276 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1930. gekocht worden ter verkrijging van een beteren ver keersweg. En nu wil men op een gedeelte van het vrij gekomen terrein een toren bouwen. Van harte hoop ik, dat te zijner tijd in dezen Burgemeester en Wethouders en de Raad een andere beslissing zullen nemen en de bewuste toren gebouwd zal worden b.v. aan een eerlang te Leeuwarden nieuw te bouwen stadhuis. En dan wat den heer Van der Veen aangaat, iets be treffende zijne opwekking over het toestaan van de verhooging van de ambtenarensalarissen en niet toe staan der gemeentewerkliedensalarissen. De eerste kwestie werd vóór mijn tijd behandeld, zoodat ik geheel buiten deze kwestie sta. De heer M. Molenaar zeide, dat het de Vrijheidsbond heeft verheugd, dat de Kroon zijne goedkeuring onthield aan de begrooting en wel vanwege de malaise. Maar de heer Molenaar is zeker, dat het ons ook zonder malaise verheugd zou hebben. Wat mijn persoon aangaat, mijnheer Molenaar, deze Uwe gedachte is zeer juist. En dan kom ik op wat de heer Dijkstra gezegd heeft: op welke gronden zijn de ambte narensalarissen verhoogd En dan zou in deze vraag aldus ingekleed willen zien: op welke voorwaarden zijn de ambtenarensalarissen verhoogd? En dan kom ik ten slotte tot het richten van eenige woorden aan den heer Botke. Mijnheer Botke, ik had me voorgenomen, zooals ik zei, me te bepalen tot een paar sobere opmerkingen over de begrooting. De kwestie van de loonen zou door mij niet aangeroerd zijn, als de heer Botke van morgen niet gezegd had: de heeren van den Vrijheidsbond en mevrouw er bij, hebben gemeend in zake loonen, enz. Maar nu meende de heer Botke verplicht te zijn te her inneren aan de woorden, die ik destijds bij het stemmen over de loonen reeds gebruikte. Op 't oogenblik, dat de loonkwestie in den Raad van Leeuwarden behandeld en in stemming gebracht werd, stond het bij mij vast, dat deze zaak op oneerlijke wijze tot stand was geko men: het voorspel was mij zeer onsympathiek, het ge heel leek mij een groote onbillijkheid o. a. tegenover de arbeiders van Leeuwarden die niet in Overheidsdienst zijn en de verzekering van U, mijnheer Botke, dat laatst genoemde arbeiders gaarne eenige guldens meer belas ting zouden willen opbrengen, om hun collega's in ge meentedienst de gevraagde loonsverhooging te kunnen brengen, vermocht niet mijn oordeel te wijzigen De heer Botke Eenige guldens Eenige centen Mevrouw Van DijkSmit: Eenige guldens in het jaar. Als ik het wel heb, was het 0.98. Maar daar praat ik niet over, al was het 2 cent, het gaat alleen om het feit, dat U gezegd hebt, dat die arbeiders dat gaarne zouden opbrengen. Dat ben ik geenszins met U eens. Ik heb het geluk met velen uit den arbeidersstand in aanraking te komen en dan heb ik het wel anders gehoord. Ik zal daarom oindigen en het in enkele woorden zeggen, dat de kwestie der loonen is en blijft volgens mijn overtuiging een oneerlijke zaak. De heer B. Molenaar: Dat moet U terugtrekken Te 1.05 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 2.30 uur nam. wordt de vergadering voortgezet. De heer M. Molenaar: Ik zou een voorstel van orde willen doen; ik zou nu graag uitgemaakt zien, of wij van avond al of niet zullen vergaderen. Ik stel er prijs op om niet te vergaderen en ik zou daartoe het voorstel willen doen en daarover willen stemmen. Wij komen van avond tóch niet klaar; het college komt eerst nog aan het woord, daarna krijgen wij nog de replieken en dan moeten de begrootingen post voor post worden behandeld; er is dus geen kans. dat wij van avond klaar komen. De Voorzitter wil er over laten stemmen. De heer Oosterhoff: Ik zou willen voorstellen de be slissing uit te stellen tot aan het eind van deze verga dering. Dan weten wij preciös hoever wij zijn opge schoten; is er dan eenig vooruitzicht, dat wij van avond klaar kunnen komen, dan vergaderen wij van avond wèl, maar als dat vooruitzicht niet bestaat, dan kunnen wij besluiten om niet te vergaderen. Het beste is dus, om aan het eind van deze vergadering een beslissing te nemen. De heer Ij. de Vries: Ik zou er nog deze vraag aan willen toevoegen. Ik ben het in zooverre geheel met den heer Oosterhoff eens, dat de beslissing zooveel wordt verschoven, maar kan er nu ook meteen een antwoord worden gegeven, ais blijkt dat wij van avond niet klaar zullen komen, wanneer de vergadering zal worden vervolgd De Voorzitter: Morgenvroeg 10 uur. De heer IJ. de Vries: Dat is natuurlijk ook van in vloed; dan ben ik er voor dat de beslissing wordt ver schoven tot van avond. De Voorzitter: Vindt de Vergadering het goed de be slissing aan te houden tot straks Of wil de Raad nu beslissen Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Neen, aan het eind van deze vergadering. De Voorzitter: lk zal het door midden doen; de be slissing na het theekwartier laten vallen. De algemeene beschouwingen over de ontwerp- begrootingen worden voortgezet. De Voorzitter: Het college van Burgemeester en Wet houders zal thans graag antwoorden op enkele punten, die door de Raadsleden hier bij de algemeene beschou wingen naar voren zijn gebracht en het college heeft mij gevraagd om met die beantwoording te beginnen. Er zijn hier bij de algemeene beschouwingen pluimpjes uitgedeeld, er zijn wenschen geuit en er zijn enkele standjes uitgedeeld. De pluimpjes, die zijn uitgedeeld, betroffen in de eerste plaats het beleid, dat Burge meester en Wethouders hebben gevoerd. Ik zal daarover niet spreken, maar bovendien is er een pluimpje uit gedeeld ten aanzien van de goede redactie van de voor stellen, die wij hier krijgen; ik wil hier wèl zeggen, dat het geheele college van Burgemeester en Wethouders zich gaarne bij dat pluimpje aansluit. (De Raad geeft mede bewijzen van instemming). Er zijn hier dan verder wenschen geuit, maar laat ik beginnen met de kleine standjes, die aan Burgemeester en Wethouders zijn uitgedeeld. Ten eerste, wat wij hier al meer hebben gehoord, dat de tijd voor een rustige bcstudeering van de begrootingen door sommigen te kort wordt geacht. Namens het college kan ik wel zeggen, dat wij het daar eigenlijk wel mee eens zijn en ik kan ook wel zeggen, dat wij werkelijk dit jaar het heilige voornemen hadden om eerder met de begrooting te komen dan op dit oogenblik in de practijk het geval is. En ik geloof, als men het op het oogenblik aan het college vraagt, dat het dat voornemen zal houden en werkelijk zal trachten daaraan te voldoen. Wij hebben er ook lang en breed over gesproken en ik heb ook reeds in het begin van dit jaar met den Secretaris besproken of het werkelijk niet mogelijk was om de begrooting eerder bij den Raad te brengen dan zooals nu weer het geval is, maar wij hebben dit jaar niet eerder gekund, niet omdat wij dat niet wenschten, maar omdat allerlei Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 December 1930. 277 omstandigheden dat onmogelijk maakten. Ik kan den Raad echter de verzekering geven, dat wij, zooals ik zooeven reeds heb gezegd, ons best zullen doen om daartoe te komen. Er zijn in den loop van de discussies verschillende voorstellen ingediend, die natuurlijk tevens in behan deling zijn en die ik even wil memoreeren ten eerste een voorstel van den heer Muller omtrent de Kippeloop, zooals ik het maar zal noemen ten tweede een voorstel tot afschaffing van de kermis, van de heeren Tamminga, Feitsma, Lautenbach en Hofstra ten derde een voorstel tot het houden van een refe rendum over afschaffing van de kermis, van de heeren Botke en Hooiring ten vierde een voorstel, om nog dit jaar te komen met plannen voor verbetering van de Wirdumerpoorts- brug, van mevrouw Buisman. Deze voorstellen maken dus tevens een onderwerp van bespreking uit. Over het voorstel-Muller zal wethouder De Vries nog wel nader iets zeggen; ik zal nu maar op het rijtje af gaan wat ik in den loop der discussies heb aangetee- kcnd om daarop mijnerzijds te antwoorden. Ik heb dan met een rood streepje aangeteekend iets, wat mij trof in de rede van den heer Terpstra. Deze heef o. a. ies gezegd over schoolbouw en nu heeft hij volkomen gelijk, dat daarbij alle luxe moet worden vermeden, als schoolbouw noodig is. Wanneer er een school moet komen, moet die zoo eenvoudig mogelijk worden gebouwd, zegt de heer Terpstra en Burge meester en Wethouders hebben zich ook altijd op dat standpunt gesteld, maar nu is het wel onaangenaam, dat er hier in Leeuwarden een Nederlandsch Her vormde Schoolvereeniging is, die sinds eenigen tijd doende is met plannen voor een school aan den Stien- serweg, die 15.500.per lokaal zou kosten, terwijl onze duurste school nog geen 12.500.per lokaal kost. Dat zijn dus de bedragen per lokaal, niet voor de geheele school. Wij zullen dus graag doen, wat de heer Terpstra zegt, maar ik meende dit toch even in het openbaar te moeten zeggen: laten dan ook de particu liere- en bijzondere schoolvereenigingen zich zooveel mogelijk aan het parool van den heer Terpstra houden. Een belangrijk punt, dat hier herhaaldelijk naar voren is gekomen, is het nemen van maatregelen tegen gas aanvallen. Laten wij die zaak even precies stellen, zoo als zij is. Volgens de Conventie van Genève mogen gas aanvallen op de burgerbevolking als zoodanig niet plaats hebben wij moeten dus aannemen dat de Staten, welke zich aan dat verbod hebben te houden, dat ook zullen doen. Men kan ten slotte daarvoor, n.l. tegen gasaanvallen rechtstreeks op de burgerbevolking, geen maatregelen beramen en men mag ook wel aan nemen, dat daartegen geen maatregelen te nemen zijn. De burgerbevolking kan echter betrokken worden in een gasaanval op militaire troepen, zooals ook in de Me morie van Antwoord wordt gezegd; indien vijandelijke vliegers, d. w. z. vijandelijk aan de militaire troepen, die op dat oogenblik hier in Leeuwarden zijn dat kunnen dus, als hier Nederlandsche troepen zijn, niet- Nederlandsche vliegers zijn, maar het kunnen ook. in dien hier niet-Nederlandsche troepen zijn, Neder landsche vliegers zijn een gasaanval doen op de militaire troepen, die zich op een bepaalde plaats in of vlak bij Leeuwarden bevinden, dan kan de burger bevolking in dien aanval, hoewel het zuiver een aanval op de militaire troepen is, worden betrokken, hetzij doordat die troepen zoo dicht bij de burgerbevolking rijn, hetzij doordat de vijand zoo slecht zijn bommen strooit, dat deze onder de burgerbevolking terecht komen. Nu ben ik er van overtuigd dat, als er een ernstige gasaanval op Leeuwarden en daar gaat het toch om - midden op de stad zou plaats hebben, daartegen ten slotte geen maatregelen zijn te beramen, of liever, ze zijn wel te beramen, maar ze zijn niet uit te voeren. Ik heb in dat opzicht een volkomen gelijke opinie als de Burgemeester van Amsterdam, n.l. dat tegen een dergelijken aanval, zoo intens en zoo ernstig en waarbij men bovendien toch niet precies weet, welke gassen er worden gebruikt, practisch geen maatregelen zijn te nemen. Moet men nu echter maatregelen nemen, die mis schien te nemen zijn, dan verkeeren wij nog zeer in een aanvangsstadium, om de burgerbevolking zoo goed mogelijk geschikt te maken tegen gasaanvallen, om eventueel de gevolgen daarvan zoo goed mogelijk te localiseeren en om het gevaar zoo miniem mogelijk te maken. De heer Peletier heeft gevraagd of de Raad daar niet in betrokken is. Ik kan wel mededeelen, dat de Raad daar tot nog toe buiten staat. Hij zou er in gekend kunnen worden, wanneer het zoo ver zou komen, dat de Burgemeester zeide óf het college want dan is het college van Burgemeester en Wethouders er ook bij betrokken wij hebben gelden noodig voor het voteeren van uitgaven voor de te dier tijd te nemen maatregelen. Ik ben er intusschen wel van overtuigd dat, als daartoe heel ernstig aanleiding bestaat en het eenmaal vast staat, wélke maatregelen men zal moeten nemen, deze dan vrij veel geld zullen kosten, omdat men daarvoor dan in de eerste plaats noodig heeft een speciale organisatie, die ten allen tijde fit is en een dergelijke organisatie zooals de brandweer, die toch ook niets waard is als de brandspuiten niet willen draaien, daar hebben we immers niets aan een der gelijke organisatie, die ten allen tijde fit moet zijn, zal dus ook ten allen tijde geld kosten. Dan is het dus mis schien mogelijk dat de Raad er in gekend wordt, maar tot nog toe is dat niet het geval. lk heb zoopas gesproken over het beginstadium, waarin deze zaak verkeert en ik geloof, dat wij ook wel eenigszins hebben laten doorschemeren in het ant woord, dat door Burgemeester en Wethouders gegeven is, een antwoord, dat door mij persoonlijk is geredi geerd, dat op dit gebied het aannemen van een afwach tende houding op het oogenblik het beste is. Ik kan wel mededeelen, dat er enkele vergaderingen van ver schillende Burgemeesters in Friesland met militaire autoriteiten, die speciaal op dit gebied thuis zijn, ge houden zijn op de Provinciale Griffie en dat daar wel is gebleken dat, wil men werkelijk voldoen aan hetgeen in de secties is gevraagd, dus aan bescheiden eischen om de burgerbevolking zoo goed mogelijk te weer te stellen tegen gasaanvallen, daarvoor dan vrij groote kosten en maatregelen zullen zijn geboden. Ik heb er toen eenigszins sceptisch tegenover gestaan om op dit oogenblik reeds maatregelen te gaan nemen tegen even- tueele gasaanvallen en als ik nu zie het antwoord, dat in de Memorie van Antwoord van 1931 door den Mi nister van Defensie wordt gegeven, dan blijkt mij, dat de Minister eigenlijk ook eenigszins op het standpunt I staat, dat wij nog in zoo'n tijd van voorbereiding zijn, dat de juiste tijd, om definitieve maatregelen te nemen, eigenlijk volgens het oordeel van den Minister nog niet is aangebroken. Er is hier ook gezegd dat de gemeente hiermee niet had te maken, dat deze zaak ten slotte Rijkszorg is. De Minister heeft ook gezegd, dat het nemen van be schermingsmaatregelen tegen gasaanvallen van vijande lijke militairen op eigen troepen, waarin de burgerbe volking kan worden betrokken en niet op de burger- i bevolking zelf, want dat is niet geoorloofd welke maatregelen bestaan uit luchtverdediging, hetzij door tegenaanvallen van eigen vliegers, hetzij door het ge bruiken van afweergeschut of van zoeklichten, een mili taire zaak is. Daarnaast dienen echter deze algemeene maatregelen te worden aangevuld door een localen luchtbeschermingsdienst, bestaande uit een plaatselijken waarschuwingsdienst en voorzorgsmaatregelen ten be hoeve der bevolking en gemeentelijke organen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1930 | | pagina 30