266 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1930. De heer M. Molenaaren erkennende dat in sommige gevallen zijn tusschenkoinst bevorderlijk kan zijn aan de voorkoming van geschillen, De heer Peletier: Nou, wat wilt ge meer De heer M. Alolenaardie anders misschien tusschen het gemeentebestuur en zijne ambtenaren en werklieden zouden kunnen ontstaan, spreekt nochtans als zijn meening uit, dat Burgemeester en Wethouders en de Raad in geen enkel opzicht, noch formeel, noch moreel, gebonden zijn aan de beslis singen, die in Georganiseerd Overleg worden geno men De heer Peletier: Natuurlijk De heer M. Molenaar: en gaat over tot de orde van den dag." Toen die motie aan de orde kwam, heb ik gezegd dat, indien de voorstellers de woorden Burgemeester en Wethouders weg lieten, wij vóór die motie zouden stemmen. Ook wij zijn van meening dat de Raad in geen enkel opzicht, noch formeel, noch moreel, gebon den is aan de beslissingen, die in het Georganiseerd Overleg worden genomen. Maar het zijn Burgemeester en Wethouders, die zelf het overleg voeren met de andere partij, die aan den overkant van de tafel zit en wanneer men zou uitspreken dat zij in geen enkel op zicht, noch formeel, noch moreel, gebonden zouden zijn aan de besluiten, die zij met de andere partij hebben genomen, dan wil dat zeggen, dat men van meening is, dat Burgemeester en Wethouders, nadat zij overleg hebben gepleegd en nadat zij tot een bepaald compro mis zijn gekomen met de andere partij, eigenlijk woord breuk zouden moeten plegen in den Raad. Een richting, die op dat standpunt staat, behoort toch naar onze meening in een dergelijk instituut niet huis. Naar onze meening kan men alleen goed aan het Geor ganiseerd Overleg deelnemen, wanneer men een prin- cipiëele voorstander is van dat instituut. Ik zou nu een enkel woord willen zeggen naar aan leiding van hetgeen de heer Vromen gister heeft te berde gebracht. De heer Vromen heeft ons gister verdronken in een zee van cijfers, maar ik moet eerlijk zeggen, ik weet nog niet, wat het doel van die financiëele beschou wingen is geweest. Het is nu meen ik al het derde of vierde jaar, dat de heer Vromen beschouwingen houdt in denzelfden geest, maar wat bedoelt hij daar eigenlijk mee, wat wil hij eigenlijk? Wij hebben wel veel critiek gehoord, maar hij heeft verzuimd aan te geven, hoe het dan eigenlijk wel moet gaan en om b.v. aan te duiden hoe het zou zijn gegaan, indien hij achter de wethou derstafel gezeten had. Hij critiseert de stijging der uit gaven, maar de meeste uitgaven zijn toch gedaan mede met zijn goedkeuring? Zijn verzet en mede dat van zijn fractie tegen de verhooging van de loonen der werk lieden en tegen de Muziekschool neem aan, dat ook de instandhouding daarvan was verworpen en daar dus een bedrag uit kwam zouden toch niet voldoende zijn om de financiën van Leeuwarden te redden? Er zijn allerlei dingen hier in Leeuwarden tot stand ge,komen, die geld hebben gekost, maar zijn die niet tot stand gekomen mede met goedkeuring van de leden van den Vrijheidsbond Toevallig staat er in de krant van gisteravond een ingezonden stuk van iemand, die met een K. teekent. Hij houdt daarin een beschouwing over de kwestie, dat verhooging van de loonen der gemeentewerklieden is verworpen, maar in den aanvang geeft hij een zeer aar dige opsomming van alles, wat er in Leeuwarden in den laatsten tijd tot stand is gekomen ,,Het naar de eischen des tijds vernieuwen, ver- breeden en het opnieuw bestraten van den weste- j lijken toegangsweg naar de stad, Harlingerstraatweg en Harlingersingel met al de bijkomende werken, is ook een verandering en verbetering, waarop de ge meente met voldoening kan neerzien. En wat be- teekenen niet de nieuwe hallen en uitbreiding van de veemarkt; iedereen die met veeteelt en veehandel te maken heeft, zal een dergelijk werk moeten waar- deeren. En dan moet ook gedacht worden aan de verandering van Zuidersingel en Sneekertrekweg. Wij zien nieuwe bouwwerken verrijzen, scholen, het paviljoen voor besmettelijke ziekten aan het Kalver- dijkje; straks vinden verschillende gemeente-bureaux een ruimer en doelmatiger onderkomen in het massief gebouw aan den Wissesdwinger. Een nieuwe Nieu- westad is welhaast in de maak, het mooie antieke Waaggebouw zal op zijn fundamenten hooger stijgen en minachtend neerzien op de Peperstraat, hoe die zich dik maakt als zijn oude vriend en lotgenoot, de boekhandel van Eekhof, het tijdige met het eeuwige verwisselt. De Meelbrug zal moeten verdwijnen als verkeersslachtoffer en de Centraal-apotheek krijgt een mooier plekje in den zon. De Amelandspijp zal vallen, doch schitterend weer uit de (asch) herrijzen." Al die dingen, welke tot stand zijn gekomen of die tot stand zullen komen, hebben toch daarvoor ook de medewerking gehad van den Vrijheidsbond? Waarop moet men dan bezuinigen En hoe zou de begrooting er hebben uitgezien, als de Vrijheidsbond deel had uit gemaakt van het college Eenerzijds dringt de heer Vromen aan op bezuiniging en anderzijds zegt hij: er moet nog zooveel gebeuren. Indien echter het vele. wat moet gebeuren, is gebeurd, dan kost dat de gemeente geld en zal men dan achteraf opnieuw critiek gaan uitoefenen en klagen dat de uit gaven stijgen Op enkele cijfers zou ik nog even willen ingaan. De rentelast is, zoo zegt de heer Vromen, sinds 1928 in totaal met 73.000.gestegen, maar de winstgevende bedrijven, zoo zegt hij zelf, brengen 8300.— meer op aan rente, dus de gemeentebegrooting is, wat den rente last betreft, ontlast met 10.000.-. Wat zegt dat? Is dat critiek of is dat een woord van lof Uit belas tingen, zoo zegt hij, moest in 1928 worden opgebracht een bedrag van 1.929.000.— en in 1930 een bedrag van 2.239.000.dus in drie jaar meer aan belasting 310.000.Men zou daaruit dus tot de conclusie moeten komen dat wij zouden moeten zeggen wat hebben wij toch moeten bloeden, want wij hebben dit jaar 310.000.meer moeten opbrengen dan 3 jaar geleden. Maar juist in denzelfden tijd is het heffings percentage. gedaald van 5.6 tot 4.4 De heer Vromen: Ik had U niet voor zóó dom aan gezien Dc heer Botke: Dat is toch geen uitlating. De heer O. F. de Vries! (wethouder)Hij heeft het verstand hier in den Raad De heer M. Molenaar: Even later komt de heer Vro men op de bedrijven en dan zegt hij dat de winst op de bedrijven nog geen 4 is van de schulden, die op de bedrijven rusten en nog geen 2y2 van de totale schuld. Ik herhaal, wat zegt dat eigenlijk, welk verband is daar nu tusschen Want die bedrijven, welke 4 winst opleveren, zorgen naast die winst toch volledig voor schuldaflossing en rentebetaling. Men zou uit de redeneering van den heer Vromen den indruk krijgen, dat het noodlijdende bedrijven zijn en dat is toch niet waar. Die winst van de bedrijven ligt trouwens in onze eigen hand, maar wij hebben opzettelijk de winst laag gesteld, omdat wij van meening zijn dat de bedrijven door hetgeen zij doen nuttig werken voor de ingeze tenen. En welk verband bestaat er nu tusschen de winst Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. 267 Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1930. van de bedrijven en de totale schuldenlast der gemeente, welke winst 2/2 daarvan zou bedragen? Ik begrijp de bedoeling van dergelijke opmerkingen niet, die ontgaat mij ten eenenmale, maar dat zal na tuurlijk wel aan mij liggen. De heer Vromen heeft daarna ook opgemerkt, dat de winsten van de bedrijven in de gemeentekas komen en liet schijnt, dat hij het beter acht, dat die winsten aan het bedrijf komen, om dat bedrijf gezonder te maken. Dat begrijp ik ook niet, die bedrijven zijn gezond, er wordt toch behoorlijk op afgeschreven. Men mag dan in de mate van het afschrijvingspercentage op onder deden van meening verschillen en of er op de kabel- werken 5 of 3'/2 zal worden afgeschreven, daar kan men over spreken, maar over het algemeen wordt er toch ruim afgeschreven. Waarom dan die betrek kelijk kleine winsten aan de bedrijven ten goede te laten komen, om deze gezonder te maken, waar de be drijven toch gezond zijn Ik ben zeer benieuwd naar een verklaring van den heer Vromen, welk doei al die financiëele beschouwin gen van hern hebben gehad. Met één opmerking van den heer Vromen op een heel ander gebied ben ik het eens, 11.1. waar hij, naar ik meende, zei dat de verpleging in de barak althans ten deele voor rekening van de gemeente behoorde te komen. Daarmee ben ik het wel eens, ik acht dat ook een ding van beteekenis, want ik acht het verkeerd, dat iemand, die het slachtoffer is van een besmettelijke ziekte en die in het belang van de gemeenschap wordt afgezonderd, als gevolg daarvan voor vele kosten zal komen te staan. Er is hier gister ook gesproken over de kwestie van beveiliging tegen gasaanvallen. Ik wil daar ook een enkel woord van zeggen. Ik heb niet den moed te beweren, dat ik ben tegen het treffen van maatregelen tegen gasaanvallen, hoewel ik meen, dat dit niet ligt op den weg der gemeente maar op den weg van het Rijk maar ik wil waar schuwen tegen den waan, alsof het treffen van maat regelen tegen gasaanvallen mogelijk is. Ik acht dat een onmogelijkheid, gelezen alles, wat daarover zoo lang zamerhand van deskundige zijde verschenen is; ik ben van meening dat, als die hel eenmaal losbreekt, wij reddeloos verloren zijn. Om een dergelijke ramp te voorkomen, is het niet voldoende ons te beveiligen met eventueele middelen, welke dat dan ook zijn, maar zal het noodig zijn om nóg beter dan voorheen te strijden voor ontwapening, zoowel aan deze als aan de andere zijde van onze grenzen. Meer zal ik daarvan niet zeggen, mijnheer de Voorzitter De heer IJ. de Vries: Volkomen eens Dc heer Visser: Dan moet ge beginnen bij de Bel gische socialisten De heer M. Molenaar: De heer Tamminga heeft ge sproken over afschaffing van de kermis en hij heeft daarover een zeer uitvoerige rude gehouden. Ik ben niet in staat, om hem in die zeer uitvoerige rede op den voet te volgen, alleen zou ik dit willen zeggen, dat wij niet onderdoen bij hem laat ik het zeggen evenals hij het deed in het te betreuren, dat de kermis zoo is ontaard en dat daar zooveel dingen ge beuren, die beter niet konden gebeuren. Dat wij dit inderdaad betreuren, bewijst ook het feit, dat de feesten onzerzijds op een geheel andere wijze worden gevierd. Wij hebben geen behoefte aan een dergelijk soort van feestviering als de kermisik wijs maar op ons schitterend zomerfeest dat dit jaar is gehouden op de Wilhelminabaan, waar, ook volgens het zeer opgetogen krantenverslag, in de brandende zon 5000 menschen bij elkaar op zeer sobere wijze hebben feest gevierd, zonder een enkele uitspatting. Wij hebben onlangs in een vergadering van onze partij ook nog een klank vernomen of het niet mogelijk was, tot afschaffing van de kermis over te gaan. Die uiting oogstte toen veel sympathie en als het mogelijk was, zouden wij daaraan ook we! willen meewerken, maar wij vreezen, dat een kermisverbod te veel ingrijpt in het persoonlijke leven van de burgerij. Bovendien komen dergelijke uitspattingen niet alleen op de kermis voor. En er zijn plaatsen, waar de kermis is afgeschaft geweest, maar waar zij later weer is ingevoerd. Ik weet uit ervaring, althans van één plaats weet ik dat stellig, dat men in den tijd, dat de kermis was afgeschaft, op andere wijze eigenlijk hetzelfde heeft binnengehaald, door iets dergelijks te houden op een besloten terrein. En het merkwaardige was, dat die kermis op dat be sloten terrein, kermesse d'été genoemd, óók werd be zocht door menschen, van wie het bekend was, dat zij principieel tegen de kermis waren, in die plaats is de kermis dan ook later weer ingevoerd, omdat men zag, dat het op die wijze niets gaf. Ik herhaal dat een verbod voor de kermis ons te zeer ingrijpt in het persoonlijk leven van de burgerij. Ik zou er nog wel iets voor voelen om de kermis te bekorten, indien men meende, dat dit verbetering zou geven. De heer B. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter Ik zou van deze gelegenheid gebruik willen maken, om een paar opmerkingen te maken. Het overige zal ik bij de artikelen bespreken. De punten, die ik bespreken wil, houden verband met den woningtoestand en met de door mij aangebrachte vragen over het instituut der arbeidsbemiddeling. Ik begin met Burgemeester en Wethouders mijn in stemming te betuigen, dat zij ook dit jaar zullen door gaan met krotopruiming. Het behoeft geen betoog, dat onzerzijds te dien opzichte al die steun zal worden verleend, die daarvoor noodig is. Toen de heer Muller gisteren in het algemeen de woningtoestanden besprak en hij de Woningwet daarbij aanhaalde, werd hier ge ïnterrumpeerd: „Dat waren liberale ministers, die inder tijd die wet hebben onderteekend". Dat is juist. Ook wij, en misschien wij meer dan zij die zich nog de volgelingen noemen van die liberalen van toen, hebben respect voor mannen als Goeman Borgesius, Cort van der Linden en Pierson, die indertijd de Woningwet hebben onderteekend. Ik kreeg dezer dagen bij het be- studeeren van een werk, waarop ik nog terugkom, een eigenaardig plaatje te zien. Daar werd Goeman Borge sius voorgesteld als de aantaster van het privaatbezit door het Katholieke Eerste Kamerlid Van der Biesen, en Goeman Borgesius aanvaardde natuurlijk die kritiek, omdat hij meende, dat dit voor krotopruiming noodig was ten behoeve van het algemeen belang en hij voor krachtige maatregelen niet terugdeinsde. Hier schiet mij onwillekeurig te binnen het Raadsdebat van 16 Sep tember, waar een dier volgelingen zoo angstvallig stond tegen het ingrijpen in het privaatbezit, toen het ging om het afkeuren van een zestigtal onbewoonbare woningen, terwijl er in jaren in deze gemeente niets te dien opzichte was gebeurd. Een tweede kwestie, mijnheer de Voorzitter, is deze, dat in de sectie is aangedrongen op het maken van een aantal woningen voor ontoelaatbare gezinnen. Burge- 1 meester en Wethouders antwoorden daarop „De vraag of het noodig is een aantal woningen voor z.g. ontoelaatbare gezinnen, zoomede enkele kleine woningen in het bijzonder voor ouden van dagen, te bouwen, zullen wij tot een punt van over weging maken." Te dien opzichte zouden wij er niet op vooruitgaan, daar er het vorig jaar een toezegging is gedaan, toen er ook reeds op werd aangedrongen om woningen voor ontoelaatbare gezinnen te maken en toen luidde het antwoord: „Plannen voor den bouw van woningen voor zoogenaamde ontoelaatbare gezinnen zijn bereids bij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1930 | | pagina 25