236 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. verhooging". Het ging hier over krotopruiming en reor ganisatie van den geneeskundigen dienst. Alle voor stellen van den Vrijheidsbond werden in 1927 verwor pen en toch ging de belasting in 1928 en volgende jaren omlaag, zooals ik voorspeld had. In 1927 zei de heer Vromen in verband met mijn be toog (blz. 368): ..Evenwel maakt deze bestrijding het noodig even aan te halen wat spreker (de heer Vromen) op den eersten dag heeft gezegd: „„Indien Burgemeester en Wethouders er in zouden slagen aannemelijk te maken dat meerdere bezuini ging niet mogelijk is, dan geeft dat een zeer donker per spectief voor de toekomst, want dan beteekent dit, dat afgezien van eventueele hoogere rijksuitkeeringen op den duur op lagere belastingen hier in Leeuwarden niet kan worden gerekend." Dat is anders uitgekomen. In 1927 was het heffings percentage 5.8, in 1929 4.8, in 1930 4.4, dus ging het heffingspercentage geleidelijk naar omlaag. Bij de behandeling van de begrooting voor 1929, waarvan wij het saldo bespreken, heeft de heer Vromen gezegd: ,,lk kan niet gelooven, dat met het heffingsper centage van 1929 in 1930 ook kan worden volstaan". Maar niettemin ging het omlaag tot 4.4. Er werd des tijds gezegd, dat wij op de saldi van vorige begrootin gen dreven en dat moest worden voorkomen, want dat was te veel betaalde belasting. De wethouder van Fi nanciën, de heer Ritmeester, heeft daarop gezegd, dat de ramingen zoo nauwkeurig mogelijk waren opge maakt. Hij zegt op blz. 209 Handelingen van 19 De cember 1928 „Als men nu de begrooting in het algemeen beschouwt, dan is dit komen vast te staan althans die overtuiging heb ik gekregen dat de raming van de bedragen zoo nauwkeurig mogelijk is en dat wij op dat punt veel en veel dichter zou ik zeggen bij de feiten zijn gekomen, dan voor heen het geval was." Niettegenstaande er toen getracht is de ramingen over 1929 zoo nauwkeurig mogelijk te doen, is er een tame lijk groot saldo ontstaan, wat nog grooter zou zijn ge weest wanneer wij dien strengen winter van 1929 niet hadden gehad. 1929 is dus wel terdege meegevallen. Ik heb niet nauwkeurig nageplozen hoe het batig saldo is ontstaan, maar de belasting heeft belangrijk meer opgebracht dan werd geraamd, dat weet ik wel. Verder ga ik daar niet op in. Ik kan vervolgens in herinnering brengen, dat de leden van den Vrijheidsbond in den loop der tijden er tegen zijn geweest om den gasprijs te verlagen en den prijs voor den electrischen stroom minder omlaag wenschten te brengen dan werd voorgesteld. Ik geloof te mogen zeggen, dat wanneer dat voorstel door hun toedoen niet zou zijn aangenomen, dit een financieel nadeel voor de minder goed gesitueerde klassen zou zijn geweest. Ik heb dat even nagerekend. Bij een ge woon arbeidersgezin is het voordeel, dat zij verkregen hebben door verlaging van den prijs van gas en elec trischen stroom ongeveer lü.per jaar. Het gezin gerekend op man, vrouw en 3 kinderen, met een ver bruik van 400 M3. gas en 150 K.W.U. electriciteit. Het voordeel door gasprijsverlaging is 400 X 1 cer|t is 4.dat door stroomprijsverlaging 150 X 4 cent is 6.tezamen 10.De winst aan de gemeentelijke lichtbedrijven is door de prijsverlaging gedaald met ruim 130.000.—. Was dit bedrag in de gemeentekas gestort, dan zou het heffingspercentage daardoor nog met geen 0.5 zijn gedaald. Nemen wij aan dat het be doelde arbeidersgezin een inkomen heeft van 1700. dan zou belastbaar zijn 700.wat maakt een aan- slagcijfer van 726. De belasting welke het gezin minder j zou betalen door verlaging van het heffingspercentage met pl.m. 0.5 zou hoogstens 3.75 bedragen. Het voor deel door de tarievenverlaging bedroeg voor zoo'n gezin dus 10.3.75 6.25 per jaar. Ik wijs hier op het voordeel, dat de gevoerde bedrijfspolitiek voor de arbeidersklasse in het algemeen heeft meegebracht. In 1929 werd mede op grond van den financiëelen toestand hevig gefulmineerd tegen de verhooging der loonen van de gemeentewerklieden. Ik weet niet in hoever de actie van den Vrijheidsbond er toe heeft bij gedragen de verhooging ongedaan te maken, maar als zij denken, dat het door hun toedoen is geschied, moeten de heeren zich niet aangenaam gestemd voelen, nu zij tot de conclusie komen, dat de toestand van de ge- meentefinanciën de verhooging kon verdragen. Als wij nu resumeeren, wat de fractie van den Vrij heidsbond heeft gedaan in den loop dezer afgeloopen vier jaren, dan moeten wij zeggen, dat zij een negatieve politiek heeft gevoerd. Zij heeft getracht goede dingen tegen te houden en andere trachten af te breken door steeds te willen bezuinigen. Zij heeft zich beijvert! om het symphonie-orkest weg te krijgen. Het is bij de poging gebleven. Zij heeft tegen de Muziekschool gestemd en heeft getracht het straten-onderhoud te doen verminderen, evenals het onderhoud der plant soenen zij heeft de gasprijsverlaging willen tegen houden, evenals de verlaging van den prijs voor elec trischen stroom. De heeren hebben sinds 1927 voor gesteld de loonen der werklieden te verlagen door de 8/2 pensioenbijdrage-aftrek. AAaar zij hebben zich nog heviger ingespannen om de verhooging der loonen ongedaan te maken. Ook is in den loop der tijden ge bleken, dat zij zelfs tegen opruiming van krotwoningen bezwaar maakten, enz. Dus kunnen wij zeggen, dat van hen absoluut een negatieve politiek is uitgegaan en dat zij niets hebben opgebouwd. Mij dunkt, het is wel een groot verschil met de liberale partij van voorheen, die indertijd zooveel goede dingen heeft tot stand gebracht en opbouwende politiek heeft gevoerd. De Voorzitter: Vindt goed, dat wij eerst koffie II i r gaan drinken? Ik weet niet, of U nog langen tijd noodig hebt. De heer Botke: Misschien 10 minuten. De VoorzitterDan schors ik de vergadering tot kwart voor twee. Te 12.45 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 1.45 uur nam. wordt de vergadering voortgezet. Alsdan zijn aanwezig dezelfde leden als des morgens. De heer Botke: Mijnheer de Voorzitter Ik heb zoo pas een beschouwing gegeven over de afgeloopen vier jaren en daarbij aangetoond, dat de Vrijheidsbond steeds een pessimistischen gedachtengang omtrent de financiën heeft gehad. Wanneer wij daarnaar zouden hebben gehandeld, zou er van uitvoering van verschil lende werken niet zooveel zijn gekomen, zooals nu het geval is geweest. Want wanneer wij een terugblik slaan op hetgeen is gebeurd, kunnen wij tevreden zijn. I11 den loop dezer vier jaren zijn verschillende groote werken i uitgevoerd, welke zeker in het belang van de stad waren. De stad heeft een beteren aanblik gekregen een brug is gebouwd, de Marssuinerstraatweg is in orde gebracht, wat een groote verbetering is, het Sta- tionsplein en de Sophialaan zijn verbeterd, de nieuwe school 16 is gebouwd, speelplaatsen voor de kinderen zijn in orde gemaakt, aan verschillende scholen is cen- tiale verwarming en electrisch licht aangebracht, de Infirmerie wordt verbouwd, enz. Het college bereidt thans nieuwe plannen voor. Als wij daarop terugzien, kunnen wij met den gang van zaken tevreden zijn. Wanneer het in de toekomst mocht blijken, dat wij zuiniger moeten zijn, dan hebben wij toch in hetgeen wij hebben uitgevoerd een zekere reserve. Wij hebben gedaan in de goede jaren wat kon gebeuren en wij moeten ons gelukkig prijzen ,dat het gebeurd is, want u as het niet gebeurd, dan zouden misschien noodige verbeteringen achterwege moeten blijven, nu vermoe delijk moeilijker jaren voor de deur staan. Wat de toe Verslag van de handelingen van den gemeenteraad komst brengen zal weten wij niet. Er is zeker op dit oogenblik malaise. Vooral is er mailaise in land- en tuinbouw. Wij kunnen wel zeggen, dat de eerste symp tomen der malaise daar naar voren zijn gekomen. Wat de oorzaak van de malaise is Verschillende heldere koppen hebben zich daarop gespitst; de een zegt ze is ontstaan door overproductie, de ander verklaart door onderconsumptie, maar wanneer wij zoo een en ander I zien, zou ik zeggen, dat de malaise is ontstaan door overproductie. Het is een eigenaardige toestand. Terwijl j men zich moest verheugen, dat de goede aarde zooveel 1 opbrengt, zoodat alle menschen naar genoegen daarvan kunnen profiteeren en wij het allen beter zouden kunnen hebben, blijkt het, dat die overproductie armoede brengt voor een groote massa menschen. Het eigenaardige is. dat de werkers in den land- en tuinbouw, die de groote productie voortbrachten, de eerste klappen krijgen en 1 vooral de arbeiders. Evenals in een oorlogstijd het Jan Fuselier is, die de eerste klappen krijgt, is het in den economischen strijd Jan Boezeroen die de eerste klap- pen ontvangt door loonsverlaging en werkloosheid De heer Peletier: Dat weet ik niet. De heer Botke: Het is niet te ontkennen, dat er ma laise is, maar ik meen, dat er wel wat te veel over die malaise wordt geschreeuwd. Dat werkt suggestief, leder praat over malaise en op het laatst houden ook de menschen, die dat niet behoeven, de hand op de beurs en beperken zij hun uitgaven. Wij weten niet wat komen zal, maar 111. i. wordt zoo de toestand dan toch triester gemaakt, dan hij werkelijk behoefde te zijn. Ook de burgemeester van Franeker heeft bij de begrooting daarover gesproken en gezegd dat er te veel over malaise wordt gepraat, waardoor op het laatst allen er van vervuld worden. Nu zijn er eigenaardige dingen, die ik niet kan verklaren. Ik heb mijn oor eens te luisteren gelegd bij verschillende zakenmenschen in de stad. Men zou zeggen, waar toch in de omgeving malaise is, die volgens de geruchten heel erg moet wezen, deze toch reeds bij de ingezetenen merkbaar moest zijn. In den St. Nicolaastijd wordt altijd veel geld uitgegeven voor het koopen van cadeaux. Dat is toch een zekere luxe en wanneer er malaise is en de inkomsten zijn slecht, wordt in de eerste plaats voor luxe minder uitgegeven. Het kan wezen, dat ik het getroffen heb, maar ik heb verschillende winkeliers gevraagd en over het algemeen zijn zij over den gang van zaken in Leeuwarden buiten gewoon tevreden. Van iemand, die in luxe artikelen handelt, heb ik gehoord, dat hij daarvan veel meer heeft verkocht dan het vorig jaar. De menschen van de Voor streek hebben een goede St. Nicolaas gehad en het blijkt dus, dat de malaise in Leeuwarden momenteel nog niet zoo heel erg gevoeld wordt. Er is nog een bijzonder verschijnsel, dat ik niet kan verklaren. Er zullen wel oorzaken zijn, die daarop in werken, maar het is toch vreemd, dat de inlagen in de spaarbank hier ter stede hooger zijn dan verleden jaar. Ik weet niet, waar dat aan toe te schrijven is. Misschien dat de lage rente in rekening-courant bij de banken daarop van invloed is. Maar ik heb gehoord, dat het meer zijn de kleine inleggers, die geld brengen. Een feit is, dat er geld is 0111 het daar te brengen en in ta melijk ruime mate. Ik meen toch, dat dit een bijzonder verschijnsel is en hoewel de arbeiders reeds lijden onder de malaise, valt het naar het schijnt voor de andere ingezetenen van Leeuwarden over het algemeen toch wel even mee. Mocht het in de toekomst blijken, dat ook Leeuwarden sterk de gevolgen van de malaise ondervindt en wij dan een nog zuiniger beheer moeten voeren, zoodat er allerlei achterwege moet blijven, nu, dan zijn wij er zelf bij, en zullen wij de tering zooveel mogelijk naar de nering zetten. Maar ik ben blij, dat in den tijd, dat wij het kon den doen. wij allerlei goeds tot stand hebben gebracht. van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. 237 Ik ben nu feitelijk klaar met mijn beschouwingen over den financiëelen toestand van Leeuwarden, maar ik wensch toch nog enkele opmerkingen te maken, die onder zijn gebracht onder de rubriek algemeene be schouwingen van het Sectieverslag. Ik heb voor twee jaar gesproken over den gevaarlijken toestand die ont staat wanneer de afscheiding tusschen tuintjes en trot toirs plaats heeft door middel van ijzeren hekjes. Ik heb toen gezegd, dat het zeer gevaarlijk was, want de trot toirs loopen eenigszins af naar de richting van de straat en wanneer men uitglijdt, valt men steeds in de richting van het hekje en dit kan verwondigen veroorzaken, wat trouwens reeds gebeurd is. Ik heb toen een antwoord gekregen van den wethouder van Openbare Werken, die het volgende zegt „Op wat de heer Botke opmerkt omtrent de hekjes, kan ik antwoorden, dat in de verordening niets hiervan staat dan alleen dat er een hekje moet zijn, maar bij de in voorberei ding zijnde wijziging van de Bouwverordening zal hiermede rekening worden gehouden. Ik heb het genoteerd." Ik moet er hierbij op wijzen, dat er nog geen wijziging in de Bouwverordening is gebracht. Ik heb die eens ingezien en het blijkt, dat in art. 62 van de Bouwver ordening daarin wordt voorzien, want daar staat „Het is verboden aan de openbare straat aan een gevel, muur, schutting of andere afscheiding te plaatsen of te hebben: le. punten, pennen, glas scherven of andere stekende of snijdende voorwer pen, tenzij ter hoogte van ten minste 2 Meter boven den beganen grond of het water." Ik meen, dat op grond van dit artikel die afscheiding tusschen trottoirs en tuintjes der woningen in verschil lende straten niet juist is en feitelijk verboden moest zijn geworden. De Bouwverordening is van 1915 en misschien stonden die hekjes er al eerder, doch het zou een kleine moeite zijn om de scherpe punten van die hekjes te verwijderen. Het is wel geen belangrijk punt, doch ik meende het ter sprake te moeten brengen, om dat de toestand in tijden van gladheid gevaarlijk is. Ik beveel die zaak in de aandacht van Burgemeester en Wethouders aan. Ik heb ook gesproken over de reclameborden, naar aanleiding van het feit, dat er een in de Hoogstraat, ik meen bij Van Gelder, tot driemaal toe is stuk gereden. Het is gewenscht, dat daarin voorzien wordt. De heer Westra (wethouder): Waarin is voorzien. De heer BotkeDe wethouder zegt, dat er al in voorzien is, maar het is beter, dat er niet zoo laat in voorzien wordt, want het gaat niet alleen 0111 de schade die er door is aangebracht, maar het kan gevaarlijk zijn voor menschen die zich ter plaatse bevinden als het bord in scherven gaat. I Daarom moet hier de aandacht op gevestigd worden en er voor gezorgd, dat in straten als de Hoog straat of in het algemeen in smalle straten, wanneer er gevaar bestaat dat autos' tegen reclameborden oprijden, die borden zoo hoog worden geplaatst, dat zij niet meer I door auto's kunnen worden geraakt. De heer Peletier: In mijn sectie is door mij de op merking gemaakt dat, naar het mij voorkwam, deze begrooting niet is opgemaakt met het volle besef van de malaise, waarin wij ons op het oogenblik bevinden. Wanneer nu door den heer Botke zooeven ook over die malaise is gesproken in verband met de houding van onze fractie in 1928 en hij in het bijzonder ook ten aanzien daarvan het een en ander heeft opgemerkt, dan 1 meen ik, dat mijnerzijds een enkele opmerking ten aan- zien van deze kwestie wel gewenscht is. De heer Botke heeft gezegd, dat de Vrijheidsbondsche fractie altijd, vanaf het begin van deze 4-jarige periode, op het standpunt heeft gestaan, dat de financiëele toe- j stand van Leeuwarden niet van dien aard was, dat het niet geboden was de uiterste zuinigheid te betrachten. De heer Botke en zijn partij beweert, dat dit standpunt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1930 | | pagina 10