230 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1929. De op dit gebied der schuldenlast achteruitgaande positie der gemeente lijkt mij ook duidelijk zich af te teekenen in de batige en nadeelige sloten van den Kapitaaldienst. De batige sloten zijn van 1 Januari 1927 verminderd van 1.011.000.tot op 1 Januari 1930 261.000.terwijl in hetzelfde tijdsverloop de nadee lige sloten zijn toegenomen van 139.000.tot 458.000.—. Wanneer wij dit alles nagaan, dan is het ook niet zonder meer duidelijk, hoe Burgemeester en Wethouders in hun begrootingsbriet' kunnen schrijven „De kaspositie blijft bij voortduring gunstig". Het hooge bedrag der vlottende schuld, die om consoli datie roept, spreekt dit reeds tegen. Bovendien zien we hoe op de begrooting niet onbelangrijke bedragen zijn uitgetrokken voor rente van tijdelijk kasgeld, waar vroeger soms niet onbelangrijke baten voor belegging van tijdelijk kasgeld konden worden geboekt. Tegenover de stijgende schuld wordt gewezen op een steeds toenemend bezit van de gemeente. Natuurlijk is dit tot op zekere hoogte juist, doch men bedenke daarbij dat de schulden door hun rente en aflossing direct drukken op de begrooting en het bezit slechts in zooverre een verlichting der lasten geeft, als het winsten afwerpt. Zeker, de winsten van de bedrijven zijn stijgende, althans voor zoover men ze niet door ontijdige tariefsverlagingen drukt en het is gevaarlijk om de waarde der niet winstgevende objecten tegenover de schulden te zeer op den voorgrond te stellen. De kwestie van de afschrijvingspercentages bij het Electriciteitbedrijfwaarover ik ook een enkel woord zou willen zeggen, had ik eigenlijk bij de behandeling van de begrooting van dit bedrijf zelf willen bespreken. Er zijn nu reeds anderen, die daarover hebben gesproken, maar waar ik met voorstellen dienaangaande denk te komen, lijkt het mij toch beter, deze zaak bij de bedrijfs- begrooting te behandelen. Vat ik mijn betoog samen, dan is voor mij Leeuwarden een welvarende gemeente, die echter, waar haar voor naamste kracht zit in den middenstand, van schomme lingen in de conjunctuur zeer sterk afhankelijk zal blijken. De achter ons liggende jaren waren in het algemeen gunstig, doch gezien de wereldtoestand, zal met de mogelijkheid van veranderingen in ongunstigen zin moeten worden gerekend. De gemeente-huishouding beweegt zich op het oogen- blik in een lijn van sterk stijgende uitgaven, die alleen, dank zij de nog sterkere stijging der batige saldi, tot nu toe kan worden opgevangen. Deze batige saldi zijn het gevolg van eenige jaren van abnormaal hoogen be lastingdruk en zijn groot genoeg om geleidelijk eenige verlaging van dezen druk toe te laten. Dat de batige saldi een blijvend stijgend karakter zullen vertoonen kan niet verwacht worden en gezien de stijgende lijn der uitgaven, kan men dus voor de toekomst niet gerust zijn. Bovendien zal de gemeente in de naaste toekomst kostbare werken moeten uitvoeren, die geen directe verhooging van bronnen van inkomsten zullen vormen. Daarbij is reeds nu de schuldenlast stijgende en zal deze binnenkort 50 hooger zijn dan voor weinige jaren, zonder dat daar tegenover staat belangrijke stijging van inkomsten uit de bedrijven, waar men door tarief verlaging, zoo gauw als het maar eenigszins lijden kan, de winsten drukt. Dat dit beeld belangrijk afwijkt van het optimistische beeld door het college gegeven, zal U duidelijk zijn. Niets zal mij aangenamer zijn, dan het geheim te hooren hoe Burgemeester en Wethouders, trots de door mij genoemde feiten en cijfers, hun optimisme rechtvaar digen. In dit verband wil ik nog even een lans breken voor de meening om de 35.000.— voor de Middelbare Meisjesschool over te brengen van den Kapitaaldienst naar den Gewonen dienst. Eenig principieel verschil in opvatting tusschen Burgemeester en Wethouders en mij heerscht hier niet. Natuurlijk wil ik, evenmin als Burge meester en Wethouders, iedere „onproductieve" uitgave op den gewonen dienst brengen, doch alleen die uit gaven, die, om met Burgemeester en Wethouders te spreken, „daarvoor naar onze meening" ik mag mij misschien ook wel even van den pluralis majestatis be dienen „in aanmerking komen". Vroeger is daartegen nog al eens gezondigd en ik heb het vorige jaar toe gejuicht, dat Burgemeester en Wethouders een anderen weg zijn ingeslagen. Ik wilde Burgemeester en Wethou ders gaarne nog wat verder op dien weg hebben en meende, dat daarvoor deze post wel in aanmerking kwam, vooral, omdat de schuldenlast stijgende is en naar mijn meening verbeteringen aan bestaande ge bouwen, ofschoon niet tot het gewone onderhoud behoo- rende, zoo regelmatig zullen kunnen voorkomen dat deze beter niet op den Kapitaaldienst behooren te worden gebracht. Misschien dat Burgemeester en Wethouders alsnog hun goede gronden aangeven, waarom zij meenen, dat dit geval daarvoor niet in aanmerking komt. De toezegging, om de verkeersmoeilijkheden in de Oude Doelesteeg en Prins Hendrikstraat tot een punt van overweging te maken, heb ik met genoegen gelezen. Ik hoop maar dat het een welwillende overweging zal zijn, die aan mijn wenschen in dezen gehoor zal geven. Wat de reorganisatie van den geneeskundigen dienst betreft nog een enkele opmerking. In het antwoord wordt wederom gesproken van plannen, waaraan de laatste hand gelegd wordt. Indien dit een verwijzing beteekent naar de in den begrootingsbriet' genoemde plannen voor het Militaire Hospitaal, dan zou ik willen vragen of naar de meening van Burgemeester en Wethouders het bij de reorganisatie van dezen dienst alleen om bouw plannen gaat. Ik heb steeds het gevoel gehad, dat hierbij zeer belangrijke vraagstukken van de formatie en inrich ting van dezen dienst op den voorgrond stonden en het is mij een teleurstelling geweest, dat voorstellen be treffende herinrichting van den geneeskundigen dienst in het afgeloopen jaar niet aan de orde zijn gesteld, ofschoon, zooals het in het begrootingsschrijven van 1929 heet, reeds toen de rapporten der deskundigen waren ingekomen bij Burgemeester en Wethouders. Ik hoop maar, dat Burgemeester en Wethouders het woord plannen in dezen in wat ruimen zin bedoeld hebben en ik zal gaarne daarvan de bevestiging vernemen. Dat een voorstel tot het maken van een lift in het Stadsziekenhuis binnenkort kan worden verwacht, ver heugt mij bijzonder, daar hieraan zeer groote behoefte bestaat. De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter i Wanneer ik bij deze begrooting een paar woorden heb te zeggen, dan betreft dat in de eerste plaats een woord van hulde aan het college van Burgemeester en Wethouders en wel naar aanleiding van het feit, dat het college in zijn aanbiedingsbrief mededeelt, dat het plannen zal laten ontwerpen voor het vervangen van de zoogenaamde Kippenloop. Dat is een woord van hulde waard, omdat nu de hoop mag worden gekoesterd, dat binnen niet te langen tijd deze veel te smalle brug daar komt te ver dwijnen. Nu, Mijnheer de Voorzitter, iets anders. In het sectie- verslag heb ik doen opnemen een vraag naar aanleiding van het in 1927 toegezegde onderzoek in zake een Cen- tralen Incassodienst. Ten overvloede heb ik nog eens nagelezen het rapport dat door den heer Van Zandbergen uit Zwolle nopens deze zaak is uitgebracht. De verleiding was en is groot om het geheele rapport te citeeren. Het is er belangrijk genoeg voor. Nu echter in 1927 de Raad heeft aangenomen een afwijzend prae- aavies van Burgemeester en Wethouders nopens den Ophaal- en Stortingsdienst, zal ik mij bepalen tot dat gedeelte, waarvan Burgemeester en Wethouders in hun praeadvies nadere overweging hebben toegezegd, na Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1929. 231 melijk nopens de invoering van een centralen incasso- dienst. De heer Van Zandbergen zegt in zijn hierboven ge noemd rapport dat gevolg van decentralisatie is een leeg gepompt ontvangerskantoor, waar op veranderde wijze de noodzakelijk overgebleven werkzaamheden worden voortgezet, benevens diverse ontvangkantoren aan de bedrijven en diensten. Dat is jammer, want een groot en uitgebreid kan toor, waar alles zooveel mogelijk is ondergebracht, waar aan het hoofd staat cén leider, moet veel voor- deeliger werken, ten minste als van de nieuwste kan toormachines wordt gebruik gemaakt. Op het moment kan dat niet in Leeuwarden, maal later moet ook het kantoor van den Ontvanger onder gebracht worden bij den incassodienst, moet er al thans samensmelting plaats vinden. Een centrale incassodienst kan, evenals in Zwolle, aanvangen met de meteropneming. Voor Leeuwarden zou dan vervallen de meteropneming der Waterleiding. Naar deze opnemingen worden gemaakt collectieve kwitanties. Voor Uwe gemeente vervallen tengevolge daarvan waterleidingkwitantiën, benevens afzonder lijke inning van tonnenbelasting, 5000 andere kwi- tantiën voor Gemeentereiniging, huren van 750, binnenkort 900 gemeentewoningen, retributiën, erf pachten, enz. Bovendien kan over dezen dienst loopen alles wat voor gecombineerde inning in aanmerking komt, als landpacht, etc. Alle inning aan de bedrijven vervalt dus. De dienst van den Centralen Incassodienst treedt op als kassier der bedrijven, zoo mogelijk der woningbouwvereeni- gingen en als beheerder der centrale kas. Als gevolg hiervan komt de verificateur vrij van het beheer der centrale kas. Dit schijnt mij gewenscht, omdat kasbeheer en verificatie niet in een hand be hoort. De waterleiding wordt ontlast van meteropneming en inning en zal vermoedelijk wel bereid worden be vonden, hiervoor aan den Centralen Incassodienst te vergoeden. Gasfabriek en Electriciteitbedrijf worden ontlast van meteropneming en incasso, de Directeur der Be graafplaatsen van alle invordering, evenals Gemeen tereiniging, Gemeentewerken en Grondbedrijf en Ge meentelijk Woningbedrijf. Voorts is misschien nog iets te bereiken met Ziekenhuis en Haven- en Markt wezen. Aan personeel komt dientengevolge beschikbaar aan verificatie vermoedelijk geheel of gedeeltelijk de ambtenaren. Aan Gasfabriek en Electriciteitbedrijf 9 meteropnemers, benevens x/2 kracht. Voor bood schappen blijft aan deze bedrijven dan y2 kracht be schikbaar. Van de 12 personen administratief per soneel zullen zeker 4 kunnen worden gemist. Zijn 2 magazijnmeesters noodig Aan de Gemeentereiniging vervalt het innen dei- kwitanties tonnenbelasting, waarvoor 325.per jaar wordt betaald. Bovendien kan worden bespaard het loon van één bode, gemiddeld 3 a 4 dagen per week naar een loon van 34.— per week en dat van een opzichter, die voor de helft van den tijd is belast met eenvoudige administratie. Het resteerende admi nistratieve werk kan door den boekhouder en een klerkje gemakkelijk worden verricht. Aan Gemeentewerken en Grondbedrijf vervalt alle kasbeheer, waardoor öf personeel beschikbaar komt, óf ander werk kan worden toegevoegd. Aan Gemeentelijk Woningbeheer doet zich het zelfde voor. Nu is de vraag of door de hiervoor uiteengezette combinatie een ambtenaar beschikbaar kan komen, die aan het hoofd van den nieuwen dienst kan worden gesteld. Wordt door U daarvoor geschikt geacht het hoofd van het Gemeentelijk Woningbedrijf, dan zou dit als zelfstandige dienst kunnen worden opgeheven en ondergebracht bij Gemeentewerken. U krijgt dan voor den nieuwen dienst beschikbaar: administratief de heer Algra als hoofd de heer Feddes van de verificatie; zeer zeker 4 krachten van Gasfabriek en Electriciteitbedrijf, benevens de juf frouw, die werkzaam is bij Woningbedrijf; voor loopwerk 9 meteropnemers en Y2 kracht van Gasfabriek en Electriciteitbedrijf. U bespaart aan Gemeentereiniging 325.— -j- 884. 1209.en y2 kracht opzichter en ontvangt vergoe ding voor incasso, enz. ten behoeve der Waterleiding. De beschikbare administratieve krachten acht ik voor den nieuwen dienst noodig, terwijl van een dei- bedrijven zoo noodig voor verificatie nog wel een jonge kracht zou kunnen worden overgeplaatst. Van de 9y2 kracht voor loopwerk acht ik 7 man voldoende. Is vorengenoemde incassodienst doorgevoerd, dan zal blijken dat dit aan de verschillende diensten en bedrijven een zoodanige vereenvoudiging geeft, dat voorloopig in eventueel ontstane vacatures niet weer behoeft te worden voorzien, of wel dat de werkzaam heden van dien aard zijn, dat zij door een jonger en lager bezoldigde kracht kunnen worden verricht. Ik heb hier in het bijzonder het oog op de afdeeling Gemeentewerken. Bovendien zal de drang tot uitbrei ding van personeel aan de diensten, waar dit niet zoo groot is, ophouden. Nu zijn naast de door mij genoemde, meerdere op lossingen mogelijk. Zoo zal b.v. Gasfabriek en Elec triciteitbedrijf bereid worden gevonden dezen dienst tot zich te trekken, terwijl ook de verificatie daartoe wel bereid zal zijn en een afzonderlijke controle Ge meentebelasting in Uwe gemeente vermoedelijk geen bestaansredenen heeft. Toevoeging aan de Gasfabriek lijkt mij niet juist, omdat, waar technisch- en kasbe heer niet bij één moet worden ondergebracht, nog minder centraal kasbeheer daar thuis behoort. Ook gaan, wat betreft verificatie, kasbeheer en controle daarop niet samen. Ik ben daarom van inee- ning, dat het aanbeveling verdient het direct overtol lige personeel onder te brengen bij den nieuwen dienst. Uit het vorenstaande zal U gebleken zijn, dat ik de directe voordeelen van een nieuwen dienst niet hoog schat. Dit wordt veroorzaakt le. doordat de verkregen vereenvoudiging eerst in de verschillende administraties moet worden door gevoerd; 2e. ik niet mag adviseeren tot ontslag of op wachtgeld stellen van vast personeel Uwer gemeente, hoewel voor 2x/2 kracht loopend werk zal moeten worden gezocht. Ik merkte reeds op, dat in de toekomst met minder personeel zal kunnen worden volstaan, of wel met het thans aanwezige meer gepresteerd, waardoor uit breiding wordt voorkomen. Een voornaam en niet te onderschatten factor is, dat vlugger kan worden gewerkt, waardoor een mi nimum renteverlies wordt verkregen, de gelden zoo goed mogelijk binnenkomen en dat de arbeidsprestatie der ambtenaren naar buiten een beteren indruk maakt." Tot zoover het rapport. De heer Van Zandbergen zegt verder nog dat hij hoopt, dat het niet op bezwaren van de Directies der bedrijven zal stuiten, daar volgens hem die bezwaren denkbeeldig zijn. Mijnheer de Voorzitter. Het komt mij voor dat dit rapport zoodanig is gesteld, dat men het maar niet met een groot gebaar opzij kan zetten. Het is alleszins waard bestudeerd te worden. Er zullen zeker dingen in voor-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 8