268 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1930. ons in overweging genomen". Thans moet het nog in overweging worden genomen. Ik vrees, dat de wisseling van portefeuilles er niet vreemd aan is en ik hoop, dat in het komende jaar die overweging in een daad zal worden omgezet. Nu een enkel woord over hetgeen mijnerzijds in de sectie is gezegd over den bouw van woningen voor ouden van dagen. Meer en meer werkt het door, dat ouden van dagen in het bezit komen van een klein pensioen, zoodat zij vaak met hun zuinig oververdiende centjes een rustigen ouden dag kunnen genieten. Groe pen van menschen, die niet tot de bemiddelden, of liever die tot de onbemiddelden behooren, wenschen gaarne op hun ouden dag vrij te blijven van alles. Dat wordt hun vaak wel bemoeilijkt door verschillende dingen, in het bijzonder door woningen die hun te groot en vaak te duur zijn. Ik meen, dat het mogelijk is daar ver betering in te brengen. Ik zei reeds, dat ik dezer dagen een werk doorlas, uitgegeven tijdens het 12'/2-jar'g bestaan van het In stituut voor Volkshuisvesting en Stedenbouw, waaraan tevens verbonden was een tentoonstelling die van 1827 October j.l. in Amsterdam is gehouden De heer Muller: 25-jarig bestaan. De heer B. Molenaar: Het is het 12'/2-jarig bestaan van het Instituut. In dat boek komt een schat van gegevens voor, die de zegenrijke gevolgen van de Woningwet ruimschoots demonstreeren. In dat werk komt ook een artikel voor, omschrijvend hetgeen er door middel van de Woningwet voor woningen voor ouden van dagen is gedaan. Ik heb behoefte om dit deel daaruit even te citeeren, omdat dit artikel het in het kort beter weergeeft dan ik het in een paar woorden zou kunnen zeggen. Dat citaat luidt als volgt: (blz. 203) „Speciale steun volgens de Woningwet is verleend voor een tehuis voor ouden van dagen te Alkmaar en voor de verbetering van het „Hofje Vredebest", te 's-Gravenhage, alsmede voor enkele woningen in Den Helder en te Krimpen aan de IJssel. Doch ook in de normale woningbouwplannen zijn er woningen opgenomen, bestemd voor ouden van dagen. In de hoofdstad bereikt dit aantal reeds een paar honderd. De zorg voor de huisvesting der ouden van dagen is in twee deelen te splitsen en wel die voor de echtparen en die voor de alleenwonenden. De wo ningen voor de eerste groep zullen iets grooter moeten zijn dan voor de tweede groep. Doch beiden hebben noodig bloemen en rustige zitjes. Is de ervaring verkregen te Amsterdam de juiste, dan is de zorg voor de huisvesting van ouden van dagen ten achter gebleven bij de normale woning- zorg. Moge die achterstand spoedig zijn ingehaald." Ik hoop, mijnheer de Voorzitter, dat bij de over- wegingen, die Burgemeester en Wethouders bij de bestudeering van de huisvesting voor ouden van dagen zullen hebben, dit citaat een leidraad moge zijn, omdat ik ook gaarne zou zien, dat eventueele woningen voor ouden van dagen op die wijze zullen worden tot stand gebracht, dat daar een vriendelijke, bij die menschen passende omgeving, overeenkomstig hun leeftijd moge heerschen. De tweede opmerking betreft de arbeidsbemiddeling. Met dat antwoord ben ik minder tevreden. De vraag in de sectie gedaan luidt: of Burgemeester en Wethouders wel voldoende gebruik maken van de bemiddeling van de Arbeidsbeurs bij vacatures van gemeentepersoneel, en daarop is het antwoord: „In de gevallen, die zich daartoe leenen, wordt ook door ons college van de gegevens, waarover de Arbeidsbeurs de beschikking heeft, gebruik gemaakt". Ik ben een groot voorstander van het instituut der arbeidsbemiddeling en daarom bevreemdt het mij wel, dat dit antwoord van Burge meester en Wethouders wat pover is uitgevallen. Ik wil er aan herinneren, dat de Arbeidsbeurs niet zoo'n ge makkelijke periode achter den rug heeft; in het begin geschuwd door werknemers, zoowel als door werk gevers, is het instituut langzamerhand uitgegroeid tot een lichaam, waarin de werknemers, en meer en meer ook de werkgevers, vertrouwen gaan stellen. Het is mij wel bekend, dat het antwoord op die vraag ten deele waar is. Het is juist, dat voor vakarbeiders, voor hand arbeiders in het algemeen, de hoofden der takken van dienst gebruik maken van de Arbeidsbeurs. Ik denk dan ook, dat het antwoord van Burgemeester en Wethouders in hoofdzaak daarop slaat. Maar ik meen te weten, j dat er in de gemeentebedrijven en in den gemeente dienst in het algemeen ook nog andere arbeiders zijn dan handarbeiders, al mogen het dan arbeiders zijn wier arbeid hoofdzakelijk verricht wordt met het hoofd. Ik geloof, dat Burgemeester en Wethouders te dien opzichte niet vrijuit gaan. Het is mij menigmaal op gevallen, dat wij in de bladen groote advertenties kunnen lezen van de Arbeidsbeurs, waarin het instituut zijn bemiddeling aanbiedt. Deze advertenties hebben ten doel, aan hen die het nog niet weten, meer en meer bekend te maken, dat de Arbeidsbeurs bemiddeling op elk terrein verleent. Nu kan het niet anders, als op diezelfde plaats of toevallig daarnaast een advertentie van een of ander gemeentebedrijf voorkomt, waarin o.m. een kantoorbediende of een aankomende kantoor bediende of een typiste wordt gevraagd, dan dat het vreemd aandoet, dat de gemeente haar eigen instelling hierbij passeert. Er is dit jaar in Sneek een congres gehouden van de Vereeniging van Nederlandsche Ar beidsbeurzen. Daar zijn verschillende praeadviezen behandeld. Bij het debat over die praeadviezen zei Mr. Gorter: „Als werkgevers adverteeren, komt dit de popu lariteit der beurzen niet ten goede". In het algemeen kan ik dit onderschrijven. Maar des te sterker is liet voor mij, als de gemeente zelf adverteert, welker eigen instelling het is en waarvan zij op dat moment zelf niet gebruik maakt. Nu wordt dit in onze stad door verschil lende groote bedrijven wel gedaan en het is ook mij bekend, dat het dien werkgevers, die ook hun kantoor personeel wel via de beurs betrekken, nog steeds be vreemdt, dat dit door de gemeente zelf niet gebeurt. Het lijkt mij vreemd en ik zal gaarne het antwoord afwach ten, dat ik naar aanleiding van mijn opmerkingen hier over zal krijgen, waarom het wel mogelijk is, dat de handarbeiders via de beurs worden betrokken en waarom een aankomend kantoorbediende, die in vredes naam niet de geheele gemeente zal verzetten, zoo'n ge weldig persoonlijkheidje is, dat de Arbeidsbeurs daar voor gewoonweg wordt genegeerd. Het kan niet anders dan de Arbeidsbeurs in discrediet brengen. Het kan en mag m. i. het doel van het gemeentebestuur niet zijn, om de instelling die het zelf heeft ingericht, op dus danige wijze te behandelen. Het is mij bekend, dat de ambtenaar van het O. M. een kantoorbediende door middel van de Arbeidsbeurs heeft gekregen, dat groote instellingen als de M. T. S. hetzelfde hebben gédaan gekregen. Persoonlijk is het mij bekend, dat aan het bedrijf waaraan ik werkzaam ben. verschillende kan toorpersoneelleden, tot zeer groote voldoening, over de Arbeidsbeurs zijn betrokken. Ik zal dus het antwoord afwachten en mócht dit antwoord mij niet bevredigen, dan wil ik straks trachten daarover een uitspraak van den Raad te krijgen, opdat voortaan Burgemeester en Wethouders al het gemeentepersoneel, dus ook het kantoorpersoneel, via de Arbeidsbeurs zullen betrekken. Ik dank U, mijnheer de Voorzitter. Te 11.25 uur voorm. wordt de vergadering geschorst. Te 11.45 uur voorm. wordt de vergadering voort gezet. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1930. 269 De heer Visser: Mijnheer de Voorzitter U zult een heel kort woord, een korte beschouwing hooren. Ik zou willen beginnen iets te zeggen naar aanleiding van het politieke vraagstuk, zooals dit door den eersten spreker in deze begrootingsvergadering, den heer Oos- terhoff, is naar voren gebracht. Deze heeft gezegd er zit nu een college van Burgemeester en Wethouders, gevormd uit een drietal fracties, met uitsluiting van andere fracties. Ik geloof toch, dat dit niet het geval is. Als hier van uitsluiten wordt gesproken, is de schuld te wijten aan de hierbij betrokken fractie, die het onmo gelijk heeft gemaakt om zitting te nemen in het college van Burgemeester en Wethouders. Ik wil niet in her haling treden, wij hebben er destijds over geredeneerd, maar meen recht te moeten zetten wat de heer Ooster- hoff heeft bedoeld. Ik wil dit vraagstuk heel beknopt aanroeren. De sociaal-democraten hebben destijds gezegd wij meenen recht te hebben op twee zetels in het college en met elke fractie, die dat standpunt accepteert, willen wij samenwerken. Nu hebben wij als kaholieke fractie niets anders gedaan, dan het recht der sociaal-demo craten op twee zetels in het college van Burgemeester en Wethouders erkennen. De heer Vromen Dat beteekent, dat ook anderen worden uitgesloten De heer Visser: Dit is een conclusie, die de heer Vromen voorbarig daaruit trekt. Er is ons geen kennis gegeven van de meening van de andere fracties. Wij hebben gewacht tot het laatst; de zetels moesten toen nog verdeeld worden. Wij verwachten bescheid van de andere fracties op den bepaalden datum en op den laatsten dag hebben wij aan de socialisten gezegd, dat wij hun recht op twee zetels erkenden. De andere frac ties hebben het niet noodig geoordeeld ons van hun meening kennis te geven. Wat mij persoonlijk betreft, sta ik gereserveerd er tegenover of een vrijzinnig-de mocraat dan wel iemand anders van links daar zit. De heer Peletier: Als er maar een katholiek in zit De heer Visser: Ook niet Als men maar ook wil erkennen het recht van de S. D. A. P. op 2 zetels. Men heeft getracht een anti-socialistisch blok te vormen. Dan x, hadden de rechtsche partijen ook gelegenheid zitting te nemen in het college van Burgemeester en Wethouders. (Men interrumpeere mij niet, dan kom ik in de war). De rechtsche leden hebben het als redelijk ge voeld, dat er twee menschen van rechts zitting hadden in het college van Burgemeester en Wethouders. Daar had rechts geen bezwaar tegen, dus konden zij ook niet sputteren als de sociaal-democraten twee zetels vroegen. Als de andere rechtsche fracties dat erkend hadden ook de anti-revolutionnairen die met zes leden hier zitten, en eerder recht hebben op een zetel dan de katholieken, dan zou de verdeeling wellicht anders zijn geweest. Men moet dan redelijk zijn en als men zijn eigen recht bepleit, erkennen, dat de S. D. A. P. recht heeft op twee zetels. Op dat standpunt staan wij, tenzij de S. D. A. P. onberekenbare dingen doet De heer Muller: AAaar dat doet zij nooit De heer Visser: Men moet een beetje houvast hebben aan de S. D. A. P. Mijnheer de Voorzitter, er is gisteren door een der leden van de S. D. A. P. heel breedvoerig gesproken over een principe. De heer Van der Veen had het steeds over principiëele kwesties. Ik heb studie gemaakt van de S. D. A. P. en haar werk en het is niet om elkaar een verwijt te maken, maar een vriendschappelijke op merking ik heb wel eens gedachtwaar zitten de principes van de S. D. A. P.? In 1928 verklaarde de S. D. A. P., dat zij er niet aan dacht de loonen van de werklieden te verhoogen, omdat die nu wel goed waren. In 1929 schreeuwde de heele S. D. A. P., dat de looneu niet toereikend waren en verhoogd moesten worden. Ik zeg dit niet als een verwijt, maar ik vraag, wat is het principe. Men wil dat weten als men met de S. D. A. P. samenwerktzij hebben recht op twee zetels, maar moeten dan een beetje in de lijn blijven met de andere partijen, zoodat de anderen weten wat zij aan de S.D.A.P. hebben. Ik erken en juich het toe, dat men in de S.D.A.P. van goeden wil is ten opzichte van den arbeidenden stand en men daarvoor opkomt, hen helpt en de rech ten van de menschen verdedigt. Nu wil ik het niet over het verleden hebben, maar over de toekomst. Ik voor mij meen, dat in de toekomst misschien nog iets kan worden gedaan, ook in verband met het loonvraagstuk als zoodanig. De algemeen maatschappelijke toestand is van dien aard, dat van een verhooging van loon der werklieden over de geheele linie geen sprake kan zijn. De geheele opzet is destijds een onzalige geweest. Men was eerst van plan de menschen door een technische herziening in een hoogere loonklasse te plaatsen. Ik heb bij de begrooting gezegd, dat ik iets voelde voor ver hooging van de brugwachters, die 5558 uur in de week werkten, maar van verhooging van loon over de geheele linie kon volgens mij geen sprake zijn. De Katholieken accepteeren het standpunt en de factor loon naar behoefte. Dat komt overeen met het begrip, dat de Sociaal-Democraten wenschen, die rekening willen houden met den factor behoefte. Nu meen ik, dat op dit terrein iets bereikt zou kunnen worden door de groote gezinnen een kindertoeslag te geven. Er zijn misschien verschillende groepen in den Raad, die mis schien laat ik zeggen uit vermeende principiëele be zwaren daar niet voor te vinden zijn. Het is onmo gelijk de loonen zoo hoog op te voeren, dat men daar mee kan voorzien in de behoeften van groote gezinnen, maar als het en dat zeg ik tot de Sociaal-Democraten den leden er om te doen is om toch die gezinnen te helpen, dan meen ik, dat zonder dat de kindertoeslag het karakter krijgt van loondruk men meent het wel maar dat is niet noodig het mogelijk is om aan de grootere gezinnen een kindertoeslag te geven; ook van Rijkswege zal het misschien straks in die richting gaan. De leden zullen wel gelezen hebben van een Rijkskin- j dertoeslagfonds. Ik lanceer dus de gedachte, dat het niet uitgesloten is, dat straks in die richting iets gedaan kan worden, zonder dat dit tot gevolg zal hebben, dat wij ons finan cieel evenwicht verliezen. Ik geef dit in overweging, i Misschien komt er straks een voorstel in die richting. Dat zie ik als de eenige mogelijkheid om iets te doen in de nabije toekomst. Het is een wenk die ik naar voren I breng. De heer Van der Veen: Een jaar geleden stemde U tegen verhooging van loon De heer Visser: Ik roerde een factor aan, die destijds niet in bespreking was en den vorigen keer, mijnheer Van der Veen, was aan de orde het voorstel tot ver hooging van loon zonder meer over de gansche linie, geen technische herziening dus. Ik heb er wel op ge wezen, maar men heeft het ons onmogelijk gemaakt en er werd gestemd over het feit, of alles of niets verhoogd zou worden. Mocht ik bij de vorige begrooting nalatig zijn geweest en toen niet gekomen zijn met een voorstel om kindertoeslag te geven, men denkt en overweegt toch en wil iets doen voor de menschen; vandaar dat ik op dezen dag ben gekomen. Misschien was het beter geweest als ik destijds was gekomen. Ik heb toen geen kans van slagen gezien en nu zal het misschien nóg moeilijk gaan. Maar ik hoop, dat men zich los zal maken van vermeende principiëele kwesties, want het zijn geen principiëele kwesties. Men behoeft geen principe los te •1 i

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1930 | | pagina 26