210 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
wethoudersambt was aanvaard, terwijl er voor dit wet
houdersambt een nieuwe verordening was vastgesteld.
Ik ben dan ook van meening dat, als er niet expres bij
wordt gezet dat de oude rechten voor den ouden tijd,
dat het ambt is waargenomen, te allen tijde moeten
worden gewaarborgd, het artikel niet duidelijk is. Hoe
het precies moet worden omschreven, weet ik niet,
maar het dient verduidelijkt te worden.
De heer Vromen: lk geloof toch dat in dezen door
den heer Van der Veen artikel 23 niet juist wordt op
gevat. Misschien is het 't meest eenvoudig om aan de
hand van een eenvoudig voorbeeld, zoopas door den
heer M. Molenaar gesteld, de zaak toe te lichten.
Als in September 1931 de vier thans zittende wet
houders aftreden en niet worden herkozen, is de zaak
wel duidelijk, daarover bestaat geen verschil. Worden
zij echter wel herkozen en gaan zij dan te eeniger tijd
aftreden, dan doet zich de volgende toestand voor.
Het feit, dat de oude pensioenverordening een onge
limiteerde tijd kent voor het aanvragen van pensioen,
maakt dat te allen tijde na September 1931 door de
thans zittende wethouders aanspraak kan worden ge
maakt op hun rechten volgens de oude verordening ten
opzichte van den tijd, dien zij voor September 1931 als
wethouder hebben gezeten. Treedt dus b.v. over 8 jaar
een van de thans zittende wethouders af, dan doet zich
het volgende voor.
Op grond van de oude verordening ontvangt hij direct
ingaand pensioen voor de jaren, die hij heeft gezeten
tot September 1931. Op grond van de nieuwe veror
dening kan hij een vergoeding ontvangen, maar
volgens de nieuwe verordening kunnen pensioen en ver
goeding nooit tegelijk worden genoten; zoodra hij dus
de vergoeding vraagt, staat zijn recht op pensioen stil,
maar zoodra de vergoedingstermijn is afgeloopen, kan
hij weer voor de jaren, die hij voor September 1931
heeft gezeten, direct ingaand pensioen vragen. Dit pen
sioen geniet hij tot 65 jaar en dan kan hij een verhoo
ging vragen voor zijn jaren na 1931 als wethouder
De heer M. Molenaar: Op grond waarvan
De heer Vromen: Op grond van de redactie van deze
bepaling. De werking van de vorige verordening blijft
van kracht wat betreft den tijd vóór het eerstvolgende
aftreden, niet op liet oogenblik van dat aftreden, maar
bij dat aftreden; dus bij die gebeurtenis krijgt die wet
houder het recht om zich te allen tijde te beroepen op
die verordening. Het is dus niet zoo, dat de oude veror
dening blijft gelden tot op het oogenblik van het eerst
volgende aftreden of, zooals men het ook zou kunnen
redigeeren, tot den eersten Dinsdag in September 1931
want als er niets bijzonders gebeurt, treden dan de
wethouders af maar bij dat aftreden blijft de oude
verordening van kracht en alle rechten, die de wet
houders op dat oogenblik daaraan kunnen ontleenen,
blijven van kracht. Dat is ook de bedoeling van de
redactie. Wij hebben de redactie van verschillende
overgangsbepalingen onder de oogen gehad en wij heb
ben ten slotte deze gekozen. Deze bepaling is ook in
de verordening van Haarlem, als zijnde de meest een
voudige en de meest scherpe overgangsbepaling, opge
nomen en voor ons is er hierbij geen dubium.
De heer M. Molenaar: lk ben toch blij, dat ik even
het woord heb gevraagd en dat de heer Vromen de zaak
zoo heeft toegelicht. Wat hij heeft gezegd, staat nu
precies zoo in de notulen en eventueel kunnen wij ons
daar later op beroepen.
van Leeuwarden van Dinsdag 18 November 1930.
Art. 23 wordt met algemeene stemmen onveranderd
vastgesteld.
Art. 24 wordt met algemeene stemmen onveranderd
vastgesteld.
De Voorzitter vraagt of een van de leden stemming
wenscht over de geheele verordening.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Feitsma zegt, na verlof te hebben gevraagd
tot het afleggen van een korte verklaring
Hoewel ik in de vergadering van 13 Mei tegen het
voorstel van den heer Molenaar heb gestemd, stel ik mij
thans op het standpunt van het aangenomen Raads
besluit. Daarom zal ik mijn medewerking verleenen tot
het vaststellen van deze verordening, waartegen als zoo
danig weinig bezwaren zijn ingebracht en mij voor de
aanneming van het voorstel der commissie verklaren.
De heer Terpstra: Mag ik even mijn stem motiveeren?
De heer Van der Veen: Het gaat nu wel wat heel
vlug, mijnheer de Voorzitter. Ik had toch nog graag een
enkel woord willen zeggen over art. 23, mag dat Dat
duurt slechts 2 minuten en ik zou het verkeerd vinden,
als het niet werd gedaan, want ik vrees nog voor eenige
moeilijkheid.
De Voorzitter: Heeft de Raad er geen bezwaar tegen?
De Raad maakt geen bezwaar.
De heer Van der Veen: Zoopas is door den heer M.
Molenaar gezegd, nadat door den heer Vromen een toe
lichting was gegeven over wat hij meent dat de strek
king is van art. 23 en wat daarmee door de commissie
is bedoeld, dat de heer Molenaar daarmee genoegen
nam, wanneer dat in de notulen kwam te staan. Maar
als de heer Vromen dat zegt en dat staat al in de no
tulen, dan heeft men daaraan wel houvast, maar een
grooter houvast geeft het toch, wanneer hier op het
oogenblik wordt uitgesproken, dat, gezien het feit, dat
tegen wat door den heer Vromen op dit moment over
de beteekenis van art. 23 is gezegd, niet werd opge
komen, de Raad het dus met dien uitleg geheel eens is.
Dan heeft die uitleg van den heer Vromen een grooter
beteekenis gekregen ik prefereer dit althans boven
alleen de meening van den heer Vromen.
De heer Terpstra: Ik heb behoefte om mijn stem te
motiveeren. Ik ben straks begonnen met te zeggen, dat
naar mijn bescheiden meening in de voorgestelde pen
sioenverordening een verbetering voorkomt
De Voorzitter: Mag ik U nog even op de gewoonte
van den Raad opmerkzaam maken? U zegt Uw stem te
willen motiveeren, maar het is niet de gewoonte, om
dat bij de stemming te doen; bovendien is de Raad vol
komen op de hoogte van Uw stem, waarom ik U zou
willen verzoeken het kort te maken.
De heer Terpstra: lk zal het veel korter doen, dan U
verwacht. Ik ben begonnen met te zeggen ik moet
dat nu weer herhalen dat in de voorgestelde veror
dening aanmerkelijke verbeteringen voorkomen, maar
het is ook een feit, dat ik zeer ernstige bezwaren heb,
wat betreft het weduwen- en weezenpensioen en waar
men dat door deze wijziging poogt ingevoerd te krijgen,
vind ik daarin aanleiding om mij tegen de geheele ver
ordening te verklaren.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
De geheele verordening wordt thans in stemming
gebracht en met 21 tegen 4 stemmen vastgesteld.
Voor stemmen de heeren Wesra, Visser, mevrouw
Van DijkSmit, de heeren Peletier, Feitsma, Hooiring,
I J, de Boer, M. Molenaar, O. F. de Vries, Botke, Tam-
minga, Van der Veen, Dijkstra, mevrouw Buisman
Blok Wijbrandi, de heeren Muller, Westerhuis, Vromen,
Oosterhoff, Balk, B. Molenaar en Ritmeester.
Tegen stemmen: de heeren IJ. de Vries, Lautenbach,
Hofstra en Terpstra.
Met algemeene stemmen wordt daarna besloten
overeenkomstig het voorstel der Commissie ad hoe
sub B.
De Voorzitter: Ik wil namens den Raad de commissie
bedanken voor het vele en moeilijke werk, dat zij in
dezen heeft gedaan; ten slotte is de verordening met
zeer kleine wijzigingen door den Raad aangenomen.
21. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verkoop aan L. en A. Ferwerda te Ee, van de gebou
wen c. a. aan de Molenstraat, in gebruik geweest bij de
Leeuwarder Vereeniging Tehuis voor Dakloozen „Prac-
tische Hulp".
Dit voorstel luidt als volgt
Nadat de Vereeniging Leeuwarder Tehuis voor dak-
loozen „Practische Hulp" haar nieuwe gebouw aan
Oldegaiileën had betrokken, hebben wij een openbare
van Leeuwarden van Dinsdag 18 November 1930. 211
inschrijving voor den verkoop op afbraak van de voor
dien bij haar in gebruik geweest zijnde gebouwen aan
de Molenstraat gehouden. Een overzicht van de door
de dertien inschrijvers geboden bedragen gelieve U in
het ter inzage gelegde rapport van den wnd. Directeur
der Gemeentewerken aan te treffen. Daaruit zal U
blijken, dat hoogste inschrijvers zijn de Gebroeders L.
en A. Ferwerda te Ee voor een som van 5740.
Vermits dit bedrag ons alleszins aannemelijk voorkomt
en omtrent de inschrijvers gunstige inlichtingen zijn
ontvangen, geven wij U in overweging te besluiten
aan de Gebroeders L. en A. Ferwerda te Ee voor den
prijs van 5740.op afbraak te verkoopen de gebou
wen c.a. aan de Molenstraat, tot dusver bij de Veree
niging Leeuwarder Tehuis voor dakloozen „Practische
Hulp" in gebruik geweest.
De Voorzitter: Er zijn verschillende inschrijvers ge
weest, maar de zaak komt hier op neer, dat van de 13
inschrijvers de inschrijvingen uiteen loopen van 1306.-
tot ruim 5700.Burgemeester en Wethouders stel
len dus voor de gebouwen aan de hoogste inschrijvers
te gunnen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering
door den Voorzitter gesloten.
De beraadslagingen worden gesloten. De beraadslagingen worden gesloten.