den
directeur uitgebrachte rapport, dat een afschrijving van
21/2 hier bedenkelijk lijkt. Wij hebben met den direc
teur van de Lichtbedrijven ook gesproken en hier en
daar zijn gebreken geconstateerd.
Is de toestand nu zoo gevaarlijk of bedenkelijk, dat
ineens zou moeten worden overgegaan tot verhooging
van het percentage van afschrijving Neen, men kan
deze zaak rustig aanzien. Ten slotte heeft het vorige
college en ook wethouder Beekhuis er ook zoo over
gedacht. Het eerste schrijven is van 1926 en het opmer
kelijke is, dat theoretisch de zaak zoo moet worden ge
steld, dat het afschrijvingspercentage niet afhankelijk
mag zijn van de winst, maar berekend wordt naar den
levensduur van het object. Te dien opzichte heeft men
geen practijk van den levensduur van electrische kabels;
voor de verschillende grondsoorten is deze verschillend
en men weet niet in welke grondsoorten het langer zal
duren.
De heer Ritmeester heeft reeds gewezen op de af-
schrijvingspolitiek bij het abattoir.
De directeur heeft het afschrijvingspercentage in ver
band gebracht met de gemaakte winst en hij meent, dat
in verband daarmede een hooger afschrijvingspercen
tage kan worden gevorderd. Burgemeester en Wethou
ders hebben in hun antwoord op het Sectieverslag doen
uitkomen, dat deze zaak het volgend jaar onder oogen
zal worden gezien.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter De wet
houder van de Bedrijven is van meening, dat de zaak
niet dringend is. Zij is weliswaar niet zoo dringend,
maar toch dringender dan de wethouder doet voorkomen,
want deze zaak loopt al van 1926 af. De directeur heeft
reeds herhaaldelijk op een en ander gewezen en dat
hij de zaak belangrijk acht, moge blijken uit het feit,
dat hij zich bij schrijven tot het college heeft gewend
en gezegd: waarom toch altijd die onvoldoende afschrij
vingen Het wordt toch tijd, dat de zaak in orde komt.
Toen de directeur niet merkte, dat de zaak behandeld
werd, heeft hij bij de begrooting de zaak ter hand ge
nomen om er den Raad bij de begrooting op opmerkzaam
te maken, dat hij niet goedkeurt, dat er niet voor gezorgd
is, dat deze post veranderd wordt.
Het verwondert mij, Mijnheer de Voorzitter, dat het
college het niet noodig heeft geacht den directeur, die
herhaaldelijk op de foutieve afschrijvingen heeft ge
wezen, omtrent zijn voorstel te hooren. Dat lijkt mij
niet juist.
De wethouder van de Bedrijven heeft in het begin
van zijn betoog gezegd: zij doen het allemaal zoo en
het is nog niet uitgemaakt, of het al dan niet juist is
in verband met den levensduur van het object.
De directeur wijst er op, dat om verschillende redenen
dient te worden afgeschreven. Een reden is, dat de
aanschaffingswaarde te hoog op de balans voorkwam,
want er is in den duren tijd gekocht. Vervolgens is
na opgravingen gebleken, dat de resultaten van de
houdbaarheid en den levensduur van het object in
Leeuwarden niet meevallen. Dat zijn voor den directeur
voldoende redenen om zich voor de afschrijvingspolitiek
van de gemeente niet verantwoordelijk te stellen.
De directeur wijst de verantwoordelijkheid af en het
college van Burgemeester en Wethouders had de be
trokken bedrijfscommissie moeten hooren.
Ik zie, dat ik om formeele redenen niet kan voorstellen
dezen post zonder meer te wijzigen. Daarom heb ik mijn
voorstel als volgt veranderd
„De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders
te komen met voorstellen tot wijziging van art. 25
der verordening op het Beheer van het Gemeentelijk
Electriciteitbedrijf in den zin als aangegeven in het
schrijven van den directeur van het Bedrijf van 13
Maart 1929."
Mijn tweede voorstel is, op de begrooting onder post
41a aan te brengen een extra afschrijving op dit bedrijf
van ruim 21.000.zijnde 2 /2 op kabelnet en
huisaansluitingen.
De heer IJ. de Vries: Mijnheer de Voorzitter! Het