260 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1930.
stem, want ik wensch het batig saldo een andere be
stemming te geven dan de Sociaal-Democraten daaraan
willen geven, n.l. voor verlaging van den prijs van den
electrischen stroom, zoodat de geheele bevolking van
Leeuwarden daarvan kan profiteeren.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter! Ware het
niet, dat de heer Dijkstra met zooveel emphase de voor
geschiedenis van deze zaak had te pas gebracht, dan
zou ik gezwegen hebben. Het is niet mijn bedoeling mijn
lezing van de voorgeschiedenis tegenover de zijne te
stellen. Het is bekend, hoe wij er over denken. Of er
nu buiten de Sociaal-Democratische fractie velen in
Leeuwarden zijn, die gelooven dat alles op heel eenvou
dige, tnoreele wijze is toegegaan bij de totstandkoming
van de loonsverhooging der werklieden, ik vrees, dat
het niet zoo'n heel groote groep in Leeuwarden zal
zijn. Ik kan er dus gevoegelijk over zwijgen. Er komt
wel een tijd en een gelegenheid om de burgerij nog eens
de finesses van de zaak voor te leggen, want die finesses
zijn nog veel erger dat wil ik even zeggen dan
tot nu toe openbaar bekend was. Er hebben zich in deze
zaak nog veel erger dingen voorgedaan en daarom be
treur ik den moed van de Sociaal-Democratische fractie
om hier zoo'n hooge borst op te zetten.
Een enkel woord omtrent de opmerking, dat in de
overwegingen van de Kroon geen motieven genoemd
zijn. Daarbij is gewezen op het feit, dat voortdurend
genoemd is de malaise, iets dat eerst manifest is ge
worden nadat hier het besluit was genomen. In de eerste
plaats is het niet geheel juist, dat die malaise eerst toen
manifest is geworden. Een van de argumenten tegen de
verhooging, welke wij gebruikten, was de dalende con
junctuur. Maar ik geef toe, dat deze malaise duidelijker
manifest geworden is sedert dien tijd. Doch men ziet
geheel over het hoofd, dat de Kroon bij hare overwe
gingen ook een andere uitdrukking gebruikt en zegt,
„overwegende dat de loonen der gemeentewerklieden
in de gemeente Leeuwarden niet te laag zijn". Dat is
nu niet meer naar ik mij voorstel op grond van
de malaise, maar dit is geciteerd uit de uitspraak van
den spreker der Sociaal-Democratische fractie, kort
voordat het voorstel aan de orde was.
De Voorzitter: Ik zou alleen dit willen opmerken en
daarna het voorstel in stemming brengen. Het is mij
opgevallen in de discussies, dat de leden hebben ge
zegd, dat het de gemeente ongeveer 17.500.zal
kosten. Als men dit voorstel aanneemt, dan verhaalt de
gemeente 2/2 minder, dus met andere woorden krijgen
dan de werklieden 2y2 van het totaal der loonen
terug. Die 17.500.zou dus 2y2 van het loon
zijn, welk loon in totaal zou moeten bedragen 40 maal
17.500.of ongeveer 7 ton. Wordt hier 7 ton aan
loon aan de werklieden uitgekeerd Het doet er niet
zooveel toe, maar ik geloof, dat men eigenlijk niet te
veel met cijfers moet schermen, want aan deze tafel
weet niemand of wij 7 ton aan loon uitkeeren. De cijfers
hangen in de lucht.
De heer Botke: Mijnheer de Voorzitter! De verhoo
ging der loonen van de gemeentewerklieden, die in 1929
was aangenomen, bedroeg ongeveer 2.per man en
dat blijkt in totaal 35.000.te zijn. Als wij dit aan
nemen en men rekent voor iederen werkman ongeveer
2000.al is het iets minder per jaar, dan zou
2'/2 50-z'jn- Zij zouden thans ongeveer 1.
per week meer krijgen. Dat is de helft van het bedrag
van 35.000.d. i. 17.000.of misschien nog wat
minder. Het kan ook wel 15.000.— zijn.
Nog een opmerking naar aanleiding van hetgeen de
heer Vromen heeft gezegd. Ik vind het niet fair, dat hij
nu beweert, dat zich in verband met de behandeling van
de werkliedenloonen in het Georganiseerd Overleg, wat
thans niet aan de orde is, veel ergere feiten hebben
voorgedaan. Dat vind ik niet juist, want de menschen
wien het betreft, kunnen zich thans niet verdedigen. De
heer Vromen had dat moeten zeggen toen de zaak aan
de orde was. Het is niet fair dat nu te zeggen het
geeft een verkeerden indruk naar buiten.
De heer Vromen: Uw partijgenoot heeft die zaak aan
de orde gesteld. Ik niet
De heer Dijkstra: Maar niet op die manier!
De heer Vromen: U hebt het goed willen praten
De heer Dijkstra: Dat moet U doen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel-Botke-Molenaar wordt met 16 tegen 9
stemmen verworpen.
Voor stemmen: de heeren Muller, Van der Veen, B.
Molenaar, J. de Boer, Hooiring, O. F. de Vries, Dijkstra,
M. Molenaar en Botke.
legen stemmen: de heer IJ. de Vries, mevrouw Van
Dijk—Smit, de heeren Visser, Vromen, Westerhuis,
Westra, Balk, Oosterhoff, Lautenbach, Tamminga,
Hofstra, Terpstra, Feitsma, Ritmeester, Peletier en
mevrouw BuismanBlok Wijbrandi.
De Voorzitter: Ik zou nog even iets willen zeggen
betreffende den waarnemenden ontvanger. De directeur
van de vereeniging tot zekerheidstelling heeft medege
deeld, dat het de gewoonte is, dat geen hoogere borgtocht
gegeven wordt dan voor een bedrag van 25.000.
Ik heb met den wethouder van Financiën overlegd en
zou willen voorstellen het bedrag van 50.000.dat
nog steunt op uitvoering door Burgemeester en Wet
houders van een oud besluit ten aanzien van den
gemeente-ontvanger, terug te brengen op 25.000.—.
Burgemeester en Wethouders zullen dan, indien het
noodig is, op grond van de instructie van den gemeente
ontvanger bepalen welk bedrag hij ten hoogste in kas
mag hebben, zoodat het in overeenstemming is met het
verminderde bedrag der zekerheid.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorste! van Burgemeester en Wethouders
het bedrag van de zekerheid voor den waarnemenden
ontvanger nader te bepalen op 25.000.
Te 6 uur namiddags wordt de vergadering geschorst.
Op Dinsdag 23 December te 10 uur voormiddags
wordt de vergadering voortgezet.
Alsdan zijn aanwezig 24 leden.
Afwezig 3 leden, de heeren Tiemersma, H. de Boer
en Dijkstra.
De Voorzitter stelt thans eerst aan de orde
9a Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
aankoop van een negental woningen aan het Laagpad
in de Weerklank.
Dit voorstel luidt als volgt
De eigenares van een negental naast elkander gelegen
woningen aan het Laagpad (Weerklank), heeft ons
medegedeeld bereid te zijn die perceelen aan de ge
meente in eigendom af te staan. Met het oog op de
mogelijkheid van verbetering van de Weerklank lijkt
het ons gewenscht op de aanbieding in te gaan en zoo
doende der gemeente den eigendom van deze perceelen,
die alle onbewoonbaar verklaarde woningen zijn, te
verzekeren. De gevraagde koopprijs bedraagt 2500.
in totaal, waarbij de op de overdracht vallende kosten
voor rekening der gemeente komen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. 261
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1930.
Aangezien wij dezen prijs aannemelijk achten, geven
wij U in overweging te besluiten
tot aankoop, van Jeltje Frederika Kragt weduwe van
Dirk Baukes Kalma te Ede, van de perceelen Laagpad
rios. 14, 16, 18, 20, 22, 24, 26, 28 en 30, kadastraal
hekend gemeente Leeuwarden, Sectie G nos. 2369,
2370, 2371, 2372, 3737, 2375, 2376, 2377 en 2378,
groot onderscheidenlijk 42, 41, 43, 45, 62, 36, 52, 44
en 63 centiare, tegen den prijs van 2500.in totaal
en onder de volgende voorwaarden
a. de op de eigendomsoverdracht vallende kosten
komen voor rekening van de gemeente;
b. de aanvaarding van de gekochte perceelen en de
betaling van den koopprijs zullen geschieden op 12 Mei
1931;
c. het risico van de gekochte perceelen blijft tot
12 Mei 1931 ten laste van de verkoopster,
en verder op de bij koop en verkoop gebruikelijke
voorwaarden en bepalingen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter: Er is mij gevraagd door enkele leden
of zij voor morgen ook maatregelen moeten nemen, in
dien er ook heden avond vergadering zal zijn. Ik zou
den Raad nu willen vragen of de Raad er bezwaar tegen
heeft om, indien het noodig is, ook heden avond te ver
gaderen. AAag ik dan aannemen, als wij heden overdag
niet klaar komen, dat er dan heden avond nog verga
dering is
De heer Hooiring: Als wij heden avond vergaderen,
kunt U dan de verzekering geven, dat de begrooting
dan zal zijn afgehandeld
De Voorzitter: Dat ligt niet aan mij.
De heer Hooiring: lk stel die vraag, opdat de geheele
Raad dat kan hooren en met die opmerking rekening
kan houden. Ik meen dat er voor de algemeene beschou
wingen nog 5 sprekers staan ingeschreven
De Voorzitter: lk geloof nog 6.
De heer HooiringDan trek ik het toch sterk in
twijfel dat wij, ondanks dat wij een avondvergadering
zullen houden, heden klaar zullen komen en dan ben ik
tegen een avondvergadering.
De Voorzitter: In elk geval, degenen die mij hebben
gevraagd, kunnen nu hun conclusie wel trekken.
Er staan op het oogenblik nog 5 sprekers ingeschre
ven; de heer Dijkstra is afgevallen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: lk wist niet dat
dat moest worden opgegeven.
De Voorzitter: Dat behoeft ook niet, mevrouw, 't is
maar om een overzicht te hebben.
De algemeene beschouwingen over de ontwerp-
begrootingen worden voortgezet.
De heer Hofstra Mijnheer de Voorzitter In aan
sluiting met wat door den heer Feitsma bij de algemeene
beschouwingen is gezegd, zou ik over het volgende, n.l.
over de zaak van de gehuwde onderwijzeres bij het
onderwijs werkzaam, dit nog willen zeggen.
Toen in een der vergaderingen van dezen Raad een
voordracht van Burgemeester en Wethouders aan de
orde kwam, hebben wij een verklaring afgelegd, dat wij,
omdat op deze voordracht een gehuwde onderwijzeres
op no. 1 voorkwam, in dat geval onze stemmen zouden
uitbrengen op no. 2, een ongehuwde.
En uit het antwoord van Burgemeester en Wethou
ders, daarop gegeven, was wel te voorspellen, dat een
weinig breedere beschouwing, in verband met en door
een steeds betere bevordering wat het onderwijs betreft,
onzerzijds wenschelijk zou zijn.
Evenwel twijfel ik geen oogenblik hieraan, dat een
laatste woord over de handhaving der gehuwde onder
wijzeres zal zijn gesproken. Tegen de toelating der ge
huwde onderwijzeres hebben wij dan ook tweeërlei be
zwaar, n.l. principiëele en practische bezwaren, niet
specifiek Anti-Revolutionnaire of Christeiijk-Historische,
maar een gebondenheid aan normen voor een goede
samenleving.
Welnu, mijnheer de Voorzitter, we zullen het eens
zijn dat het gezin, het huisgezin, een deel is der maat
schappij, waarin we dagelijks verkeeren. Alzoo een cel,
een kern. Meerdere van die kernen vormen dan weel
een geheel. En nu komt het hierop neer, dat het van
het grootste belang is, dat die kernen zoo gaaf mogelijk
zijn. Beveiliging van die kern, of van het huisgezin, daar
komt het op aan.
Beveiliging en het sturen in goede banen moet de
taak zijn, ook voor de Overheid. Wij verlangen niets
meer of minder, dat ook de plaatselijke Overheid stuur
en richting geeft, waarbij geen ontwrichting van het
huisgezin plaats heeft. Laat men de gehuwde onder
wijzeres in de school, zoo gaat het ten koste van het
huisgezin; of kan men staande houden dat de gehuwde
vrouw in haar werkkring diezelfde lust zal openbaren
als de ongehuwde. Ik meen dat te betwijfelen. Toont
evenwel de gehuwde liefde tot haar werk in school, zoo
zal dit gaan ten koste van haar gezin.
Het eene sluit het andere uit.
Indien het dan ten koste van het onderwijs gaat, dan
wel lot schade van het gezin, kan en mag ook een ge
meentebestuur, dat te zorgen heeft dat het onderwijs
zoo goed mogelijk zij, niet toelaten, dat een gehuwde
onderwijzeres tot de school wordt toegelaten.
Nu weet ik wel, dat het tegenwoordige feminisme niet
zal rusten, voordat de maatschappelijke grenslijn tus-
schen man en vrouw, gehuwd of ongehuwd, volledig is
weggevaagd.
Wij willen de vrouw in het huisgezin, daar ligt haar
taak.
Men erkent dan pas de eerepositie der gehuwde
vrouw, wanneer men rekening gaat houden, krachtens
welke de vrouw, naar haar bijzonderen aard, aanleg en
karakter geëigend is.
En nu het bezwaar van practischen aard. Er kan van
de leden van den Raad verondersteld worden, op de
hoogte te zijn van alle zaken die tot den Raad behooren.
Dit is in theorie heel mooi, maar zal practisch wel be
hooren tot de vrome wenschen. Dit laatste nu maar
aannemende, ligt het voor de hand, dat de meer inge
wijden, wat schoolzaken betreft, beter georiënteerd zijn.
Men moet dan ook lid zijn of geweest zijn van de Com
missie voor de Gemeentelijke Bewaarscholen, om te
weten, welk een ziekteverzuim onder het vrouwelijk
personeel voorkomt, lk bedoel 't niet zoo, dat het te
Leeuwarden erger zou zijn dan voor andere plaatsen.
Onlangs gaf de gemeente Amsterdam een statistiek
over ziekteverzuim over het jaar 1928 en de cijfers in
diezelfde statistiek zijn toch opvallend, zoo, dat het
verzuim tijdens ziekte voor gehuwden en ongehuwden
nogal verschilden. Voor de mannen geeft Amsterdam in
zijn statistiek voor ziekteverzuim in procenten uitge
drukt 2.9, voor ongehuwde vrouwen 5.8 en voor de ge
huwde vrouwen 10.7. Wij behoeven hier niets meer aan
toe te voegen. Deze cijfers zeggen genoeg.
We hopen dat Burgemeester en Wethouders rekening
willen houden met onze opmerkingen. Mocht evenwel
toch een voordracht van Burgemeester en Wethouders
den Raad worden aangeboden voor het benoemen van
een gehuwde onderwijzeres, gaarne zouden wij een
overzicht ontvangen over de in de laatste 2 jaren voor-