316 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 December 1930. De Voorzitter: We krijgen toch eerst een kop koffie er tusschen; anders houden de leden het niet uit. Aan de orde is de ontvverp-begrooting van Ge meentewerken. De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer OosterhoffIk heb in de sectie nog eens weer ter sprake gebracht de kwestie van de verdeeling der algemeene onkosten over de verschillende posten. Nu is het antwoord, dat Burgemeester en Wethouders geven in de Memorie van Antwoord, niet zoo bemoe digend als het antwoord, dat mij in de sectie is ge geven. Hier wordt eenvoudig door Burgemeester en Wethouders gezegd: wij hebben nog geen tijd kunnen vinden om ons met die kwestie in te laten, terwijl ik in de sectie den indruk heb gekregen dat Burgemeester en Wethouders ook van meening zijn dat de toestand, zooals die nu is, toch eigenlijk onhoudbaar is. Dat er b.v. 25 bij de kosten van waterleiding en telefoon worden gerekend, is toch eigenlijk onzinnig. Ik zou nu aan Burgemeester en Wethouders dit willen vragen, of zij bij het bekijken van deze kwestie niet eens zouden willen overwegen, waarom het noodig is de begrooting van Openbare Werken te laten kloppen. Waarom laat men niet, hoewel dat den feitelijken toe stand veel zuiverder zou weergeven, de begrooting van Openbare Werken sluiten met een groot tekort Deze dienst hééft nu eenmaal een groot tekort, maar dat vindt men hier niet terug. Wanneer net als bij andere bedrijven het verlies op de gemeentebegrooting komt, krijgt men een veel zuiverder inzicht, trewiji men nu den indruk krijgt, dat het bedrijf uit kan, doordat men de posten op kunstmatige wijze 25 opdrijft. Ik zou het dan ook in de aandacht van het college willen aan bevelen om dit denkbeeld, dat ik hier geef. eens onder de oogen te willen zien. De heer Van der Veen: Het denkbeeld van den heer Oosterhoff is een denkbeeld, maar ten slotte maakt het in wezen, dunki mij, geen verschil bij den toestand of het systeem van thans. Men krijgt dan wel een anderen indruk, maar in wezen maakt de zaak geen verschil en mij dunkt dus dat het denkbeeld van den heer Ooster hoff in werkelijkheid van weinig beteekenis is. Ik zie niet in, waarom wij van de hier reeds jaren gevolgde gedragslijn moeten afwijken; ik voor mij voel daar dan ook niets voor. De heer IJ. de Vries: lk zou aan den heer Oosterhoff de vraag willen stellen hoe hij zich denkt dat de zaak dan moet worden opgelost. Men komt nu tot een be paald bedrag dat er tekort is en daarvan wordt in de verhouding, waardoor het is veroorzaakt, op die post zooveel en op die post zooveel bijgelegd. En zooals ik het mij voorstel, moet bij doorvoering van het denkbeeld van den heer Oosterhoff toch ook die berekening worden gemaakt, opdat men het eindcijfer van het tekort zal kunnen krijgen. De berekening blijft dus hetzelfde. Ik kan het groote voordeel dan ook niet inzien, tenzij de heer Oosterhoff het systeem kan aangeven voor wat hij zich voorstelt, b.v. door te zeggen: zooveel uitgaven hebben wij en wij hebben maar zooveel inkomsten; nu gaan wij niet uitrekenen wat er op iedere post bij moet, maar wij geven alleen de beide hoofdcijfers op en dan gaan wc uitrekenen wat het tekort is. iVlaar dan wordt het voor de Raadsleden en voor anderen zeer moeilijk om te beoordeelen, of de berekening wel billijk is, terwijl wij nu iedere post nog kunnen nagaan. De heer Oosterhoff: Er is mij een bepaalde vraag gedaan, welk voordeel mijn systeem zou hebben. Ik vind dat het voor een zuiver overzicht bij de behandeling der begrooting van Openbare Werken en ook boekhoud kundig beter is, wanneer men direct kan zien wat een afzonderlijke dienst aan de gemeente kost. Men kan nu niet zeggen wat deze dienst aan de gemeente kost, men kan dat wel nacijferen, maar men heeft hier geen post, die dat aanwijst. En dat krijgt men alleen door niet kunstmatig 25 op de verschillende posten te leggen, maar door eenvoudig de uitgaven tegenover de inkomsten te stellen en dan te zien wat het resultaat is. Dat is het groote voordeel. De heer M. Molenaar: Ik heb over die kwestie vroeger ook wel gesproken en wel in hoofdzaak, omdat op alle posten een gelijk percentage wordt gelegd, waardoor men de dwaasheid krijgt dat Gemeentewerken iouter voor het uitbetalen der loonen 25 toeslag krijgt. Ik heb gedacht, dat men een percentage zou kunnen be rekenen voor de verschillende posten, in overeenstem ming met de beteekenis van liet werk. Maar ik wil graag aannemen dat ook dat eigenlijk ondoenlijk is en daarom voel ik wel iets voor het idee van den heer Oosterhoff. Maar is het niet zoo dat Gedeputeerde Staten voor schriften hebben gegeven omtrent de gemeentelijke boekhouding en dat het moet gebeuren zooals tot nu toe steeds geschied is De heer O. F. de Vries (wethouder)Ik wil wel zeggen dat deze zaak altijd de aandacht heeft gehad van Burgemeester en Wethouders, maar om het hier nu voor te stellen, alsof de toestand onhoudbaar is en aisof men geen juist overzicht heeft over de begrooting van Gemeentewerken, dat vind ik absoluut onjuist. Ik wil het nog wel eens in het kort zeggen. De alge meene onkosten worden omgeslagen over de werken, die zullen worden uitgevoerd en nu is dat natuurlijk, als de begrooting wordt opgezet altijd een raming; een ramingspercentage van 25 bij enkele uitzondering een hooger percentage is dan ook wel verklaarbaar. Wat is er nu tegen, als men aan den kant van de uitgaven precies kan zien het bedrag, dat een werk kost en aan den anderen kant hetzelfde bedrag met 25 er bij Dan is het toch heusch geen onoplosbare puzzle om ten slotte uit de totaaluitgaven te distelleeren het bedrag van de onkosten. Nu stem ik toe dat het geen eisch is van de rekenings voorschriften van Gedeputeerde Staten om het zoo te doen, maar ik herinner mij nog zeer goed dat, toen Gemeentewerken werd opgezet als een commercieel bedrijf, aan alle gemeenten van eenigen omvang, die ook Gemeentewerken hadden als een afzonderlijk be drijf, is gevraagd, hoe daar de gewoonte was en dat toen is gebleken dat zij bijna allen precies hetzelfde systeem toepasten. Nu kan men het ook anders doen, maar per saldo blijft het toch precies hetzelfde. Bij de Reiniging heeft men een ander systeem, daar worden de loonen en on kosten, die constant zijn, apart genoemd, maar als daar de rekening wordt afgesloten, worden wel degelijk de bedrijfsonkosten over de posten omgeslagen. Wij heb ben daar dus bij de rekening denzelfden toestand als op het oogenblik bij de begrooting van Gemeente werken. Nu kan men zeggen dat de kosten van telefoon en de arbeidsloonen ook te hoog belast worden met de alge meene kosten, maar ik geloof toch, dat dit met de arbeidsloonen niet het geval is, omdat daarbij factoren gelden als vacanties en verzekeringen, waardoor men daar in de practijk niet ver van de 25 algemeene kosten zal afblijven. Er zijn echter kosten, waarop min der dan 25 zou moeten worden gelegd. Het zou echter bij den opzet van de begrooting een kolossaal administratief werk voor Gemeentewerken worden, wanneer precies moest worden bepaald welk bedrag aan algemeene kosten precies op dit en op dat werk moest worden gelegd. Ik geef toe, dat is ten slotte alles zins doenlijk, maar het zou enorm veel tijd en moeite Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. 317 Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 December 1930. kosten, terwijl per saldo de zaak toch voor de gemeente op precies hetzelfde neer zou komen. Wij willen deze zaak nog graag eens onder de oogen zien, maar dat het mogelijk is een beter en juister systeem te vinden, zie ik niet in. Ook in de secties heb ik gevraagd: weel men een beter systeem, laat men dat dan zeggen, maar ik heb dat tot nog toe niet gehoord. En dat de toestand thans onhoudbaar is moet ik ont kennen. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling De Voorzitter stelt voor om bij deze zoowel als bij de volgende begrootingen de artikelen, waartegen geen bezwaar bestaat, bij eenvoudigen hamerslag goed te keuren. Dienovereenkomstig wordt besloten. de mogelijkheid verwacht, dat wij hier zoo zoetjes aan, hetzij door reserveering van zekere sommen geJds of op welke wijze dan ook, zouden kunnen komen tot den bouw van een nieuw gemeentelijk ziekenhuis. lk hoop. dat Burgemeester en Wethouders aan dit vraagstuk werkelijk aandacht zullen blijven schenken. In de Memorie van Antwoord hebben Burgemeester en Wethouders zich zeer voorzichtig uitgedrukt, maar wij zijn nu weer 5 jaar verder dan in 1925 en de kosten van een gemeentelijk ziekenhuis zijn nu zoo groot niet meer dan toen; in elk geval zullen de bouwkosten wel be langrijk lager zijn. Waar ik nu meen, dat wij in de naaste toekomst aan den bouw van een nieuw gemeentelijk ziekenhuis niet zullen kunnen ontkomen, hoop ik van harte, dat deze gedachte bij het college van Burge meester en Wethouders blijvend de aandacht mag heb ben en dat het op de eene of andere wijze daarvan aan den Raad zal doen blijken. De beraadslagingen worden gesloten. Aan de orde zijn de Uitgaven. Volgno. 106 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 98105 worden onveranderd vastgesteld. Volgnos. 107125 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 106. Uitgaven in verband met het onderhoud van het Stadsziekenhuisft 435.60 De beraadslagingen worden geopend. De heer B. Molenaar: lk heb in de sectie de vraag gesteld of het in de toekomst niet noodzakelijk zal zijn Dat de stad onzer inwoning in het bezit komt van een nieuw gemeentelijk ziekenhuis. Natuurlijk heb ik die vraag niet gesteld in de verwachting, dat Burgemeester en Wethouders zouden antwoorden, dat zij nog dit jaar zouden komen met een voorste! om een nieuw zieken huis te bouwen, omdat ik zeer goed begrijp, dat dit ant woord niet was te verwachten op grond van de hooge kosten, die aan een dergelijke inrichting zijn verbonden. Mijn vraag was enkel bedoeld om de mogelijkheid te scheppen, dat er in de naaste toekomst aan gedacht zal moeten worden, dat de stad aan het bestaande zieken huis is ontgroeid, omdat dit te klein is geworden en dat bij den aandrang, die er meer en meer komt onder de bevolking om in een ziekenhuis verpleegd te worden, ook de behoefte aan een nieuw gemeentelijk zieken huis ais een noodzakelijkheid wordt gevoeld. Ik heb niet gezegd, wat daarbij in het Sectieverslag ook is naar voren gebracht, dat ik ook de kosten, aan deze inrichting besteed, te hoog achtte, noch wat het gewone onderhoud betreft, noch wat betreft de bedra gen, die aan de verschillende gebouwen zijn besteed, integendeel, ik meen dat het Stadsziekenhuis, zooals het thans is, aan alle gestelde verwachtingen beantwoordt en dat wij er op kunnen bogen, hoe klein het dan ook is, dat het een goed ingericht ziekenhuis is. Maar er is hier gister door dokter Vromen gezegd dat een nieuw ziekenhuis niet noodig is. Men kan dat, als de heer Vromen dat zegt, aanvaarden, maar ik wil ei toch even aan herinneren, dat in de vergadering van 18 Augustus 1925, waar het laatste groote crediet voor het ziekenhuis aan de orde kwam, in een vrij uitvoerig debat, waaraan door den Voorzitter en de heeren Weima, Oosterhoff, Fransen en O. F. de Vries is deel genomen, toch naar voren is gekomen, dat het wel de meening van de medici was om die verbouwing te aan vaarden, maar dat men toch gaarne of veel liever den bouw van een nieuw ziekenhuis zag. Ik wil daar enkel maar mee zeggen, dat ik daaruit de conclusie meen te mogen trekken, dat althans een deel van de medici van meening is, dat wij hier op den duur een nieuw gemeen telijk ziekenhuis zullen moeten hebben. Als ik hier nu een enkel woord over spreek, dan is dat alleen met deze bedoeling, dat ik hoop en misschien Volgno. 126. Uitgaven ten behoeve van de bouw- politie9300. De Voorzitter merkt op, dat in verband met het be sluit tot wijziging van de Salarisverordening (bijl. 18) onder dezen post de jaarwedde van den inspecteur moet worden verhoogd van 3300.— tot 4200.In ver band daarmede wordt het totaalbedrag van den post 10.200.terwijl als gevolg daarvan volgno. 29 der ontvangstposten ook met deze wijziging in overeen stemming dient te worden gebracht. Volgno. 126 wordt verhoogd tot 10.200.en dien overeenkomstig vastgesteld. Volgnos. 127 en 128 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 129. Verbetering van bestrating en het ver vangen van een gedeelte der veldkeibestrating door be strating met andere steensoorten 15.205. De beraadslagingen worden geopend. De heer Dijkstra: Mij is uit het antwoord van Burge meester en Wethouders gebleken, dat zij ten opzichte van de Bleekerstraat, de Houtstraat en het gedeelte bij het Rengerspark werkelijk de zaak onder de oogen wil len zien. lk vraag nu daarom alleen het woord, omdat ik werkelijk hoop. dat die zaak zoo gauw mogelijk wordt aangepakt, want de mensehen zitten daar een voudig in een gribus. Daar is hier het vorig jaar ook al over gesproken en het jaar daarvoor ook al, ik spreek nu de wensch uit, dat wij er niet weer over zullen be hoeven te spreken. De heer O. F. de Vries (wethouder) lk kan wel zeggen, dat het college van Burgemeester en Wethou ders reeds opdracht heeft gegeven, waar de beide laatste straten kort geleden zijn overgenomen, om zoo gauw mogelijk met de verbetering aan den westkant van de Bleekerstraat te beginnen. De heer Muller: lk zou bij dezen post ook graag een opmerking willen maken. Ik heb op den staat van Ge meentewerken gezien, dat men bij Openbare Werken van plan is, over te gaan tot verstrating van de Ooster- Grachtswal, dus het gedeelte van de Wijbrand de Geeststraat naar het Zuidvliet. Ik zou nu in dit verband willen vragen, of het niet mogelijk is, de keien daar te vervangen door koperslakkeien. Ik meen, dat dit een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1930 | | pagina 50