148 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 October 1931. 11. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het adres van de afdeeling Leeuwarden der Federatie van Arbeiders-Esperantisten in zake kosteloos gebruik van een schoollokaal. Dit praeadvies luidt als volgt Om praeadvies werd in onze handen gesteld een verzoek van de afdeeling Leeuwarden van de Federatie van Arbeiders-Esperantisten om toekenning van een subsidie, in den vorm van een geldelijke ondersteuning of door het gratis beschikbaar stellen van schoollokalen. Adressante stelt zich ten doel cursussen te organiseeren voor het geven van onderwijs in het Esperanto, voor- loopig voornamelijk aan volwassenen. Op grond van de overgelegde stukken zijn wij van oordeel dat in dit geval artikel 2, tweede lid, der veror dening tot het heffen eener vergoeding voor het gebruik van schoollokalen voor particuliere lessen kan worden toegepast, zoodat adressante alleen de vergoeding voor het schoonmaken (art. 1 sub B der verordening) zal zijn verschuldigd. Wij stellen U derhalve voor I. de afdeeling Leeuwarden van de Federatie van Arbeiders-Esperantisten tot 1 Augustus 1932 geheel vrij te stellen van de vergoeding, vermeld in artikel 1 onder A der verordening tot het heffen eener vergoeding voor het gebruik van schoollokalen voor particuliere lessen, voor het gebruik van een schoollokaal ten behoeve van door haar te geven cursussen in Esperanto II. Burgemeester en Wethouders te machtigen om, indien wederom ten behoeve van bedoeld onderwijs een gelijk verzoek mocht worden gedaan, een lokaal in ge bruik te geven tegen de vergoeding, vermeld in art. 1 sub B der aangehaalde verordening. De VoorzitterIk wil er den Raad even attent op maken, omdat het anders misschien eenige verwarring zou kunnen geven, dat onder „II. Burgemeester en Wethouders te machtigen om, indien wederom ten behoeve van bedoeld onder wijs een gelijk verzoek mocht worden gedaan," enz. de woorden „bedoeld onderwijs" slaan op onderwijs, te geven door de Federatie van Arbeiders-Esperantisten en niet op Esperanto-onderwijs in het algemeen. Deze zinsnede is uit vroegere gelijksoortige voorstellen over genomen, maar wij hebben hier nu allerlei vereenigin- gen op dit gebied en het is mogelijk dat nu door die andere vereenigingen zou worden gedacht, dat dit punt ook op door hen te geven onderwijs sloeg. Er is hier vroeger echter altijd bij deze bepaling gedacht aan een machtiging aan Burgemeester en Wethouders om voor volgende jaren met dezelfde vereeniging op gelijke wijze door te gaan en dus slaat deze machtiging hier ook alleen op deze vereeniging. Komt er een nieuw verzoek van een andere vereeniging, dan komt ook dat weer in den Raad. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het praeadvies van Burgemeester en Wet houders. 12. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het adres van F. Hoeksma en F. Tiemersma in zake de storting van waarborgsommen bij afstand van terrein in erfpacht. Dit praeadvies luidt als volgt Bij Uw besluit van 18 Augustus j.l. werd om prae advies in onze handen gesteld het hiernevens gaande adres van F. Hoeksma en F. Tiemersma, houdende ver zoek alsnog in de gelegenheid te worden gesteld om ter voldoening van een waarborgsom ter zake van erfpacht geldswaardige papieren in plaats van een geldsom bij de gemeente te mogen deponeeren. Uwe Vergadering van de gevraagde voorlichting die nende, doen wij in de eerste plaats opmerken, dat de adressanten op hunne aanvrage tot het bekomen van de erfpacht van terrein aan de Bildtschestraat eene beschikking van ons College hebben ontvangen, waarin wij ons bereid verklaarden de gevraagde uitgifte bij Uwen Raad te bevorderen, indien zij hunnerzijds zouden verklaren met de in die beschikking vermelde voor waarden accoord te gaan. Tot die voorwaarden be hoorde de in dergelijke gevallen gebruikelijke bepaling, dat de erfpachters binnen tweemaal 24 uren, nadat zij van het Raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht kennis hebben bekomen, een geldsom, in casu ten bedrage van 1188.ten kantore van het Gemeentelijk Grondbedrijf zouden storten als waarborg voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hun, na voldoening daaraan, op aanvrage zou worden teruggegeven. Nadat de adres santen ons hadden bericht de erfpacht onder deze con dities te willen aanvaarden, hebben wij op 11 Juni j.l. het desbetreffende voorstel aan Uwen Raad uitgebracht, waarna in Uwe vergadering van 16 Juni d.a.v. dienover eenkomstig een besluit tot uitgifte in erfpacht is geno men (zie Handelingen, blz. 85). Waar derhalve omtrent die uitgifte en alle daaraan verbonden bepalingen dus ook aangaande de storting van genoemd bedrag als waarborgsom tusschen de adressanten en de gemeente geheel vrijwillig volledige overeenstemming is tot stand gekomen, kunnen wij reeds daarom geen aanleiding vinden om op hun verzoek om in plaats van een geldsom effecten bij de gemeente te mogen deponeeren, gunstig te adviseeren. Voor inwilliging van het verzoek bestaat trouwens te minder reden, nu adressanten in hun request uitdrukkelijk mededeelen, dat zij tegen het storten van meerbedoelde waarborgsom geene bezwaren hebben. Wat deze laatste aangelegenheid in het algemeen betreft, wijzen wij er op, dat het storten als waarborg som van een geldsbedrag ten beloope van een zeker percentage der grondwaarde reeds sedert tientallen van jaren bij alle gemeentelijke erfpachtsuitgiften gebruike lijk en door den Raad als voorwaarde gesteld is en dat tot dusverre alle aanvragers met die bepaling genoegen hebben genomen. Er zijn in het maatschappelijk verkeer tal van gevallen, waarin het stellen van een geldelijke garantie of cautie noodig wordt geoordeeld; juist omdat men dan èn het billijke daarvan inziet èn van te voren met die omstandigheid rekening kan houden, pleegt zulk een garantie ook voor de partij, die haar heeft te geven, in den regel geen moeilijkheden op te leveren. Voor de gemeentelijke erfpachten geldt die regel blijkens de er varing over vele jaren zonder uitzondering. Wij zien dan ook geenerlei aanleiding om hierin verandering te gaan brengen door in den vervolge ook met het depo neeren van geldswaardige papieren in de gemeentekas als waarborg genoegen te nemen. Veeleer ontraden wij dit ten zeerste, omdat de gemeente zich daardoor met een administratieven omslag en moeite, zoomede met een risico zou belasten, dat wij niet gewettigd achten. Zonder hier op dit punt in uitvoerige beschouwingen te treden wijzen wij er slechts op, dat bij deponeering van effecten de gemeente op zich neemt het risico voor de bewaring daarvan; dat zij tot dat doel voor een veilige opbergruimte mo§t zorgen; dat zij van de aangeboden en teruggegeven effecten administratie moet houden; dat zij bemoeienis krijgt met het knippen van de coupons, met uitlotingen, aflossingen en conversiën, met vernieu wing van talons en van couponbladen en c.q. ook met het verwisselen van recepissen tegen definitieve stuk ken; dat zij het verruilen van gedeponeerde effecten tegen andere niet zal kunnen weigeren, evenmin als het verwisselen van gedeponeerde papieren of van een deel daarvan tegen een overeenkomstige geldsom en omge keerd dat er een lijst van als waarborg toelaatbare effecten gemaakt moet worden; dat de gemeente met Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 October 1931. 149 de mogelijkheid van koersdaling rekening moet houden en in zoodanig geval voor het verkrijgen van surplus zal moeten zorgen; kortom, dat voor de gemeente risico, kosten en een uitbreiding harer administratie zouden ontstaan, welke zij in gevallen als het onderhavige naar onze meening niet op zich behoort te nemen. Wij hebben naar aanleiding van een desbetreffende zinsnede in het hier besproken adres bij de behandeling van deze zaak in onze vergadering ook nog de vraag overwogen of er reden zou zijn om aan hen, die waar borgsommen wegens erfpacht in de gemeentekas heb ben gestort, rente over die bedragen te vergoeden, doch zijn tot de conclusie gekomen, dat ook daartoe niet moet worden overgegaan. Wij stellen hierbij voorop, dat het storten van een geldsbedrag als waarborgsom in handen van een ander op zichzelf geenszins het recht medebrengt op de door dien ander van dat geld gemaakte rente en dat het genot van zoodanige rente zelfs niet op billijkheidsgronden gevorderd kan worden. Immers hij, die de garantie ont vangt, is, wanneer zich verder niets voordoet, verplicht haar op een bepaalden tijd aan hem, die haar stortte, terug te betalen; hij heeft dus te zorgen, dat hij alsdan het geld beschikbaar heeft. Wil hij tijdens den duur der garantie het geld zelf gebruiken dan wel tijdelijk uit zetten, zoo doet hij zulks op eigen risico. Maar dan heeft ook hij alleen recht op de vruchten, welke hij van dat geld heeft weten te kweeken. Gesteld echter, dat de gemeente aan hem, die een waarborgsom, als hier bedoeld, bij haar heeft gestort, rente daarvan zou willen toekennen, dan zou die ver goeding toch nooit meer mogen bedragen dan ten hoogste zoovee! als de gemeente zich bespaart aan den prijs van het geld, dat zij zich door het ontvangen van de waarborgsom niet behoeft te verschaffen. Rekening houdende nu met het feit, dat het gestorte geld iederen dag terug betaald kan moeten worden, en dus gelijk is te stellen aan met den dag opzegbaar geld, zou men de te vergoeden rente, na aftrek van een percentage wegens administratiekosten, op een miniem bedrag, stel 1 's jaars, behooren te bepalen. Wanneer men nu weet, dat de in het jaar 1930 ter zake van erfpacht gestorte waarborgsommen bedragen hebben onderscheidenlijk 140.—, 494.—, 13,—, 175.—, 207.—, 426.— en 151.dat is gemiddeld per aanvrager 229.42, en dat in dat jaar de gemiddelde tijd gedurende welken die sommen bij de gemeente hebben gestaan, ongeveer 71/2 maand was en dat dus de rente, die gemiddeld door een erfpachter zou zijn gemaakt, 1.43 in totaal zou hebben bedragen (voor 1929 zijn deze cijfers respec tievelijk 392.43 en 2.78), dan is het toch wel dui delijk, dat er met deze quaestie ook voor hen, die de waarborgsommen moeten storten, geen groote belangen gemoeid zijn. Zelfs voor de hoogere waarborgsommen, als bijv. die van de adressanten, zou, aangenomen dat het geld eerst na een jaar wordt terugbetaald, de rente slechts van zeer geringe beteekenis, in casu 11.88, zijn. Wij zijn van oordeel, dat dergelijke geringe onkosten gerekend moeten worden als normaliter te behooren tot de bouwkosten der betreffende complexen (die voor den bouw door adressanten op het terrein aan de Bildtsche straat op 60.000.kunnen worden gesteld) zooals zulks ook het geval is met de leges, aan de bouwver gunning verbonden of, wil men een andere vergelijking, met de rentederving, welke voor den ondernemer het gevolg is van de uitbetalingen, die hij aan arbeidsloonen en materialen moet doen, voordat hij ontvangsten heeft kunnen innen. Ook om practische redenen bestaat er dus naar onze meening voor het invoeren van rentevergoeding wegens gestorte erfpachtswaarborgsommen niet voldoende aan leiding. Wij geven U in overweging afwijzend op het adres te beschikken. De beraadslagingen worden geopend. De heer Terpstra; Ik kan ditmaal zeer kort zijn. Ik heb met groot genoegen dit voorstel en de duidelijke toelichting gelezen en was ik aanvankelijk van oordeel, dat het bedrag van de rente, die in verband staat met dit voorstel, vrij groot zou zijn, na de degelijke toe lichting ben ik van oordeel, dat dit niet het geval is en dus kan ik volkomen met dit voorstel accoord gaan. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het praeadvies van Burgemeester en Wet houders. 13. Nader voorstel van de Commissie voor de Straf verordeningen tot vaststelling van een verordening, hou dende wijziging van de Bouwverordening (bijlagen nos. 15 en 16). De Voorzitter; De Raadsleden hebben bijlage no. 16 gekregen, waarin met wijziging van de artikelen, zooals in de vorige vergadering is besloten, wordt voorgesteld om de verordening, houdende wijziging van de Bouw verordening, opnieuw vast te stellen. Ik heb den vorigen keer ook gezegd, dat in overweging werd gegeven om in art. III onder art. 20ter te lezen „het onderzochte water van een regenbak ondeugdelijk is van samen stelling" in plaats van wat daar toen stond. Thans is mij van dezelfde zijde te kennen gegeven, dat ook de redactie „ondeugdelijk is van samenstelling" nog niet voldoende scherp is. Het schijnt, dat van deskundige zijde onderscheid wordt gemaakt hoewel, ik begrijp dat niet precies tusschen „ondeugdelijk van samen stelling" en „ondeugdelijk van toestand", maar het schijnt dat dit ook bij vorige processen naar voren is gekomen. Eigenlijk moest hier nu staan „ondeugdelijk is van samenstelling en/of toestand", maar waar wij dat een zeer leelijke redactie vonden, is besloten U voor te stellen alleen te zetten: „ondeugdelijk". Dat omvat alles en de directeur van den Keuringsdienst was van oordeel dat dit ook voldoende zou zijn. De Commissie stelt dus voor om alsnog in art. III onder art. 20ter de woorden „van samenstelling" te laten vervallen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het nader voorstel der Commissie, zooals dit bij monde van den Voorzitter thans nog is gewijzigd. De Voorzitter doet de deuren sluiten, ten einde den Raad in besloten vergadering enkele mededeelingen te doen. Na heropening der openbare vergadering wordt, niets meer te behandelen zijnde, de vergadering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 4