338 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 December 1930. gadering zou plaats hebben. Dat bericht behoort toch aan ons te worden gericht en bij den Raad ter tafel te worden gebracht. Er staat verder in artikel 26 ,,3. De kennisgeving bevat de onderwerpen, welke aan de orde zullen worden gesteld." De Raad als aandeelhouder zal daarvan dus kennis moeten nemen en zal in staat moeten worden gesteld om die onderwerpen te bespreken. Nu zou men kunnen zeggen, dat die kennisgeving voor den gemachtigde is, maar daar is in de Statuten voorloopig nog geen sprake van, dat komt pas later. Ik wijs er uitdrukkelijk op, dat in artikel 29 staat ,,Elke aandeelhouder is bevoegd de vergaderingen van aandeelhouders bij te wonen en daarin stem uit te brengen." En dan staat er verder in dit artikel onder 2 „Om zich te doen vertegenwoordigen, wijst een aandeelhouder den burgemeester, den secretaris of een lid van den Raad zijner gemeente als gemach tigde aan, wiens naam ten minste den dag vóór dien der vergadering aan den directeur moet worden me degedeeld." Dat wil dus naar mijn meening feitelijk zeggen, dat de gemachtigde alleen wordt aangewezen, om practisch een vergadering van aandeelhouders mogelijk te maken; omdat het nu eenmaal onmogelijk is om met den ge- heelen Raad naar die vergadering te gaan, wordt er een gemachtigde aangewezen. Maar buiten die verga dering is er geen gemachtigde, dan is de Raad zelf aan deelhouder en dan behoort de Raad zich ook zelf zijn rechten voor te behouden. Mijnheer de Voorzitter, U spreekt nog al eens over de kwestie van het uit elkaar houden van bevoegd heden. U waakt zelf angstvallig en terecht voor Uw eigen bevoegdheden en ook het college van Bur gemeester en Wethouders waakt angstvallig, dat in zijn bevoegdheden niet door den Raad wordt getreden. Hier is nu aan de orde een bevoegdheid van den Raad, die naar mijn meening ten onrechte wordt overgedragen aan een gemachtigde. Wij hebben zelfs een permanenten gemachtigde aangesteld, waarvan het de vraag is of dit wel in overeenstemming is met de Statuten, want er staat letterlijk „Om zich te doen vertegenwoordigen, wijst een aandeelhouder den burgemeester, den secretaris of een lid van den Raad zijner gemeente als gemachtigde aan, wiens naam ten minste den dag vóór dien dei- vergadering aan den directeur moet worden mede gedeeld." De Raad heeft dus volkomen liet recht om voor iedere volgende vergadering van aandeelhouders een gemach tigde aan te wijzen. Of het wenschelijk is, dat dit steeds dezelfde is of niet, daarover spreek ik nu niet, het gaat hier uitsluitend om de bevoegdheden van den Raad en van den gemachtigde. Ik wek dus den Raad op om zijn bevoegdheden niet uit handen te geven en ik zou graag het oordeel van den Raad en van het college omtrent deze zaak willen vernemen. Mocht de Raad van meening zijn, dat hij geen prijs behoeft te stellen op die bevoegdheid, dan zou mij dat spijten, maar dan moet ik mij daar bij neer leggen. Maar ik sta er op, dat de Raad er gebruik van maakt en dat hij de teugels bij deze zaak in handen houdt. De Voorzitter: Ik kan daarop dit antwoorden. Zooals de heer Molenaar de zaak heeft voorgesteld en zooals hij de Statuten heeft geciteerd, is het volkomen juist; daar is niets tegen te zeggen, formeel heeft de lieer Afolenaar gelijk. Alleen wil ik dit opmerken, waar de heer Molenaar heeft gezegd, dat hij nooit een oproep voor een vergadering heeft gevonden, dat door de Wa terleiding nooit anders de oproepen zijn toegestuurd, niet aan den gemachtigde,, maar aan het Gemeente bestuur. De Waterleiding staat hier dus buiten; zij heeft voor elke vergadering constant de oproepen toegezon den aan de gemeentebesturen ter distributie aan hen, die het gemeentebestuur meende dat de oproep moest hebben. Van den kant van de Waterleiding is dus geen enkele fout gemaakt; zij heett niet de vertegenwoordi gers van aandeelhouders opgeroepen, maar zij heeft er altijd angstvallig voor gewaakt de agenda te zenden aan het Gemeentebestuur en het Gemeentebestuur heeft die agenda steeds doen toekomen aan den gemachtigde van den Raad. Nu heeft de Raad indertijd den heer Oosterhoff aan gewezen het gaat hier niet om den persoon van den gemachtigde 0111 voor hem als gemachtigde op te treden in de vergadering van aandeelhouders, maar toen de Raad den heer Oosterhoff als zijn vertegenwoordiger aanwees, heeft hij daarbij geen enkele restrictie ge maakt. De Raad heeft toen ook niet gezegd: kijk eens, wij wijzen IJ als onzen vertegenwoordiger aan, maar U krijgt voor elke vergadering wel een imperatief man daat. waarop U ja of neen moet knikken of heelemaal niet moet knikken; neen, de Raad heeft zijn gemach tigde vrij gelaten bij het behartigen van de belangen der gemeente eii van de Waterleiding. Nu is in. i. de aanwijzing van een permanenten ge machtigde niet in strijd met artikel 29 der Statuten. Daar staat niet dat voor een bepaalde vergadering een gemachtigde moet worden aangewezen, maar „Om zich te doen vertegenwoordigen, wijst een aandeelhouder den burgemeester, den secretaris of een lid van den Raad zijner gemeente als gemachtigde aan, wiens naam ten minste den dag vóór dien der vergadering aan den directeur moet worden mede gedeeld." Dat kan ook zoo worden opgevat en ik geloof, dat dit niet in strijd is met de Statuten dat die naam éénmaal den dag voor de vergadering wordt meege deeld; natuurlijk zal dan echter, als er weer een andere gemachtigde wordt aangewezen, diens naam weer een dag voor de vergadering moeten worden meegedeeld. Meent men hier nu voor elke vergadering van aan deelhouders een gemachtigde te moeten aanwijzen en dat men zich telkens niet verder moet uitspreken dan alleen voor die vergadering, dan is daar statuair niets geen bezwaar tegen; alleen is het de vraag of dit wel practisch is. Als men verder meent dat het 't beste is. dat de agenda voor de vergadering van aandeelhouders eerst bij den Raad in behandeling wordt gebracht, dan geloof ik ook. dat de Raad volkomen het recht daartoe heeft. Gesteld echter, dat er b.v. op die agenda voor komt een voorstel om de waterleiding naar Workuin uit te breiden en dat er niemand is om die zaak toe te lichten, hoe zal de Raad daar dan op een gegeven moment over moeten oordeelen en wat zal er dan tegen den gemachtigde moeten worden gezegd Dan zal de Raad toch niet zeggen, dat hij maar ja of neen moet knikken, maar ik vermoed dat men dan wel tegen hein zal zeggen: U moet maar eens zien, U handelt maar naar omstandigheden. Ik kan mij echter voorstellen, dat ei tijdens de vergadering van aandeelhouders wel eens een amendement kan inkomen en wat moet de gemach tigde dan doen Moet hij dan zeggen wacht even, ik moet eerst even naar den Raad om te vragen hoe ik moet Men ziet wel, daar komt in de practijk niets van terecht. Het heeft bij het opmaken van de Statuten dan ook niet voorgezeten dat de agenda's bij den Raad zouden komen, zulks op grond van practische bezwaren, maar het is de bedoeling geweest om een vertrouwens man te zenden, waarvan de Raad zelf weet, dat hij het vertrouwen van de gemeente verdient, om de Water leiding in de gaten te houden. Statuair heeft de heer Molenaar echter volkomen het recht eerst de agenda's te zien en dan kunnen die ook eerst ter behandeling in den Raad komen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. 339 Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 December 1930. De lieer M. Molenaar: Ik stem toe, dat er bezwaren aan verbonden zijn en het zal dan ook dikwijls voor komen, dat de Raad zal zeggen: wij kunnen de agenda gerust aan onzen gemachtigde overlaten. Maar ik kom er tegen op dat wij in alle gevallen, die zich kunnen voordoen, maar in blind vertrouwen aan iemand, die wij eenmaal hebben aangewezen, zullen overlaten hoe te handelen, onverschillig wat er zich ook voordoet. Dat is een toestand, die niet toelaatbaar is. Over de practische uitvoering zou kunnen worden gesproken misschien dat het college daar zelf wel een oplossing voor vindt. Ik zou ook niet tot het uiterste willen gaan. Het zou kunnen, dat het college beoordeelt, of een zaak ernstig genoeg is, om eerst in den Raad te worden besproken. Het aangaan van een geldleening b.v. is een ernstige zaak en uitbreiding van de Waterleiding naar Workum, zooals U zoopas noemde, ook. Ik heb ook vernomen dat aan de orde is geweest de mogelijk heid van een fusie met de Waterleiding te Heerenveen. Wij hebben dat uit de bladen moeten vernemen, maar dat is toch wel een ernstige zaak, die zeker door de aandeelhouders eerst wel mocht worden besproken De Voorzitter: Dat was eventueel ook gebeurd de vertegenwoordiger had toch moeten weten, hoe ver hij mocht gaan. De heer M. Molenaar: Maar als het gaat zooals het 5 jaar is gegaan, dan had die fusie tot stand kunnen komen, zonder dat er hier iets over was gekikt de agenda heeft ons nooit bereikt. Nu hoor ik. dat de Waterleiding zelf vrijuit gaat, deze adresseert de agenda's aan het Gemeentebestuur. Maar dan zit de fout hier. Ik maak daar geen verwijt van, omdat het geheel te goeder trouw is gebeurd, maar ik hoop dat het niet meer zal gebeuren en dat dus de agenda in het vervolg aan den Raad zal worden ge stuurd. Die kan bij de eerstvolgende vergadering van den Raad b.v. in portefeuille 1 worden gelegd en wij kunnen dan eventueel de belangrijke dingen in den Raad bespreken. En de daaropvolgende vergadering van den Raad verwacht ik dan, dat onze gemachtigde, ook in portefeuille J, zal neerleggen hetgeen op die vergadering van aandeelhouders is gebeurd. Ik blijf er dus op staan, ondanks de bezwaren, die zich in de practijk kunnen voordoen, dat de Raad zijn rechten in dezen moet handhaven. Dc Voorzitter: Ik geloof dat er vrij wat meer prac tische bezwaren zijn dan de heer Molenaar meent; ten slotte zal toch de vertegenwoordiger, die de Raad aan wijst, meestal naar eigen meening moeten handelen. Ik wil alleen maar dit practische bezwaar noemen, dat wel de agenda's van de vergaderingen in portefeuille 1 kunnen worden gelegd, maar dat het best kan voor komen, dat zoo'n vergadering dan reeds lang heeft plaats gevonden, omdat de agenda's 14 dagen voor de vergadering worden verzonden, terwijl in spoedeischende gevallen daarvan nog kan worden afgeweken. Dat laatste nu komt een enkele keer nog al eens voor, juist ten aanzien van het punt geldleeningen. Als er een geld schieter is, die een behoorlijke aanbieding geeft, maar slechts gedurende een termijn van een week, dan wordt er een spoedeischende vergadering opgeroepen, wil men die aanbieding niet voorbij laten gaan en wanneer wij op de groote fondsen, die door ons zijn geleend, de rente willen reduceeren, dan wordt er ook zoo'n spoed eischende vergadering opgeroepen van aandeelhouders. Het is dus ook mogelijk dat de Raad in portefeuille 1 een agenda vindt, die een week geleden reegis in de vergadering van aandeelhouders is behandeld. De heer IJ. de Vries: Ik zou alleen even een kleine vraag willen stellen. Uit het betoog van den heer Mole naar en uit wat door den Voorzitter is toegestemd voel ik ook, al kan ik hier niet spreken van een onregel matigheid, dat men hier toch iets krijgt in sommige gevallen dat hersteld moet worden. Het zal wel een onwillekeurig verzuim zijn, doordat de Raad indertijd niet heeft voorzien, wat er zou kunnen gebeuren en toen heeft verzuimd een instructie voor den gemachtigde op te stellen, waarin zou moeten zijn opgenomen, wat de gemachtigde tegenover den Raad moet doen. Nu be hoeft dat niet een geschreven wet te zijn, maar toch in elk geval zou de gemachtigde, als er zeer belangrijke zaken zijn, aan den Raad kunnen vragen: nu komt er iets buitengewoons in de vergadering van aandeel houders aan de orde, hoe denkt de Raad daarin te handelen en wat is het gevoelen van den Raad? En de volgende vergadering zou de gemachtigde dan kunnen mededeelen, wat er geschied is. Het komt mij voor, dat hier misschien een misverstand moet zijn èn van de zijde van den Raad èn van de zijde van den gemachtigde, wat precies de verhouding moet zijn in de toekomst. De heer Dijkstra: lk wil beginnen met te zeggen dat het betoog van den heer Molenaar toch zeker wel hout snijdt. Het is hier heelemaal niet een kwestie dat wij onzen gemachtigde een verwijt maken, er is alleen door den heer Molenaar op gewezen, dat deze gang van zaken ons niet in alle opzichten bevredigt. Nu noemt de Voorzitter gevallen van geldleeningen en andere acute kwesties, maar als daaromtrent hier de mede- deeling komt: wij hebben die zaak zoo behandeld, wij konden niet anders, want wij moesten die kwestie snel berechten, dan ben ik van meening dat de Raad niet onbillijk zal zijn. Maar ik meen dat er ook sprake was van een fusie en die, zaak was toch niet zoo noodig. Ook heb ik in de krant gelezen van een onderzoek om de Waterleiding in een Provinciale Waterleiding om te zetten; misschien komt daar wel niets van terecht, maar ik meen dat Gedeputeerde Staten in die richting een vraag hebben gesteld aan het bestuur van de Inter communale Waterleiding. Daar heb je nu iets als dat juist is dat óók een groote kwestie is en ik wil er in dit verband tevens even op attent maken, dat de Provincie indertijd bedankt heeft om deze zaak zelf ter hand te nemen, maar nu er toch wel wat voor schijnt te voelen, nu zij anderen de kastanjes uit het vuur heeft laten halen. De heer Van der Veen: lk ben het geheel eens met de redeneering van den heer Molenaar, maar ik ben het ook eens, mijnheer de Voorzitter, met Uw redeneering, dat het eigenlijk in strijd zou zijn met de logica, indien precies statuair zou worden gehandeld, dus zooals de Statuten het toelaten, d.w.z. wanneer voor elke ver gadering een nieuwe of andere gemachtigde werd benoemd. Ik meen dat het in het belang van een goeden gang van zaken bij de N. V. is, dat de gemachtigde wordt aangewezen voor een tijd tot wij hem weer van zijn functie ontheffen. Overigens ben ik het eens met den heer Molenaar, als hij zegt dat de agenda's behooren te worden over gelegd aan den Raad. Het mag dan zijn dat in vele gevallen die agenda's dan al zullen zijn afgehandeld, het zal toch ook in vele gevallen zoo zijn, dat de ver gaderingen, waarvoor zij gelden, nog moeten plaats vinden. Al is het dan dus moeilijk te voorkomen dat er agenda's worden afgehandeld, zonder dat de Raad daarvan kennis heeft kunnen nemen, toch ben ik van meening, dat er dan wel een bepaalde uitspraak van den Raad kan plaats hebben over speciale punten en dat is o. a. wat te maken heeft met wijziging van de Statuten. Nu heeft de heer Molenaar gezegd dat er reeds een wijziging van de Statuten heeft plaats ge vonden, maar ik ben van meening, dat die toch wettelijk moest plaats vinden; daaromtrent had de Raad dus toch niet een andere opdracht aan onzen gemachtigde kunnen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1930 | | pagina 61