334 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 December 1930. zakelijk levensonderhoud ontbreekt en dan nog op zoo danige wijze, dat hetgeen men geeft het beste tot zijn recht komt om de menschen er weer boven op te helpen. Nu de vraag of dit besluit van den Raad in strijd zou zijn met de Armenwet in dien zin, dat de door den Raad gewenschte uitkeering door haar karakter van extra- uitkeering verder zou gaan dan de in de artikelen 28 en 29 der Armenwet gestelde grens. Laten wij nu maar eens een oogenblik aannemen, dat de Raad daarmede een verzoek aan het Armbestuur heeft gedaan, waaraan dit eigenlijk niet voldoen mocht, dan kom ik weer tot hetzelfde voorbeeld, dat ik straks heb gegeven dan mocht de Raad toch dat verzoek wel doen. De Raad is toch het Armbestuur niet. Ik kan hier dus weer hetzelfde voorbeeld toepassen, dat ik straks zelf in elkaar heb gezet; wanneer men iemand iets vraagt te doen, wat hij niet doen mag, dan zal hij dat wel zeggen en in casu zou het Armbestuur hier dan ook hebben kunnen zeg gen: U kunt wel zoo veel vragen, maar wij komen daar mee in strijd met de Armenwet; daaraan hebt U zeker niet gedacht, toen U het vroeg, maar wij doen het niet. Ik meen echter uit het feit, dat het Armbestuur dat toch wel geacht mag worden de Armenwet te kennen; als iemand die wet kent, dan zullen dat toch zeker Armvoogden zijn heeft gezegd „ik doe het wel" te mogen concludeeren, dat dit college wèl meent, dat deze steun op grond van die artikelen der Armenwet mag worden verleend. Hoe men de zaak dus ook beziet, het doet er niet toe; of een gedaan verzoek, wanneer dat wordt uitgevoerd in strijd zal komen met een bepaalde wet of dat een verzoek, dat is gedaan, bij de uitvoering niet met eenige wettelijke bepaling in strijd zal komen, om 't even, het verzoek op zichzelf mag toch ten slotte gedaan worden. A'icn zou eventueel hoogstens kunnen zeggen: kent de Raad de wet zoo slecht, dat hij dit verzoek aan het Armbestuur doet maar het verzoek zelf mag gedaan worden. Als gevolg van schorsing of vernietiging van het Raadsbesluit zie ik dan ook alleen, dat er verder niets bijzonders gebeurt. Ten slotte is de beslissing over de uitkeering, of men deze al of niet zal doen, aan de Armenkamer en ten slotte is ook de Armenkamer daarvoor verantwoordelijk. Als achteraf mocht blijken dat zij heeft gehandeld in strijd met de artikelen 28 en 29 der Armenwet, dan is dat een kwestie, die m. i. straks zal spelen tusschen het Gemeentebestuur en de Armenkamer. Dan zouden Bur gemeester en Wethouders tegen Voogden van de Stads- Armenkamer moeten zeggen: kijk eens, gij hebt dingen gedaan, die niet goed zijn; wij kunnen die uitgaaf niet opnemen in Uwe rekening, omdat zij in strijd is met de wet en wij keuren dus Uw rekening niet goed, want onze rekening moet ook door Gedeputeerde Staten wor den goedgekeurd en Uw rekening is een onderdeel van de gemeenterekening. Er zou dus straks misschien aan merking kunnen worden gemaakt op deze uitgaaf op grond van strijd met de artikelen 28 en 29 der Armen wet. maar dat is een kwestie, die in deze vergadering heel moeilijk is te beoordeelen. Ten slotte zijn Arm voogden daarvoor ook alleen verantwoordelijk en niet de Raad. Ik zie dus in eventueele vernietiging of schor sing van het Raadsbesluit slechts dit. dat er dan nóg niets gebeurt. Dat is mijn persoonlijke opinie over deze zaak, die ik ook aan den Commissaris van de Koningin reeds heb medegedeeld. De heer Feitsma is intusschen ter vergadering ge komen. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik geloof, dat de Raad Uw betoog wel heeft begrepen, maar ik zou nog even willen vragen of er in de motie stond „ver zoekt" of „draagt op". Ik heb begrepen, dat er stond „verzoekt". De Voorzitter: Er staat niet „draagt op" en zelfs niet „verzoekt", maar er staat „de Raad noodigt uit een extra uitkeering te verstrekken". Er staat dus, dat de Raad het college van Armvoogden uitnoodigt om aan hem, die het noodig heeft, gedurende de Kerstdagen en dat doet er niet toe, er had ook kunnen staan „ge durende de Paaschdagen" een extra-uitkeering te verstrekken. Wanneer dus het college van Armvoogden meent, dat niemand het noodig heeft, dan zullen zij die uitkeering niet mogen doen, maar wanneer door Arm voogden bij hun besluit is gezegd: wij moeten aanne men, dat die en die groepen daar onder moeten worden gebracht, dan meent dus dat college, dat die menschen het noodig hebben en dan kunnen Armvoogden op grond van artikel 28 der Armenwet die uitkeering doen. De heer Oosterhoff: Ik zal mij natuurlijk niet begeven in een beschouwing over de vraag, of deze uitkeering eventueel in strijd zal zijn met de Armenwet, maar ik wil toch opkomen tegen de bewering, dat door den Raad geen invloed op het college van Armvoogden zou zijn uitgeoefend. Ik wil alleen maar deze vraag stellen, of de uitkeering zou zijn verstrekt, als de Raad dat niet had verzocht De heer Dijkstra: Dat weten wij niet De heer Oosterhoff: Dat weten wij wèl Dan was het niet gebeurd. Het besluit van Armvoogden om een extra-uitkeering te doen is tot stand gekomen door de vraag van den Raad en als dat geen invloed uitoefenen is, dan weet ik het niet. De beraadslagingen worden gesloten. liet schrijven van den Commissaris der Koningin wordt voor kennisgeving aangenomen. Wordt voortgegaan met de artikelsgewijze behande ling der Gemeentebegrooting. Volgnos. 519536 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 537. Snbsidiën aan schouwburgen of mu ziekkorpsen 17.100.— Volgno. 538. Kosten van de Stedelijke muziek school 13.075.— De beraadslagingen worden geopend. De heer Terpstra: Ik weet niet of het geoorloofd is. maar ik zou graag direct mijn opinie willen mededeelen over de volgnos. 537 en 538. De Voorzitter: Als U geen direct voorstel doet, is daartegen geen bezwaar. De heer Terpstra: Ik zal zoo kort mogelijk zijn. Het is niet mijn bedoeling om een debat te bewerkstelligen om dit germanisme nu maar eens te gebruiken over deze beide punten. Maar opdat ik later vrij zal staan, wanneer mij de eer te beurt valt of niet de eer dat ik hier na de verkiezingen terugkeer, wensch ik in elk geval dit voorbehoud te maken, dat ik nu, omdat ik het jongste lid van den Raad ben, met deze beide posten meega, maar dat daaruit absoluut niet moet worden geconcludeerd, dat ik mij daarmee ook voor volgende jaren bind. De heer IJ. de Vries: Ik zou een andere opmerking v illen maken naar aanleiding van den post voor de Muziekschool. Dit is nu het eerste jaar, dat wij eigenlijk een overzicht krijgen van de kosten en van de inkomsten van de Muziekschool en nu is het eigenaardige, dat Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 193U. 335 Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 December 1930. reeds het eerste jaar, waarin wij een volledige exploi tatie van de Muziekschool krijgen, die exploitatie op tie begrooting een tekort geeft van ruim 4000.De heer Ritmeester zegt nu van niet, maar de inkomsten van de Muziekschool zijn volgens volgno. 133 9000. aan schoolgelden en de uitgaven zullen bedragen ruim f 13.000.— Vroeger was de toestand zoo, dat er in de laatste jaren geregeld een belangrijk overschot was, variee- rende tusschen de 500.en 1000.Nu is dit het eerste jaar dat ik aanmerking heb gemaakt op deze zaak en dat ik heb gezegd dat het niet op den weg van de gemeente ligt om een belangrijk jaarlijksch tekort, dat er zal komen, te dekken en in verband daar mee wensch ik nu deze opmerking te maken, dat hei geen wij hebben verondersteld, nu reeds bij de eerste begrooting is bewaarheid. En ik stel mij voor, dat dit tekort bij de volgende begrootingen nog steeds zal stijgen. De heer J. de Boer (wethouder): Voor de Muziek school komt dit jaar onder de uitgaven een post voor van 13.075.terwijl die het vorig jaar was ƒ3000. Nu heeft de heer Ij. de Vries ook het oog gehad op volgno. 133, waaronder een post van 9000.voor komt voor schoolgelden voor de Muziekschool. Kijkt men alleen naar den uitgaafpost, dan zou er een verschil zijn tusschen het vorig jaar en dit jaar van 10.075. maar daar staat tegenover een inkomstenpost van ƒ9000.Ik geloof dus dat de heer De Vries het niet goed heeft ,a!s hij beweert, dat er een verschil is van 4000.want het salaris van den directeur, dat toch eigenlijk voor hem bestemd is als directeur van de Friesche Orkest Vereeniging, ten bedrage van 3000. is onder dezen post van 13.075.begrepen. Het komt dus vrijwel overeen uit en wat de heer De Vries heeft opgemerkt, is niet juist. Hij heeft voorbijgezien, dat het salaris van den directeur op deze wijze wordt gevonden. Ik meen dus dat de zaak iets anders is, dan de heer De Vries zich daarvan heeft voorgesteld. De heer IJ. de Vries: Het verheugt mij in zooverre wat dit betreft te hooren, dat het tekort niet zoozeer wordt veroorzaakt door de Muziekschool, maar het komt mij dan toch voor, dat het voor de administratie noodzakelijk is, dat dit ook bij de samenstelling van den post voor jaarwedden van leeraren en leeraressen tot uitdrukking moet komen. Die 3000.behoort niet tot de salarissen van leeraren en leeraressen aan de Muziekschool als zoodanig, maar het is een post van 3000.als subsidie aan de Friesche Orkest Veree niging. De heer J. de Boer (wethouder): Er kan wel worden overwogen om die post het volgend jaar onder een andere rubriek te brengen De beraadslagingen worden gesloten. Volgnos. 537 en 538 worden onveranderd vastgesteld. Volgnos. 539546 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 547. Lidmaatschap van de Nederlandsche feugd Herberg Centrale25. De beraadslagingen worden geopend. De heer IJ. de Vries: In het Sectieverslag is ook al gezegd, dat deze post niet duidelijk is, n.l. wat betreft de toelichting, dat wordt voorgesteld 25.uit te trekken ten behoeve van leerlingen van gemeentescholen. Nu is voor mij de vraag wat onder gemeentescholen wordt verstaan; betreft dat alleen en uitsluitend de openbare scholen of alle scholen, die in de gemeente staan, dus ook de bijzondere scholen, zoodat dus ook de leerlingen van bijzondere scholen, wanneer zij toe vallig in zoo'n plaats komen, gebruik kunnen maken van de Jeugdherberg tegen betaling van een lager tarief? Als dat niet het geval is, gaan wij hier den weg op van het verleenen van subsidie aan Jeugdherbergen van een bepaalde richting. Nu is het ons bekend dat er ook pogingen worden aangewend tot het stichten van Jeugd herbergen van Katholieke richting en ook van Vrijzinnige zijde en misschien ook van Christelijke zijde. Wanneer nu de gemeente lid wordt van deze Jeugd Herberg Centrale, opdat de kinderen van die scholen daarvan gebruik zullen kunnen maken tegen een gereduceerd tarief, dan doen wij daarmee één stap in een bepaalde richting, die dan echter m .i. gevolgd zal moeten worden, zuilen wij de billijkheid betrachten, door meerdere subsidies aan meerdere vereenigingen. Nu wordt er gewezen op dat boompje, dat daar staat, maar wij zullen niet van de pruimeboom plukken, als wij van anderen de verzekering hebben, dat die ook niet zullen plukken. De heer Ritmeester (wethouder): Dit is voor ons, daar blijft U af De heer J. de Boer (wethouder): Van het instituut Jeugdherberg wordt in de eerste plaats gebruik gemaakl door leerlingen van de Middelbare scholen. Het vorig jaar is de gemeente er op attent gemaakt, dat het ge- wenscht was deze uitgave te doen ten behoeve van leerlingen van de Middelbare scholen, waarvoor een Jeugdherberg reeds in gebruik was. Die was voor leer lingen van H B. S., Meisjesschool, Gymnasium en U.L.O. scholen. Of nu alleen leerlingen van openbare scholen daarvan gebruik kunnen maken, staat voor mij nog niet heele- maal vast; ik weet nog niet precies hoe de vereeniging daar over denkt, maar ik sta er wel zoo onder, dat, als blijkt dat speciaal ook andere leerlingen dan die van de openbare scholen er ook gebruik van wenschen te maken, men dan moet trachten te bewerkstelligen, dat ook leerlingen van bijzondere scholen er van kunnen profiteeren. Het ligt voor de hand, dat bij het lidmaatschap van de Jeugd Herberg Centrale, wanneer ook leerlingen van de bijzondere Middelbare scholen er gebruik van wen schen te maken, het gemeentebestuur wel wil meewerken om ook die kinderen er van te doen profiteeren. De heer IJ. de Vries: Dan kunnen wij hier wel voor stemmen; dan vraag ik geen stemming. De heer Oosterhoff: lk zou toch nog wel een enkele opmerking willen maken naar aanleiding van de toe lichting, die de wethouder van Onderwijs heeft gegeven, lk geloof niet, dat deze juist is; de gemeente wordt lid van de Jeugd Herberg Centrale, opdat de leerlingen van gemccn/cscholen daarvan kunnen profiteeren en die gemeentescholen zijn toch niet anders dan de openbare scholen. Ik geloof, als er later een centrale wordt ge sticht van Katholieke of Christelijke zijde of van welke richting ook, dat de gemeente daar dan ook lid van zal kunnen worden en dat men dan daarbij ook dezelfde voordeelen zal hebben, maar hier zit uitsluitend aan het limaatschap van de gemeente vast, dat de gemeente daaraan het recht ontleent dat alleen kinderen van gemeentescholen bepaalde voorrechten krijgen. De heer IJ. de Vries: De gemeente moet toch voor het openbaar en bijzonder onderwijs de gelijkstelling, die bij de wet bestaat, ook hier willen doorvoeren, zoodat zoowel leerlingen van het openbaar als van het bijzon der onderwijs hiervan gebruik kunnen maken. De heer J. de Boer (wethouder*: Ik heb met een be stuurslid van de Centrale over deze aangelegenheid ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1930 | | pagina 59