276 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1929. Voortzetting der vergadering op Woensdag 18 December 1929. voorstel-Vromen lijkt mij in sommige opzichten wel wenschelijk, doch het valt mij toch moeilijk mijn stem te bepalen. Ik zou liever willen, dat Burgemeester en Wethouders toezeggen, in den loop van dit jaar een onderzoek te doen naar den toestand van de kabels en da*t zij naar aanleiding van dat onderzoek bepalen, of het wenschelijk is de verordening op die afschrijving te veranderen. Wanneer de kabels niet te slecht zijn, vind ik een afschrijving van 5 niet noodzakelijk. Ik zou het daarom op prijs stellen, van Burgemeester en Wethouders de toezegging te ontvangen, dat zij hier omtrent een onderzoek zullen instellen en daarna komen met mededeelingen, hoe bij een volgende begrooting het percentage zal worden geregeld. Ik heb thans niet den moed voor het voorstel van den heer Vromen te stem men, hoewel ik voor diens argumenten wel wat voel. De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter! Ik kan mij met het voorstel-Vromen niet vereenigen, hoewel ik de kwestie ernstig vind en van meening ben, dat deze onder de oogen moet worden gezien. Men moet echter niet overdrijven. De wethouder van de Bedrijven heeft ge zegd, dat hier en daar wel een zwakke plek in een kabel is geconstateerd, maar hij heeft niet gezegd, dat de ka bels er overal in den Leeuwarder grond zoo uitzien, dat alle ontzettend slecht te noemen zijn. Het hangt vaak van den bodem af en ook deze kan van invloed zijn op den toestand van het ijzerwerk. Ik stel voor, dat het zoo wordt aangenomen als op de begrooting vermeld en dat de zaak daarna onder de oogen wordt gezien. Ik sluit mij aan bij hetgeen de heer De Vries gezegd heeft en geloof niet, dat de Raad competent is om hals over kop een voorstel als dat van den heer Vromen aan te nemen. Deze zaak moet ernstig worden onderzocht De heer Vromen: In de Commissie voor de Bedrijven! De heer Dijkstra: Daar zit ik niet in, maar ik veron derstel, dat die Commissie niet geheel onkundig is van deze zaak. In vind het voorstel van den heer Vromen veel te ingrijpend en ik vertrouw het college toe, deze critiek onder de oogen te zien en in het voorjaar met andere voorstellen te komen dan in deze begrooting zijn neergelegd. De heer Tiemersnia: Mijnheer de VoorzitterIn de eerste plaats wil ik den heer Vromen gerust stellen en hem mededeelen, dat de Commissie voor de Bedrijven over deze aangelegenheid wel is gehoord. Weliswaar is de betreffende Commissievergadering zeer onvoltallig geweest en waren er slechts 50 van de Raadsleden aanwezig. De meerderheid der aanwezigen wilden er in geen geval toe medewerken, een dergelijk bedrijf niet gzond te doen zijn; integendeel, zij wenschen het zoo gezond mogelijk te zien. Wanneer zij echter de mededeeling krijgen, dat in het land nog niet genoeg ervaring is wat betreft het juiste afschrijvingspercentage, wanneer wij nog niet weten of 2 f2 in het algemeen voldoende moet worden geacht, dat waarschijnlijk kabels, enz., wat den levensduur be treft, met wat minder toe kunnen, misschien kan het 2 zijn, daar hebben wij de vrijheid niet kunnen vinden aan het verlangen van "den directeur te voldoen. Wij meenden in veilige haven te blijven, nu vooral, na de mededeelingen van den wethouder, dat overgegaan is tot verlaging van den stroomprijs. Mocht in de oorlogs jaren iets aangelegd zijn. dat van minder langen duur is en een buitengewone afschrijving zou noodig maken, dan moet dat speciaal onder de oogen worden gezien. De Commissie voor de Bedrijven stond op het stand punt, dat zij in deze geheel met den wethouder voor de Bedrijven kon meegaan. De heer O. F. de Vries (wethouder): Mijnheer de VoorzitterHet lijkt mij het beste den Raad toe te zeggen, dat wij naar aanleiding van het idee van den heer IJ. de Vries een onderzoek zullen instellen, hoe het met de kabels is in de verschillende deelen van de stad en dat wij, in overleg met het laboratorium in Arnhem, waarbij ook de gemeente is aangesloten, met een voor stel omtrent het percentage zullen komen. Er is op het oogenblik nog geen ervaring. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter Ik vind het i een wonderlijken gang van zaken Ten slotte desavoueert men nu den directeur, die oordeelt op grond van door hem genomen steekproeven. Dat blijkt immers uit de stukken. Men leze slechts den brief van 13 Maart, waarin gezgd wordt „Bij opgravingen is gebleken, dat op meerdere plaatsen de ijzermantel der kabels gedeeltelijk is ver teerd, terwijl op enkele plaatsen zelfs de loodmantel begint in te vreten. Ik geef U derhalve in overweging, tenzij U tot nog sneller afschrijving mocht wenschen over te gaan, het minimum-afschrijvingspercentage voor 1930 en volgende jaren te bepalen op 5 Dat wil dus zeggen, Mijnheer de Voorzitter, dat wan neer hier door den Raad besloten wordt tot het instellen van een nieuw onderzoek, men den raad van een des kundige, van den directeur, naast zich neerlegt, en als het ware zegt: directeur, jij kunt dat wel beweren, maar dat is ons niet voldoende; wij moeten de zaak door een ander laten bekijken. Het college heeft de zaak niet zoo belangrijk gevonden, dat het bij de oorspronkelijke stukken het voorstel van den directeur heeft overgelegd. De Commissie voor de Bedrijven is over het voorstel van den directeur afzonderlijk gehoord; volgens som migen was dat niet het geval, maar hoe het zij, de commissie schijnt buitengewoon onvoltallig te zijn ge weest. Zooeven knikte de wethouder van „neen" en was de commissie dus niet over dit voorstel gehoord. In ieder geval, waar de directeur de verantwoording voor deze zaak op deugdelijke gronden niet wil aan vaarden, is het geen juiste houding thans te zeggen: nu willen wij het zelf anders doen De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders zijn in dertijd, toen het voorstel van den directeur kwam, tot de conclusie gekomen, dat hij dit deed in verband met de toenmalige hooge winst. Zooals er altijd wat muziek in de begrooting zat, wilde hij dit ook in de rekening brengen. Uit de hooge winst De heer Vromen: Het voorstel dateert toch van 1926! De heer IJ. de Vries: 171.000. De heer O. F. de Vries (wethouder) lk wil even zeggen, dat de directeur ,dien wij zeer hoog achten, hier niet wordt gedesavoueerd. Er is niemand, die het meer zal toejuichen dan de directeur, dat op deze wijze een onderzoek wordt ingesteld. Er zijn geen proeven geno men; bij toevallige gravingen zijn enkele gebreken ge constateerd. De heer Peletier: Volgens den heer Tiemersnia is de begrooting in de bedrijfscommissie in een zeer onvol tallige vergadering behandeld. Dit is inderdaad zoo, maar indien de brief van den directeur in deze Com missievergadering was overgelegd, zou het advies van de Commissie ongetwijfeld anders zijn uitgevallen dan nu, waar zij zich accoord heeft verklaard met de be grooting. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Het voorstel-Vromen wordt met 20 tegen 7 stemmen verworpen. Voor stemmen: de heeren Feddema, Vromen, Westra, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1929. 277 Voortzetting der vergadering op Woensdag 18 December 1929. mevrouw Van DijkSmit, de heeren Oosterhoff, Peletier en Visser. Tegen stemmen de heeren IJ. de Vries, Feitsma, Dijkstra, Ritmeester, J. de Boer, Hofstra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Van der Veen, Tiemersnia, Hooiring, Lautenbach, Fransen, O. F. de Vries, Westerhuis, M. Molenaar, H. de Boer, Tamminga, B. Molenaar, Muller en Botke. De heer IJ. de Vries: Nu het voorstel van den heer Vromen is verworpen, hoop ik, dat Burgemeester en Wethouders toch de toezegging tot het instellen van een nader onderzoek zullen uitvoeren. De Voorzitter: Dat is de bedoeling Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. De verschillende volgnos. van Baten en Lasten worden achtereenvolgens onveranderd vastgesteld, waarna de geheele begrooting met algemeene stemmen onveran derd wordt vastgesteld. De ontwerp-begrootingen van de Gemeentereiniging, deStads-Bank van Leening en het Openbaar Slachthuis worden, telkens na vaststelling van de verschillende volgnos. van Baten en Lasten dier begrootingen, achter eenvolgens met algemeene stemmen onveranderd vast gesteld. Aan de orde is de ontwerp-Gemeentebegrooting. GEWONE DIENST. Aan de orde zijn de Uitgaven. Volgnos. 177238 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 239. Kleeding en uitrusting der politiedie naars en veldwachters19.300. De beraadslagingen worden geopend. De heer Hofstra Mijnheer de VoorzitterIk vind hierop een nieuwen post: aanschaffing van een rijwiel brancard. Het verheugt mij zeer, dat de politie .een rijwielbrancard krijgt, waardoor transport van veron gelukten en drenkelingen beter mogelijk wordt, ik heb in de sectievergadering eenige opmerkingen gemaakt en vertrouw, dat de voorzitter der sectie deze zal over brengen in het college, waardoor deze zaak nader kan worden onderzocht. Ik vestig er nogmaals den nadruk op, dat de reddings middelen, die de politie te harer beschikking heeft, on voldoende zijn. Ik heb dat zelf eenige malen aanschouwd en geef Burgemeester en Wethouders in overweging, dit nader te onderzoeken. De heer B. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter! Ik wil nog even een opmerking maken over het feit, dat her haaldelijk aan het eind van de Emmakade geklaagd wordt over de industrie, die daar gevestigd is en gere geld haar auto's op het trottoir plaatst. Ik bedoel hier de industrie van de blikfabriek. De Emmakade is daar niet breed en er is veel verkeer. Is het nu niet mogelijk, dat niet alleen de voetgangers leeren van den rijweg af te gaan, maar dat ook die in dustrie leert, van het pad voor de voetgangers af te blijven. Bij de politie is gereclameerd, doch dat heeft geen nut gehad. Ik verzoek het college dringend deze zaak te onderzoeken, want de toestand is er zeer slecht. De heer J. de Boer: Mijnheer de Voorzitter! Ik kan volkomen accoord gaan met de opmerking van mijn partijgenoot B. Molenaar. Er is herhaaldelijk geklaagd over te weinig breedte van trottoirs, maar het trottoir is daar veeleer te breed. Vooral op den hoek van Rem- brandtstraat en Emmakade bij de blikfabriek komt het iederen dag voor, dat auto's en vrachtwagens op het trottoir staan te lossen. Het verdient aanbeveling na te gaan, of het trottoir daar iets versmald kan worden. De Voorzitter: Ik wil den heer Hofstra antwoorden, dat ik mij niet herinner de kwestie van de reddings brigade met hem te hebben besproken. Deze zaak wordt echter onder de oogen gezien. Wat de opmerkingen van de heeren Molenaar en De Boer betreft, spreekt het van zelf, dat het college de trottoirs voor de voetgangers en den rijweg voor de rijders bestemd wenscht te zien. Burgemeester en Wethouders hebben de bepaling opgenomen, wat inritten betreft, dat wanneer een inrit voor stalling van wagens wordt gebruikt, de vergunning voor den inrit vervallen is. Burgemeester en Wethouders achten het ook niet juist, dat die fabriek daar haar goederen laadt en zij zai de politie opdracht geven, op de naleving van deze be paling toe te zien. Ook zal worden overwogen, of trottoir-versmalling wenschelijk is. De heer HofstraIk herinner mij niet, Mijnheer de Voorzitter, dat U in de vergadering der eerste sectie tegenwoordig waart De Voorzitter: Dan heb ik mij vergist in Uw buurman. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 239 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 240537 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 53S. Subsidiën aan schouwburgen of muziek korpsen 17.100. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff: Ik zou bij dit artikel wel een op merking willen maken, waarbij ik echter geen antwoord van Burgemeester en Wethouders kan vragen, omdat die kwestie niet in de sectie is besproken, lk kón die daar toen echter ook niet aan de orde stellen, omdat het ge val, waarop ik wil wijzen, toen nog niet had plaats ge had. Ik zou nu deze vraag willen doen. Er heeft zich de laatste dagen bij de Friesche Orkest Vereeniging een geval voorgedaan, dat bij de burgerij groote ergernis heeft gewekt. Nu staan wij tot op zekere hoogte wel los i van die vereeniging, maar financiëel is de gemeente toch belangrijk betrokken bij dat lichaam. Ik zou nu willen i vragen of het niet mogelijk is, door overlegging van reglementen en instructiën door die vereeniging, na te gaan of een geval, zooals zich heeft voorgedaan en waarbij ten gevolge van een klein verschil van meening bij het orkest, de bezoekers eenvoudig naar huis werden gestuurd, zich ook weer zal kunnen herhalen op grond van die reglementen en instructiën. Is dat wèl het geval, dan zou naar mijn meening de gemeente in ernstige overweging moeten nemen om bij herhaling van een dergelijk geval het subsidie in te trekken. Ik vind deze zaak van zooveel beteekenis en van zooveel belang, dat ik door inzage te vragen van de gegevens, zou willen I laten uitmaken, of dergelijke dingen zich ook in de toe komst kunnen herhalen. De heer Hofstra: Na het zeer korte woord van den heer Oosterhoff behoef ik er ook niet zooveel meer van te zeggen. Ik zou dit verzoek willen doen. Wij hebben om zoo te zeggen ook bij het verleenen van het subsidie

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 31