200 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
teekening, terwijl hij zich daarbij onder meer tevens
heeft verbonden om de straat, loopende van den Stien-
serweg in Zuidwestelijke richting, in 1930 aan te leggen.
Aan de hier genoemde voorwaarden heeft Heida voor-
loopig voldaan; bij adres toch van 29 Juni 1930 zond
hij aan Uwen Raad een aanvraag in om hem vergunning
te verleenen tot straataanleg op de meergemelde per-
ceelen, welk adres bij Uw besluit van 15 Juli j.l. in
onze handen om praeadvies werd gesteld. Voorts vroeg
hij bij adres van 29 Augustus j.l., onder overlegging
van bestek en teekeningen, aan ons College vergunning
om over te gaan tot de uitvoering van het eerste ge
deelte van het stratenplan door aanleg van de hiervoren
vermelde van den Stienserweg in Zuidwestelijke richting
loopende straat en een gedeelte van de daaraan aan
sluitende evenwijdig met dien weg ontworpen straat.
Wij zijn echter niet bevoegd die vergunning te verleenen
zoolang niet Uwe goedkeuring aan het stratenplan is
gehecht. Het is ons evenwel nog niet mogelijk U tot
dit laatste een voorstel te doen daar met den adressant
nog niet op alle punten, den straataanleg betreffende,
overeenstemming is verkregen. Waar het echter voor
hem van veel belang is, zulks mede in verband met het
gevorderde seizoen, dat hij met de uitvoering van het
eerste gedeelte van het stratenplan een aanvang kan
maken en dit gedeelte geen moeilijkheden oplevert,
komt het ons wenschelijk voor, dat de gevraagde ver
gunning voor het betreffende onderdeel van het plan
reeds nu door U wordt verleend.
De aan te leggen straat zal een breedte verkrijgen
van 12 Meter, verdeeld in 6.80 M. rijweg en trottoirs
ter weerszijden van 2.60 M. elk. Voor de toepassing
van artikel 6 der Bouwverordening zal de straat be-
hooren tot de tweede klasse, zoodat bij de overdracht
aan de gemeente aan haar verschuldigd is een bijdrage
in de kosten van het voortdurend onderhoud van 1.80
per M-. straat benevens 0.27 per M-. voor kosten
van het gemeentelijk toezicht. De sloot langs de Zuid
zijde van het terrein zal langs het kadastrale perceel
Sectie D no. 2329 geheel en langs het kadastrale per
ceel Sectie D no. 1898 over een lengte van 40 Meter
uit de Oostelijkste punt worden gedempt. De schriftelijke
vergunning daartoe van de mederechthebbenden op
genoemde sloot wordt hierbij overgelegd. Voor de dem
ping van de langs den Stienserweg loopende sloot,
waarvan de gemeente medeeigenares is, kan vergunning
worden verleend krachtens de bij Uw bovenaangehaald
besluit van 13 Mei 1930 tot stand gekomen overeen
komst, onder de gebruikelijke voorwaarden.
Als rooilijnen voor de bebouwing kunnen worden
vastgesteld de op de hierbij overgelegde teekening ge
trokken roode lijnen.
Onder overlegging van de stukken geven wij U in
overweging aan den adressant vergunning te verleenen
tot den aanleg van het eerste gedeelte van zijn straten
plan op het kadastrale perceel gemeente Leeuwarden,
Sectie D no. 2851 (oud no. 2649), volgens de over
gelegde teekening en daartoe vast te stellen het in
ontwerp hieronder afgedrukte besluit.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gelet op het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders om aan K. R. Heida te Rijswijk (Z.-H.) op zijn den
29sten Augustus 1930 aan hun College gedaan verzoek
vergunning te verleenen tot straataanleg volgens de
overgelegde teekening op een gedeelte van zijn terrein,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie D no.
2851 (oud no. 2649), gelegen aan de Zuidwestzijde
van den Stienserweg;
besluit
I. de gevraagde vergunning te verleenen onder de
navolgende voorwaarden en bepalingen:
1. de straat wordt, wat hare afmetingen en richting
van Leeuwarden van Dinsdag 18 November 1930.
betreft, aangelegd overeenkomstig de aanduiding op de
bij dit besluit behoorende teekening, met dien verstande,
dat het evenwijdig met den Stienserweg loopende straat
gedeelte aan de Zuidzijde tot aan de grens van het
kadastrale perceel Sectie D no. 1898 wordt aangelegd;
2. voor de toepassing van artikel 6 der Bouwver
ordening wordt de aan te leggen straat gerangschikt in
de tweede klasse;
3. de aan de Zuidzijde van het terrein liggende sloot
moet langs het kadastrale perceel Sectie D no. 2329
geheel en langs het kadastrale perceel Sectie D no. 1898
over eene lengte van 40 Meter, te beginnen uit de
Oostelijkste punt, worden gedempt op de wijze als door
Burgemeester en Wethouders zal worden bepaald;
4. aan den concessionaris wordt vergunning ver
leend tot demping van de sloot langs den Stienserweg,
onder voorwaarde, dat een strook grond, deel uitma
kende van het hem toebehoorende kadastrale perceel
gemeente Leeuwarden, Sectie D no. 2851 (oud no.
2649) en gelegen tusschen de eigendomsgrens der ge
meente ter plaatse en een lijn getrokken op een afstand
van 13 Meter uit het hart van den Stienserweg aan de
gemeente in eigendom wordt afgestaan onder de bepa
lingen vermeld in het Raadsbesluit van 14 November
1922, no. 484R/312;
5. het bestek en voorwaarden van de uit te voeren
werken, voorzien van de noodige werkteekeningen,
moet, vóór dat met de uitvoering wordt begonnen, door
Burgemeester en Wethouders zijn goedgekeurd;
6. de door Burgemeester en Wethouders vast te
stellen voorschriften in zake de hoogte, helling en ver
deren aanleg van de straat, de helling en doorsnede der
riolen met het aantal putten en kolken, de aansluiting
aan bestaande straten en riolen en dergelijke moeten
worden nagekomen;
7. op de tusschen de rooilijn en de straat gelegen
ruimte mogen, zonder vergunning van Burgemeester en
Wethouders, geen getimmerten, van welken aard ook,
worden opgericht;
8. de straataanleg moet zonder onderbreking wor
den uitgevoerd en voltooid zijn vóór 1 Januari 1931;
9. onmiddellijk na de voltooiing van de straat moet
deze kosteloos in eigendom aan de gemeente worden
overgedragen onder bijbetaling door den concessionaris,
vóór den lsten Februari 1931, van de bij de Bouwver
ordening bepaalde bijdrage in de kosten van het voort
durend onderhoud, ten bedrage van 1.80 per M-. straat
en van de kosten van het van gemeentewege te houden
toezicht op den aanleg der straat, tot een bedrag van
0.27 per M-. straat, een en ander volgens door den
Directeur der Gemeentewerken te verstrekken opgave
na gedane opmeting, zullende eerst na de voltooiing van
den straataanleg met inbegrip van de slootdemping en
na betaling van de bovenbedoelde bedragen, de aan de
straat gestichte gebouwen in gebruik mogen worden
genomen, op straffe als bij de Bouwverordening is be
paald;
10. de kosten die in verband met den in dit beslun
bedoelden straataanleg verschuldigd worden met be
trekking tot de uitmeting, overdracht, overschrijving, de
levering van notariëele afschriften van acten ten behoeve
van het gemeentearchief, enz., komen voor rekening van
den concessionaris:
11. als rooilijnen voor de aan de ontworpen straat te
stichten gebouwen vast te stellen de roode lijnen ge
trokken op de bij dit besluit behoorende teekening.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 18 en 19.
20. Voorstel van de Commissie ad hoe tot vast
stelling van eene verordening, regelende de toekenning
van vergoeding en pensioen aan afgetreden wethouders
en aan hunne weduwen en weezen (bijlagen nos. 5, 9
en 15).
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 November 1930. 201
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Als jongste
lid dezer geachte vergadering heb ik natuurlijk niet kun
nen medewerken aan de besprekingen, de onderzoekin
gen, enz., die voorafgegaan zijn aan de vorming en de J
samenstelling van de commissie ad hoe, de commissie,
die ons op het oogenblik, vergezeld van de bijlagen 5,
9 en 15, een vrij uitvoerig ontwerp-voorstel aanbiedt
tot wijziging van de bestaande pensioenverordening.
Over 't geheel lijkt mij deze wijziging een verbetering
en wanneer ik dat zoo zeg, geldt die verbetering zoowel
het systeem ten opzichte van de betrokken personen als
het gedeeltelijk geldelijk voordeel voor de gemeentekas, j
Persoonlijk zou ik nog wel iets verder hebben willen
gaan, maar men moet nu eenmaal, vooral in een college
als dit, rekening houden met de meening van anderen,
een meening, waarvan in vele gevallen toch veronder
steld mag worden, dat zij even goed bestaanbaar is als
de eigen meening. Alleen wanneer men, mijnheer de
Voorzitter, overtuigd is, dat een bepaalde idee schade
lijk is voor de belangen van het algemeen, dan zal een
man, wiens meening te dien opzichte met hem één is
geworden, niet weten van wankelen of wijken. Daarom
moet ook ik thans gebruik maken van de bekende ste
reotiepe uitdrukking: dankbaar maar niet voldaan.
Naast een woord van lof dus aan het adres van de
commissie moet in. i. volgen een woord van ernstige
critiek, een critiek, die ik op dit oogenblik niet mag
houden, omdat de principieele kwestie naar mijn inee-
ning is behandeld geworden; ik zal dus de zaak ook
niet van de principieele zijde beschouwen, maar ik zal
de zaak beschouwen van de practische zijde, geen prin
cipieele bezwaren zal ik opperen, maar practische be
zwaren, vooral in verband met de aanleiding en de oor
zaak van de samenstelling clezer commissie ad hoe en
het door haar voorgestelde.
Mijnheer de Voorzitter. Het voorstel van de commissie
ad hoe geeft mij toch aanleiding om enkele opmerkingen
te maken. In de eerste plaats wil ik nog zeggen dat het
mij verheugt, dat waar in zoo vele gemeenten in ons
vaderland reeds vroeger en ook op dit oogenblik ern
stige pogingen zijn en worden aangewend om de pen
sioensverordeningen voor de wethouders te herzien,
men ook in Leeuwarden er toe overgegaan is om in alle
geval datzelfde te trachten te doen. Er is overal een
sterke strooming, die haar oorzaak vindt in het feit,
dat langzamerhand de lasten voor vele gemeenten te
zwaar worden, een strooming, die zich openbaart hierin,
dat men het totaal bedrag van de respectievelijke pen
sioensverordeningen tracht te verlagen of te vermin
deren en ik meen ook, dat ik uit de vergezellende stuk
ken heb kunnen opdiepen, dat ook een dergelijke stroo
ming in dezen Raad aanwezig was. Ik herinner daarbij
aan een uitdrukking van mevrouw Buisman en een uit
drukking van den heer Westra, uitdrukkingen die, wan
neer men ze met de loupe bekijkt, toch geen anderen
indruk kunnen wekken dan deze: dat men ook op dit
terrein wenscht te bezuinigen.
Die bezuiniging en die gedachte stel ik dus voorop
en uit dat oogpunt heb ik de ons aangeboden persioen-
verordening bekeken. En dan, mijnheer de Voorzitter,
kan ik mij als oningewijd lid dezer vergadering zeker
wel vergissen, maar op mij maakt het toch den indruk,
dat de genoemde commissie met een geestesproduct
voor den dag is gekomen, dat gedeeltelijk, en wel vooral
wat betreft de voorziening in een weduwen- en weezen-
pensioen, volkomen in strijd is met den oorspronkelijken
opzet en de oorspronkelijke bedoeling.
Heeft men ik zal daaromtrent korter zijn dan ik
aanvankelijk wenschte te zijn en ik noem maar een paar
gemeenten, n.l. één in de verte, Weesp in Noord-Holland
en Harlingen in Friesland heeft men kennis genomen
van het resultaat der herziening in genoemde steden,
dan komt men tot de conclusie, dat daar, en wel in een
vrij sterke mate, de herziening er toe geleid heeft, dat
er een bezuiniging is verkregen. Het is daarom ook
verblijdend dat een dergelijke verordening in Frieslands
havenstad met algemeene stemmen, ik herhaal, met
algemeene stemmen is aangenomen...
De heer Dijkstra: Dat zegt niets, in Harlingen
De heer Terpstra: Die mijnheer, die daar aan het
woord was, kan daar bij voegen dat Harlingen niet in
Friesland ligt, maar met dat feit heb ik niets te maken;
ik heb het recht, mij op dit geval te beroepen en ik zal
van dat recht gebruik maken waar dat mij mogelijk is.
Het ons aangeboden ontwerp is drieledig. Het wenscht
in bepaalde gevallen in de eerste plaats een vergoeding,
in de tweede plaats een pensioen voor de wethouders
zelf en in de derde plaats een pensioen voor de nage
laten betrekkingen van overleden wethouders en oud
wethouders..
De Voorzitter: Mag ik U even in de rede vallen? De
kwestie van de vergoeding is door den Raad reeds aan
genomen, de kwestie van de pensionneering is door den
Raad óók aangenomen en het gaat hier nu eenvoudig
om de uitwerking van de idee omtrent pensionneering
van weduwen en weezen, die door den Raad den vorigen
keer met 14 tegen 11 stemmen is aangenomen.
De heer Muller: Dat is óók aangenomen.
De Voorzitter: Dat idee is aangenomen en de ver
goeding is ook aangenomen.
De heer Terpstra: Goed, ik wil graag beloven, dat
ik mij uitsluitend zal houden aan een bestrijding van
cie pensioenverordening, die op het oogenblik aan de
orde is. En in die pensioenverordening worden drie
zaken genoemd misschien nog meer daarin
wordt gesproken over een vergoeding en wordt de
grootte van de vergoeding bepaald, daarin wordt ge
sproken ook over andere zaken en (als de Voor
zitter blijkbaar weer te kennen geeft dat de heer
Terpstra zoo niet moet doorgaan)... ja, natuurlijk, als
U nieent dat dit absoluut onjuist is, moet ik mij daarbij
neerleggen, maar waar ik daarvan nog niet overtuigd
ben, meen ik toch het recht te hebben om te zeggen,
dat deze pensioenverordening bestaat uit drie deelen en
dat daarin drie zaken worden besproken en daarom
meen ik dat Uw opmerking onjuist is.
Mijn bezwaar nu, mijnheer de Voorzitter, mijn aan
merking geldt het laatste deel, dat is volgens de veror
dening de bepaling van de hoegrootheid van dat we
duwen- en weezenpensioen.
De ingestelde commissie bedoelde zoo heb ik het
althans opgevat een vermindering van de pensioens-
lasten voor de gemeente en zij komt, althans voor dit
derde deel, voor die staart, niet met een vermindering,
maar met een vrij sterke uitbreiding en verhooging der
lasten...
De heer M. Molenaar: Dat is een besluit van den
Raad
De heer Terpstra: ...een verhooging van lasten, die
het gevolg is van de uitbreiding van de personen, die
onder deze verordening zullen vallen en dus met de
groote kans, dat de gemeente op den duur vrij zwaar
zal worden belast. Daarom is, in verband met hetgeen
ik in den aanvang heb gezegd, dat deel van het voorstel
op zichzelf reeds veroordeeld. Maar vooral in den tegen-
woordigen tijd, in dezen tijd van achteruitgang op elk
terrein, een malaise, die gevoeld wordt door boeren,
ex-boeren, kooplieden en effectenbezitters, dus door
iedereen, vooral op dit oogenblik is het m. i. op zijn
zachtst gezegd onjuist, onbillijk en onnatuurlijk, met dit
voorstel en met dit voor Leeuwarden nieuwe idee voor
den dag te komen...