222 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930.
toonen een zeer onregelmatigen vorm, waardoor wordt
verhinderd dat van dien grond het meest nuttige gebruik
wordt gemaakt. Het betreft de scheiding van het eigen
dom der gemeente en de perceelen, kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden Sectie G nos. 10848 en 11481,
waarvan de overgelegde situatieteekening duidelijk de
moeilijkheid aangeeft, die een bebouwing der terreinen
met zich zou brengen.
Wij hebben daarom onderhandelingen gevoerd met
de eigenaren der bedoelde perceelen, j. F. Wiersma te
Huizum en J. Veelders, alhier, met het gevolg, dat
zij bereid zijn tot de bedoelde grenswijziging in
den vorm van eene ruiling mede te werken. Volgens
de berekening van den wnd. Directeur der Gemeente
werken, wiens desbetreffend rapport U bij de overge
legde stukken gelieve aan te treffen, ontvangt de heer
Wiersma bij deze ruiling, die met gesloten beurzen zal
plaats hebben, 16.14 M2. van de gemeente, de heer
Veelders 7.5 M2., waartegenover zij aan haar afstaan
onderscheidenlijk 10.5 en 3.2 M2., zoodat beiden
aanzienlijk meer grond ontvangen dan zij afstaan. Het
is daarom billijk dat de kosten op de ruiling vallende,
te hunnen laste komen. Blijkens de overgelegde brieven
kunnen zij zich met een en ander vereenigen.
Op grond van het vorenstaande geven wij U mitsdien
in overweging te besluiten
tot ruiling van grond, zonder bijbetaling van de eene
of andere zijde, met J. F. Wiersma te Huizum en J. Veel
ders, alhier, in dier voege, dat de gemeente van het
terrein bij het voormalige aschland, zijnde een gedempt
gedeelte van de Potmarge, de laatste kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden Sectie G no. 4714,
a. afstaat aan J. F. Wiersma den grond, ter opper
vlakte van rfc 16.14 M-'., op de bijbehoorende teekening,
gemerkt .bij 3314 van "30", in kruisarceering aange
geven en van hem ontvangt 10.5 M-\ van het perceel,
kadastraal bekend alsvoren Sectie G no. 10848, op die
teekening in enkele arceering aangegeven;
b. afstaat aan J. Veelders den grond, ter oppervlakte
van 7.5 M-., op de bijbehoorende teekening in dub
bele kruisarceering aangegeven en van hem ontvangt
3.2 M2. van het perceel, kadastraal bekend alsvoren,
p.o. 11481, op de teekening in dubbele arceering aan
gegeven.
een en ander onder voorwaarde dat de kosten, op
de ruiling vallende, komen ten laste van de onder a en
h genoemde personen en verder onder de bij ruiling
gebruikelijke voorwaarden en bepalingen.
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verkoop van grond, gelegen tusschen het Nieuwe Kanaal
en de Tijnjestraat, aan de N. V. Intercommunale
Waterleiding Gebied Leeuwarden.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij haar hiernevens overgelegd schrijven van 10 De
cember 1930 vraagt de N. V. Intercommunale Water
leiding Gebied Leeuwarden ons te bevorderen, dat zij
de beschikking verkrijgt over het aan de gemeente
toebehoorende terrein ten Zuiden van het Nieuwe
Kanaal, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden,
Sectie G nos. 11443 en 11960, ten einde daarop in de
toekomst, ter vervanging van den watertoren in Leeu
wardenZuid, een nieuwen toren te kunnen bouwen
en het terrein mede te bestemmen voor den opslag van
materialen. Op de hierbij gevoegde teekening is het
terrein in roode arceering aangeduid. De totale grootte
bedraagt volgens de kadastrale gegevens 2945 M-'. Van
onze zijde bestaan er geenerlei bedenkingen tegen, het
terrein aan de Vennootschap in koop af te staan. Wij
hebben een koopprijs gevraagd van 4.per M2.,
welke som voldoende is te achten en waarmede de
Vennootschap genoegen neemt, evenals ook met enkele
in het belang van de gemeente te stellen voorwaarden.
Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten
tot verkoop aan de N. V. Intercommunale Water
leiding Gebied Leeuwarden, gevestigd te Leeuwarden,
van de kadastrale perceelen, gemeente Leeuwarden!
Sectie G nos. 1 1443 en 11960, ter grootte van 2945
M2., tegen een prijs van 4.per M2. en onder de
volgende voorwaarden
o. de juiste grootte van het terrein zal op kosten
van de koopster worden uitgemeten door een landmeter
van het kadaster;
b. de bestaande walbeschoeiïng moet door de
koopster in een behoorlijken staat ten genoegen van
het Gemeentebestuur worden onderhouden, terwijl bij
eventueele vernieuwing van de beschoeiing deze moet
worden geplaatst in een door Burgemeester en Wet
houders aan te geven lijn;
c. de op de eigendomsoverdracht vallende kosten,
waaronder begrepen die van de levering van een af
schrift der koopacte ten behoeve van het gemeente
archief, komen ten laste van de koopster,
en verder op de bij verkoop en koop gebruikelijke
voorwaarden en bepalingen.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verkoop van een perceeltje grond aan het Koeplein aan
H. Groeneveld.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij de kadastrale uitzetting van enkele perceelen aan
het Koeplein is gebleken, dat in den voortuin van een
dier perceelen een terreintje gemeentegrond ter grootte
van ongeveer 5 M2. valt. Op de hierbij gevoegde tee
kening is bedoeld terreintje in roode arceering aange
duid. Namens den belanghebbende, H. Groeneveld.
verzoekt Mr. D. F. van Giffen, notaris, alhier het per
ceeltje grond in eigendom te ontvangen. Wij hebben
daartegen geen bedenkingen. Het terreintje heeft voor
de gemeente weinig waarde, in verband waarmede het
dan ook tegen den door adressant geboden prijs van
1.in totaal kan worden overgedragen.
Op grond van het vorenstaande geven wij U in over
weging te besluiten
tot verkoop aan Hendrik Groeneveld, agent van
politie, alhier, van een perceeltje grond ter grootte van
ongeveer 5 M2., deel uitmakende van het kadastrale
perceel gemeente Leeuwarden, Sectie F no. 3467, gelijk
op de hierbij behoorende teekening in roode arceering
is aangeduid, tegen den prijs van 1.onder bepaling
dat de op de eigendomsoverdracht vallende kosten voor
rekening van den kooper komen,
en overigens op de bij verkoop en koop van gemeen
telijke terreinen gebruikelijke voorwaarden en bepa
lingen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 25.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging van de Salarisverordening (bijlage no. 18).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Hofstra: Laat ik beginnen met te zeggen, dat
bij de behandeling van de salarisherziening van de
ambtenaren in dezen Raad het wijlen de heer Feddema
was, die de vraag stelde aan Burgemeester en Wet
houders, of zij niet van oordeel waren, dat ook aan den
ambtenaar voor de inspectie van het Woningtoezicht
een verhooging toekwam bij die salarisherziening. Toen
hebben Burgemeester en Wethouders ten antwoord
gegeven dat, als zij het wenschelijk achtten, dit salaris
te herzien, zij met voorstellen in dien zin bij den Raad
zouden komen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 193Ü. 223
Het is nu, dat Burgemeester en Wethouders, ook in
verband met deze vacature, een voorstel doen. Nu is
dat op zichzelf niet zoo kwaad; ook wij zouden in dien
zin en ook om de reden, door Burgemeester en Wet
houders in bijlage 18 vermeld, tot verhooging willen
overgaan, maar ik betwijfel zeer sterk of de heer
Feddema, als hij nog over deze zaak zou kunnen
spreken, met de gedachte in verband met de verhooging
in deze bijlage neergelegd, zou zijn meegegaan.
De toestand is zoo, dat het minimum was 2600.
en dat dit nu zal worden 4200.—, terwijl het maximum
wordt verhoogd van 3300.— tot 4800.—. Dat geeft
een verschil van 1500.en nu kan ik er niet over
oordeeien, in hoeverre Burgemeester en Wethouders de
werkzaamheden, aan dezen post verbonden, denken uit
te breiden, waarom ik daarover zal zwijgen, maar
gezien de geheele salarisherziening, waarbij het hoogste
bedrag, betrokken bij de verhooging van de ambtenaren
salarissen, 1000.— was, daar loopt dit bedrag er toch
wel iets uit. Ik meende daarop de aandacht te moeten
vestigen, hoewel ik zelf niet kan uitmaken, of deze
belooning te hoog of te laag moet worden geacht.
De Voorzitter: lk kan namens Burgemeester en Wet
houders mededeelen, dat wij deze zaak uit en ter na
hebben besproken en dat het college van Burgemeester
en Wethouders ten slotte meende aan den te benoemen
functionnaris dit salaris te moeten geven, natuurlijk
mits de Raad dat goed vond; ieder, die heeft gesolli
citeerd, wist ook, dat het salaris nog niet vastgesteld
was.
Toen de heer Thorn Prikker wegging, hebben wij
hier en daar eens geïnformeerd en rondgezien, ook
elders en het blijkt thans uit het aantal sollicitanten
en de soort van sollicitanten dat de informaties, welke
aan Burgemeester en Wethouders zijn verstrekt, niet
geheel onjuist waren. Wij zijn van oordeel, dat er aan
den te benoemen functionnaris een behoorlijk goed
salaris moet worden gegeven, hoewel misschien oor
spronkelijk niet is gedacht dat een zoodanig salaris
noodig was.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7. Benoeming van een Gemeentelijk Inspecteur voor
het Woningtoezicht, vacature lr. H. Thorn Prikker.
De aanbeveling van Burgemeester en Wethouders
luidt als volgt
1. Ir. J. A. C. Tillema, bouwkundig ingenieur te
Rotterdam;
2. G. J. Beerthuis, opzichter bij het bouwtoezicht
te Hilversum;
3. J. de Boer, technisch ambtenaar bij het bouw
en woningtoezicht te Leeuwarden.
Benoemd wordt ir. J. A. C. Tillema, voornoemd, met
20 stemmen op G. J. Beerthuis worden 5 stemmen
uitgebracht.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van de begrooting der inkomsten en uit
gaven voor 1931:
a. voor de Stads-Armenkamer
b. voor het Stads-Ziekenhuis
c. voor het Nieuwe Stads-Weeshuis.
Aan de orde is de begrooting voor de Stads-Armen-
kamer.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Vromen lk vraag even het woord om te
voorkomen, dat straks bij de algemeene beschouwingen
zal worden geopperd, dat de begrooting voor de Stads-
Armenkamer al is afgehandeld. Ik zal geen voorstellen
doen omtrent deze begrooting, alleen wensch ik bij de
algemeene beschouwingen straks wel de Armenkamer
en enkele onderdeden te bespreken. Ik zou dat bij dit
punt moeten doen, maar ik zou die bespreking willen
losmaken van deze begrooting, zooals ook in het Sectie-
verslag en de Memorie van Antwoord is gebeurd. Ik zou
dus toestemming willen vragen om alsnog, na goed
keuring van deze begrooting, bij de algemeene beschou
wingen over de Stads-Armenkamer te mogen spreken.
De Voorzitter: U hebt dus geen bezwaar om deze
begrooting nu te behandelen U wilt zeggen, dat er
geen wijziging in de cijfers zal komen
De heer Vromen: Neen.
De beraadslagingen worden gesloten.
De voorstellen van Burgemeester en Wethouders
worden met algemeene stemmen aangenomen.
9. De ontwerp-begrootingen van de baten en lasten
der gemeente-bedrijven en de ontwerp-begrooting der
gemeente, alle dienst 1931 bijlagen 1930 nos. 16 en
17 en 1931 nos. 1 en 2).
De Voorzitter: Ik stel thans aan de orde de begroo
tingen voor 1931 met alles wat daarbij behoort. Tevens
is daarbij aan de orde het voorstel van de heeren Botke
en M. Molenaar (mededeelingen sub Spreker doet
nogmaals voorlezing van dit voorstel). Ik zou willen
voorstellen dat dit voorstel eigenlijk onder de begroo
ting door werd behandeld en dat die behandeling in
de algemeene beschouwingen werd ingevlochten, want
de zaak komt eigenlijk hier op neer, dat het voorstel
is een reactie op het Koninklijk besluit, dat wij straks
hebben gehoord, lk zou dus willen voorstellen de be
handeling van dit voorstel in die van de begrooting op
te nemen, omdat het voorstel daar ook natuurlijk bij
behoort.
Verder zou ik willen voorstellen thans eerst te be
handelen het voorstel van den heer Dijkstra omtrent
het verstrekken van een Kerstgave.
Spreker doet nogmaals voorlezing van dit voorstel
(mededeelingen sub
Aan de orde is het voorstel-Dijkstra.
De heer Dijkstra: lk zou wel een kleine toelichting
willen geven op dit voorstel en de gedachte, die ons
bezig hield om dit voorstel in te dienen. Het is ons
bekend met ons bedoel ik de fractie van de sociaal
democraten en ik veronderstel, dat het ook aan de
andere Raadsleden bekend is, dat het bij de arbeiders,
genoemd onder deze vier categorieën, niet alleen nu
maar het geheele jaar ten opzichte van wat men zou
kunnen noemen de werkmogelijkheid misère is geweest.
Dat is eigenlijk het zwaartepunt, want als men nagaat,
hoe het staat met de bona fide arbeiders of eigenlijk
met alle arbeiders ten opzichte van de werkloosheid,
dan staat het er ten opzichte daarvan treurig voor. Het
is een niet te ontkennen feit, dat de werkloosheid niet
alleen in een bepaalde maand of gedurende enkele
weken, maar reeds het geheele jaar de vakarbeiders
teistert; bij schilders, timmerlieden en bouwvakarbeiders
in het algemeen en bij anderen heeft men kunnen zien,
dat het dit jaar zoo was: dan weer eens enkele weken
werk, dan weer werkloos en dan weer een beetje aan
den slag. Dat beteekent dus, dat er in dergelijke huis
houdingen een groot tekort is ontstaan. En nu stel ik
mij heelemaal niet voor, dat met die simpele 5.