234 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930.
ontwerper, stichter en beheerder, want per slot van
rekening blijft dit een onomstootelijke waarheid niet
de school, maar de onderwijzer bepaalt het peil van het
onderwijs.
Mijnheer de Voorzitter In één der sectievergade
ringen heeft men zich het recht voorbehouden om ook
zaken te bespreken, die in de sectie niet zijn genoemd.
Ik houd mij aan dezen stroohalm vast, als ik het waag
nog over twee zaken te spreken, die in betrekking staan
tot het openbaar onderwijs. Voor zoover mij bekend is.
zijn er nog altijd scholen, waar de z.g. Ouderavonden
niet worden gehouden. Ik acht deze van zoo groot be
lang, dat ik Burgemeester en Wethouders en vooral den
wethouder van Onderwijs in overweging geef de tot
dusver nalatige onderwijzers in herinnering te brengen,
dat er geen beter middel is, dat de belangstelling in en
voor het onderwijs meer bevordert, dan zoo'n samen
komst van onderwijzers en ouders.
Ook voor het godsdienstonderwijs op de openbare
lagere scholen kan meer worden gedaan dan tot dus
verre. Art. 26 van de Lager Onderwijswet van 1920
geeft omtrent dat onderwijs een klaar geluid. Zouden
alle ouders wel bekend zijn met den inhoud van dat
artikel en ligt het niet op het terrein van de Overheid
't bekend te maken en van de Kerk om er van te profi-
teeren
Mijnheer de Voorzitter Ik heb den cirkel van mijn
gedachtengang voltooid en eindig derhalve waarmee ik
begonnen ben: deze begrooting is zóó langzamerhand
gegroeid, ze is een organisch geheel geworden. Het is
niet gemakkelijk daarin die wijzigingen te brengen, die
ons noodzakelijk schijnen en 't is zeer zeker om ver
schillende redenen niet verstandig, daarin plotseling en
misschien op ruwe en onhandige wijze verandering te
brengen, maar wat m. i. wél verstandig is, dat is, waar
mogelijk, 't particulier initiatief te bevorderen en eerst
dan van den pruimeboom der gemeenschap te plukken,
als alle andere middelen hebben gefaald of als men er
van te voren van overtuigd is, dat geen orgaan beter
in staat is de algemeene belangen te behartigen. Dit
laatste blijft in vele gevallen, ik erken het volmondig,
een subjectieve meening. Naar onze opvatting is de
gemeentelijke Overheid met regeermacht bekleed. Zij
mag niet in de eerste plaats naar de kiezers zien, hoe
wel ze moet streven naar een band met dezen, maar
haar verantwoording heeft ze af te leggen aan Hem,
die ten slotte alle dingen regeert en daarvoor en daarbij
mcnsclieigebruikt.
De heer Vromen heeft intusschen de vergadering
verlaten.
De heer Botke: Mijnheer de VoorzitterIk wensch
ook iets te zeggen bij de algemeene beschouwingen
over deze begrootingen. Ik zal dit niet in zulke fraaie
bewoordingen doen als de heer Terpstra heeft gedaan.
Ik vind dat hij een buitengewoon bloemrijke stijl heeft; ik
zal een beetje prozaïscher zijn. Ik zal daarbij in zekeren
zin dezelfde lijn volgen als de heer Oosterhoff. In het
begin van zijn speech heeft hij gezegd, dat het de ge
woonte is, om aan het eind van een 4-jarige periode
een blik terug te slaan. Ik zal zoo vrij zijn bij hetgeen
ik te zeggen heb ook een blik te slaan in het verleden,
voor wat betreft de afgeloopen 4 jaar.
Ik ben een van de gelukkige menschen, die bij het
ontvangen van den Aanbiedingsbrief bij deze begrooting
een gunstigen indruk kreeg. Burgemeester en Wethou
ders beginnen dien brief met te zeggen, dat er in de
begrooting voor 1931 een groote verandering is ge
komen, wat betreft Hoofdstukken I en XII. Dit houdt
verband met de nieuwe financiëele verhouding tusschen
Rijk en Gemeenten, vastgesteld bij de Wet van 1929.
Tot nu toe was die geregeld onder de wet van 1897,
maar die bepalingen waren verouderd en pasten niet
meer in het raam van den tegenwoordigen tijd. Ik zou
zoo zeggen, dat onze gemeente er geen nadeel bij heeft,
dat de nieuwe regeling voor Leeuwarden niet slecht is.
Wanneer wij de cijfers zien, die de wethouder van Fi
nanciën heeft genoemd in bijlage 14 met betrekking tot
de belastingen, kunnen wij constateeren, dat een groot
deel van de Leeuwarder ingezetenen in het belasting-
jaar 1931/32 minder belasting zal behoeven te be
talen dan in het jaar 1930/31; vooral de menschen met
groote gezinnen worden meer ontlast, wat zeker allen
zullen toejuichen.
Wij hebben dit jaar ook nog het voordeel, dat over
de 8 maanden in 1931 niet s/12 deel van het aan
de gemeente toekomende uit het Gemeentefonds wordt
uitgekeerd, maar ö/12, omdat de uitkeeringen plaats
hebben op 1 Februari, 1 Mei, 1 Augustus en 1 Novem
ber. 3 uitkeeringen vallen dus in 1931. Dat is een
verschil van 1/12, wat een bedrag van 58.000.
uitmaakt en dat nu gereserveerd wordt, om daar later
een bestemming aan te geven. Ik vind dit een gezonde
financiëele politiek; de begrooting voor 1931 kan naar
mijn oordeel die reserveering verdragen.
Er zijn verschillende zaken in den Aanbiedingsbrief
opgesomd, die Burgemeester en Wethouders van plan
zijn in het komende jaar uit te laten voeren. Zoo zullen
weer een paar scholen worden voorzien van electrische
verlichting, centrale verwarming en sanitair, n.l. de
scholen 10a en 10Ó aan de Gedempte Keizersgracht en
een bewaarschool aan het Zuidvliet. Ook zal uitbrei
ding worden gegeven aan de school voor buitengewoon
lager onderwijs, die voor het doel te klein is geworden
en vervolgens zullen voorstellen worden gedaan betref
fende een nieuwe openbare lagere school aan het Kal-
verdijkje. Ik juich dit laatste ook ten zeerste toe, omdat
ik meen, dat een nieuwe openbare lagere school beslist
noodig is. School 14 is overbevolkt en heeft vier paral
lelklassen. Bij dien groei ligt het op den weg van Bur
gemeester en Wethouders en den Raad om het daar
heen te leiden, dat daar binnenkort een nieuwe school
ontstaat.
Burgemeester en Wethouders doen mededeelingen
over de krotwoningen en de verbeteringen van heele
stadswijken. Ik vind hetgeen Burgemeester en Wet
houders willen doen van groot belang. Het is een eerste
eisch, dat zelfs de armste menschen wonen in een be
hoorlijke woning. Dat is een eerste vereischte, wil men
ze op een hooger zedelijk peil, op hooger niveau bren
gen. Hoe vlugger dat wordt ter hand genomen, hoe
beter het is, al zou dit ook een verhooging van belas
ting meebrengen. Reeds bij de behandeling van de be
grooting voor 1928 heb ik daarop gewezen en het is
ons ten kwade aangerekend, dat ik toen zeide, dat de
sociaal-democraten op grond van het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders om krotwoningen op te rui
men. desnoods een verhooging van belasting zouden
willen aanvaarden. Er werd toen van de zijde van den
Vrijheidsbond gezegd Zie je wel, de sociaal-demo
craten willen desnoods de belasting verhoogen, als het
maar voor zulke doeleinden is.
Er wordt in den Aanbiedingsbrief nog iets gezegd
over een sportterrein aan den Oostkant van de stad.
Ik hoop, dat er spoedig iets van komen zal, want de
Oostkant is in dat opzicht misdeeld. Er is in de secties
ook gesproken van een park aan den Zuidoostkant van
de stad en men betreurt, dat de aanleg nog achter
wege blijft. Het zou in een groote behoefte voorzien,
want de gelegenheid om behoorlijk te wandelen en zich
in de buitenlucht te verpoozen, is daar werkelijk zeer
gering. Men kan alleen loopen in de richting van de
Potniarge. Gaat men het Oosten in, dan komt men bij
de Reiniging, wat minder aangenaam is. Als daar dus
iets kan worden gedaan, zou ik dat op hoogen prijs
stellen. Het zal den bewoners zeer ten goede komen.
Wanneer eenmaal de annexatie van Huizum en Schrans
bij Leeuwarden plaats heeft en er komt een brug van
Achter de Hoven naar Huizum, dan wordt de situatie
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
beter. Er komt dan volgens de plannen een plantsoen j
langs de Potmarge, zoodat de inwoners zich daar kun
nen vermeien in de buitenlucht. Maar wanneer zal die
annexatie plaats vinden
Het vorig jaar heb ik bij de behandeling der begroo- j
ting nogal veel cijfers gegeven. Cijfers zijn betrekkelijk
droog. Ik zou, evenals toen, dat weer kunnen doen,
maar zal dit nalaten; ik zal mij tot enkele cijfers bepalen.
Ik kom dan allereerst tot volgnummer 1 van de Ge-
nieentebegrooting, de post Saldi van vorige dienst
jaren. Het saldo van 1929 op de begrooting 1931
bedraagt 261.000.Men moet toegeven, dat dit
saldo is meegevallen en dat 1929 het financieel goed
beeft gemaakt, want wij hebben in 1929 ook den zeer j
strengen winter gehad, die de gemeente heel wat geld
heeft gekost naar mij is medegedeeld ongeveer een
ton. Wanneer wij die bijzondere omstandigheid niet
hadden gehad, zou Leeuwarden een saldo hebben ge
boekt van 360.000.Wij mogen dus zeggen, dat
1929 is meegevallen.
Ik heb even nagegaan het cijfer, dat de belasting naar
het inkomen heeft opgebracht. Voor 1929 was begroot
uit die belasting 1.350.000.De opbrengst is ge
worden 1.463.000.een gunstig verschil dus van
j 113.000.Dat is een groot bedrag. Ik heb naar aan
leiding van die uitkomst een berekening gemaakt be
treffende het cijfer van aanslag. Het heffingspercentagc
in 1928 was 5.3 en in 1929 4.8 of gemiddeld 5. Met
dat gemiddelde cijfer wordt het cijfer van aanslag in
mijn berekening minstens 29.000.000.Dat betee-
kent een groote vooruitgang. Ik ben er niet zoozeer
verwonderd over, want ik heb reeds in 1927 op grond
van de cijfers, die ik toen uit de begrooting putte, ver
klaard, dat naar mijn meening het cijfer van aanslag
in de eerstkomende jaren naar boven zou gaan. Ik heb
toen op Dinsdag 10 December 1927 bij de begrooting
voor 1928 gezegd
„Ik veronderstel, mijnheer de Voorzitter, waar het op finan
cieel gebied bij Rijk en gemeente in stijgende richting gaat,
tiat na verloop van korten tijd het cijfer van aanslag naar
hoven zal gaan. Ik geloof, dat de toekomst van onze ge
meente niet slecht is en ik zou er tegen willen waarschuwen
om nu verschillende dingen te gaan afbreken die van hooge
cultureele waarde zijn, terwijl wij in den komenden tijd mis
schien gemakkelijk in staat zijn ze te handhaven."
De toekomst der gemeente scheen sommigen leden toen
heel somber toe, maar op grond van de cijfers in de
begrooting heb ik geconstateerd, dat er geen reden
voor dat pessimisme was en dat het cijfer van den
aanslag, de groote factor in de financiën van de ge
meente, naar boven zou gaan. Wat volkomen juist is
gebleken.
In het algemeen kan ik zeggen, dat in financieel op-
zich de jaren 192719281929 alle drie zijn mee
gevallen. De heer Terpstra heeft gezegd, dat 1926 een
laag batig saldo had en dat het „potje" van de Gas
fabriek, waarover ik vroeger al eens sprak, gebezigd
was om de rekening van 1926 sluitend te maken. Daar
uit is gebleken, dat de ramingen, die voor 1926 zijn
gemaakt, voor wat de inkomsten betreft, aan den hoogen
kant waren geweest. Nu gaat het in den regel zoo
Waneer men ramingen maakt voor een begrooting, dan
houdt men rekening met de ramingen van het vorig
jaar en met de inkomsten en uitgaven van de laatst
vastgestelde rekening. Men baseert zich dus op hetgeen
geweest is. Voor de begrooting 1927 is met die factoren
rekening gehouden, evenals bij het opmaken van de
begrooting voor 1926, welk dienstjaar met een tekort
sloot, wat door het „potje" van de Gasfabriek is weg
gewerkt. Daarop sloot 1927 met een flink batig saldo,
wel een teeken, dat het buitengewoon is meegevallen.
Het is dan ook gunstig geloopen en geheel in strijd met
de pessimistische beschouwingen die in 1927 door de
leden van den Vrijheidsbond over den toestand in Leeu
warden werden gegeven. Ik herinner er aan, dat de heer
Peletier toen in de sectievergadering heeft gezegd
..De financieele toestand van de gemeente is kern
van Leeuwarden van Maandag 22 December 1930. 235
gezond". Die uitlating heb ik toen ook bij de, begroo-
tingsdebatten van dat jaar in het geding gebracht. De
heer Peletier is daarna terug gekrabbeld door te zeggen,
dat in het sectierapport niet geheel juist was opge
nomen, hetgeen hij gezegd had. Hij had willen zeggen:
„De toestand van dei gemeente zou kerngezond zijn,
indien met betrekking tot het financieel beleid niet in
de laatste jaren te kort was geschoten". Hij stelde
toen op grond daarvan voor om den post voor de
plantsoenen met 5000.— te verlagen. Hij heeft toen
wel de financieele toestand kerngezond genoemd, maar
hij meende het niet, want het financieele beleid der
gemeente was z. i. verkeerd geweest en daarom moest
besnoeid worden. Het stoncl er volgens hem met de
gemeente-financiën niet best voor De feiten hebben
bewezen, dat hij verkeerd en wij toen goed hebben
gezien.
De heer Vromen heeft destijds naar voren gebracht
dat de belasting beslist omlaag moest, omdat de druk
voor de ingezetenen eigenlijk niet was te dragen. Ik
behoef daar nu niet meer over in beschouwingen te
treden.
De heer Oosterhoff stelde op grond van den slechten
financieelen toestand voor om aftrek toe te
passen voor de pensioenbijdrage van ambtenaren en
werklieden. Er werden door de Vrijheidsbonders nog
meer bezuinigingen voorgesteld op grond van den
slechten financieelen toestand van Leeuwarden. Zoo ook
b.v. moest het onderhoud der straten met 15.000.
verminderd worden.
De heer Muller: Destructieve politiek
De heer Botke: Onvoorzien moest met 25.000.-
verlaagd worden om den post inkomstenbelasting ook
te kunnen verlagen met dat bedrag. Van al die dingen
is niets gekomen. De 5000.voor de plantsoenen is
er niet afgenomen, evenmin de 15.000.voor straten-
onderhoud, noch de f 25.000.voor onvoorzien. Het
voorstel om 50.000.over te brengen van 1927 op
1928 is maar ingetrokken, omdat het den heeren bleek,
dat de Raad er niet voor was. Gelukkig Wanneer de
Raad had gedaan, wat de leden van den Vrijheidsbond
wilden, dan zouden verschillende dingen misschien zijn
opgeruimd en zou er minder zijn uitgevoerd dan noodig
was, om plantsoenen, straten, enz. in goeden staat te
houden. De heer Vromen heeft wel gezegd, dat de be
lasting in Leeuwarden zoo hoog was, dat zij voor de
ingezetenen niet meer te dragen was, maar ik heb aan
getoond en de wethouder van Financiën heeft dit
het vorig jaar ook aangetoond dat niettegenstaande
die belastingen dan volgens de heer Vromen zoo hoog
waren, het vermogen in Leeuwarden belangrijk was
toegenomen.
De heer Terpstra: Dat moest er ook nog bij komen
De heer BotkeMen zou toch zeggen, dat, ais de
belasting te hoog was om te worden betaald, het ver
mogen niet zoo kon groeien. Maar het was in dien tijd
zoo, dat het Leeuwarden uitstekend naar den vleeze
ging en het vermogen steeg. Ik heb dit kunnen aan-
toonen aan de hand van de cijfers van de dividend- en
tantième-belasting. Het werd de S. D. A. P. toen kwa
lijk genomen, dat zij desnoods zou willen toestemmen
in een kleine belastingverhooging als dit noodig was
voor opruimen van krotwoningen en verbetering van
den geneeskundigen dienst. Dat is den sociaal-demo
craten toen èn door den heer Oosterhoff én door den
heer Vromen ten kwade geduid. De heer Vromen zei
daarbij: „Soms zijn andere partijen zich ook bewust, dat
de belastingen verlaagd moeten worden" en daarna zei
hij: „Helaas blijken die oogenblikken kort te zijn. Wan
neer het gaat om bepaalde dingen te verkrijgen, dan
zal de S. D. A. P. zelfs niet opzien tegen een kleine