168 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 November 1931 b. vacature Mr. C. B. Menalda Mr. R. Römer; Mr. B. Ph. baron van Harinxma thoe Slooten; Mr. C. H. Beekhuis Jr. De beraadslagingen worden geopend. De heer Westerhuis: Voordat U tot stemming laat overgaan, mijnheer de Voorzitter, wilde ik toch in het midden brengen, dat de aanbeveling, zooals die door curatoren is ingeleverd, mij persoonlijk niet zeer be vredigt. Wat ik te zeggen heb geldt geen van de zes aanbevolenen, maar geldt iets anders, n.l. dit. Ik krijg den indruk bij de benoeming, die nu zal plaats hebben, dat men opnieuw in de vacature-Menalda heeft gezocht naar een candidaat, die een geestes- en levensrichting voorstaat, welke weer geheel aansluit bij die van alle andere leden van het college van cura toren van het Gymnasium. Ik zou dus graag willen weten of het college van curatoren zich van te voren er van verzekerd heeft of ook iemand van andere gees tesrichting ik denk hier b.v. aan het Eerste Kamer lid Pollema of aan den Kantonrechter Tijsma, of wie dan ook, het doet er niet toe of iemand uit anderen kring, waar andere denkbeelden heerschen, gevonden zou kunnen worden, die bereid zou zijn lid van het college van curatoren te worden. Misschien dat U als curator deze vraag wel kunt beantwoorden. Indien n.l. het college van curatoren geen onderzoek in die richting heeft ingesteld, zou ik den Raad willen voorstellen om deze aanbeveling weer terug te zenden aan het college van curatoren met ver zoek om een nieuwe aanbeveling in te leveren en daarbij rekening te willen houden met datgene, wat ik hier in het midden heb gebracht. De heer Botke: Mijnheer de Voorzitter, wij hebben ook onze aandacht gevestigd op deze aanbeveling van curatoren van het Gymansium en ik kan mededeelen dat wij daar, evenals de heer Westerhuis, niet volkomen accoord mee gaan. Wij meenen dat er in het college van curatoren ook eens menschen moeten komen van een andere geestesrichting dan die van de menschen, die er tot nu toe hoofdzakelijk in zitten en die van een zekere standing zijn. Wij meenen dat in dit college ook menschen met meer moderne opvattingen zitting moes ten krijgen en wij hebben daarom gemeend in de vaca ture-Menalda de heer Stoop is zittende en komt terug, maar door het ontslag van den heer Menalda komt er een vacature te moeten candideeren onzen partijgenoot Mr. A. A. M. van der Meulen, lid van den Raad. De heer Vromen Ik heb gemeend dat er op het oogenblik voor mij ook aanleiding is om een enkele opmerking te maken. Ik kan mij voorstellen wat de laatste spreker heeft gezegd, want deze zegt: ten slotte vertegenwoordigen wij een groot deel van de burgerij en uit de menschen van onze richting is ook wel een candidaat te vinden. Maar het voorbeeld, dat de heer Westerhuis heeft gegeven, heeft mij bijna met stomheid geslagen. Ik ben daar nu weer overheen gekomen, zoo dat ik weer kan spreken en ik zou aan den heer Wes terhuis dit willen zeggen: zoodra het oogenblik daar is, dat men bij Gereformeerde scholen ook Vrijzinnigen in het bestuur opneemt, lijkt mij de tijd gekomen, om ook bij een openbaar Gymnasium bij voorkeur soms te stemmen op iemand uit Gereformeerde kringen bij een vacature van een curator, maar eerder niet. De Voorzitter: De heer Westerhuis heeft een vraag gesteld en de heer Botke heeft alleen een mededeeling gedaan, zoodat ik daarop niet behoef te antwoorden. De heer Westerhuis heeft gevraagd of het mij als cu rator ook bekend is, dat het college van curatoren ook in andere kringen een onderzoek heeft ingesteld. Volgens den heer Westerhuis schijnen zoowel de politieke- als de geloofsrichtingen ook hier in het college van curatoren vereenigd te moeten zijn, maar curatoren meenen te moeten vragen wat is het beste voor het Gymnasium? Daar kwam in dit geval nog bij, dat men iemand moest zoeken, die geschikt, bereid en in staat was, het secretariaat van het college van curatoren op zich te nemen. Bovendien is er ook zooveel mogelijk rekening gehouden met een wensch, die hier ook al eens is geuit, om te trachten curatoren te krijgen, die öf kin deren op het Gymnasium hebben öf daar misschien dit jaar of binnenkort kinderen zullen krijgen. Ook met dien wensch is eenigszins rekening gehouden. Verder is ten slotte de samenstelling van het college van curatoren van oudsher zoo geweest, dat daarin ook de verschil lende faculteiten zijn vertegenwoordigd er zit een medicus in, een predikant, verder een secretaris, die daar dan ook zit als secretaris en een paar juristen. En nu zijn curatoren, nadat er zeer veel namen zijn opge noemd, ten slotte tot dit resultaat gekomen. Onder de groep, die U noemt, is echter niet gezocht, ook al om de reden, die de heer Vromen noemt; het lijkt curatoren niet gewenscht om menschen, die een bijzonder Gym nasium voorstaan, in het college van curatoren van een openbaar Gymnasium te benoemen. De heer Westerhuis: Ik verheug mij er over, dat de heer Vromen over zijn stomheid heen is; het zou ook erg jammer wezen, wanneer hij heelemaal niet meer zou kunnen sprekenMaar ik geloof toch wel dat hij wat erg schrikachtig is, want ik zie absoluut niet in, waarom aan een openbaar Gymnasium niemand uit ker kelijke kringen als curator zou mogen worden aange wezen. Aan de openbare Universiteiten zijn overal cu ratoren uit kerkelijke kringen; ik weet althans zeker dat in Groningen de heer De Savornin Lohman jaren lang curator is geweest. Ik zie dan ook heelemaal niet in, waarom iemand als de heer Pollema ik laat den heer Tijsma nu maar daar geen curator van dit openbaar Gymnasium zou mogen zijn. Hij heeft zelf een openbaar gymnasium bezocht en ik weet zeker, dat hij ook een voorstander van openbare Gymnasia is. De heer Vromen is er dus absoluut naast. Ik blijf er bij dat ik de aanbeveling, zooals die hier ligt, moet betreuren en ik zou het voorstel, dat ik zoo pas heb gedaan, graag bij U indienen, opdat de Raad zich daarover kan uitspreken. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Westerhuis wordt ondersteund. De VoorzitterBedoelt de heer Westerhuis beide aanbevelingen De heer Westerhuis: Neen, alleen de tweede. De Voorzitter: Dan is Uw voorstel eenigszins prae- matuur, maar ik zal daarover laten stemmen. Over het voorstel-Westerhuis, om de aanbeveling sub a naar het college van curatoren terug te zenden met verzoek om een nieuwe aanbeveling, zoo mogelijk ook van personen uit de door den heer Westerhuis ge noemde kringen, heeft staking van stemmen (12 tegen 12 stemmen) plaats. Voor stemmen: de heeren Terpstra, De Boer, mevr. BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Hettinga, Ritmees ter, Feitsma, Hofstra, Stobbe, Wiersma, Weima, Westra en Westerhuis. Tegen stemmen: de heeren Dijkstra, Hooiring, Muller, mevrouw Van DijkSmit, de heeren Koopal, De Vries, Van Kollem, Botke, Van der Meulen, B. Molenaar, Vro men en Oosterhoff. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 November 1931. 169 De Voorzitter merkt op, dat als gevolg van dezen uitslag over het voorstel-Westerhuis in de volgende vergadering herstemming moet plaats hebben en in verband daarmede de benoeming sub b dient te worden aangehouden. De heer Muller: U zegt dat de benoeming wordt aan gehouden, maar die wordt toch slechts uitgesteld? Naar aanleiding van deze stemming wordt deze aanbeveling toch niet naar curatoren teruggezonden De Voorzitter: Neen. In de vacature sub a wordt benoemd Mr. J. A. Stoop, voornoemd, met 23 stemmen. Op Mr. A. A. M. van der Meulen wordt 1 stem uitgebracht. De benoeming sub b wordt aangehouden. 4. Benoeming krachtens artikel 57 der Nijverheids onderwijswet van twee gedelegeerden der gemeente in het bestuur der Vereeniging voor Middelbaar Technisch- en Ambachtsonderwijs voor het jaar 1932, wegens periodieke aftreding van de heeren J. de Boer en P. F.J. Westra. Benoemd worden a de heer J. de Boer met 22 stemmen; op den heer Botke wordt 1 stem uitgebracht, terwijl 1 biljet blanco wordt ingeleverd. b de heer P. F. J. Westra met 23 stemmen; er wordt 1 biljet blanco ingeleverd. 5. Benoeming van twee gedelegeerden der gemeente in het bestuur der Industrie- en Huishoudschool voor het jaar 1932, wegens periodieke aftreding van mevrouw H. C. Buisman—Blok Wijbrandi en den heer J. de Boer. Benoemd worden a mevrouw H. C. BuismanBlok Wijbrandi met 22 stemmen; op mevrouw Van Dijk Smit wordt 1 stem uitgebracht, terwijl 1 biljet blanco wordt ingeleverd. b de heer J. de Boer met 22 stemmen; op den heer Botke wordt 1 stem uitgebracht, terwijl 1 biljet blanco wordt ingeleverd. 6. Benoeming van twee commissarissen der gemeente bij de „Friesche Orkest Vereeniging" voor het jaar 1932, wegens periodieke aftreding van de heeren Muller en IJ. de Vries. Benoemd worden a de heer J. Muller met 21 stem men; op den heer Van Kollem worden 3 stemmen uit gebracht. b de heer T. Stobbe met 19 stemmen; op den heer IJ. de Vries worden 2 stemmen uitgebracht, terwijl 3 biljetten blanco worden ingeleverd. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van eervol ontslag aan mevrouw G. IJntema- van der Molen als lid der Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van eervol ontslag aan mejuffrouw T. Reitsma als onderwijzeres aan gemeenteschool no. 15. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot overneming van den grond der stoep voor het perceel Slotmakersstraat no. 8. Dit voorstel luidt als volgt Van B. van Aken, alhier, ontvingen wij de mede deeling dat hij genegen is den grond van de stoep, gelegen voor zijn perceel Slotmakersstraat no. 8, in eigendom aan de gemeente over te dragen. Vermits wij het bezit van den grond dezer stoep voor de gemeente gewenscht achten, geven wij U in overweging te besluiten A. in eigendom over te nemen van B. van Aken, alhier, den grond van de stoep, gelegen voor het per ceel Slotmakersstraat no. 8, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie A no. 1526, zulks onder de volgende voorwaarden 1. de koopprijs bedraagt 1. 2. alle kosten, op de overdracht vallende, zijn voor rekening der gemeente Leeuwarden; 3. bij trottoiraanleg door de gemeente blijft het uitkomende materiaal desverlangd het eigendom van den verkooper en wordt het door de gemeente kosteloos naar een door hem aan te wijzen plaats binnen de gemeente vervoerd; 4. wanneer ten gevolge van den trottoiraanleg werkzaamheden aan den gevel van bovenvermeld gebouw noodig zijn, geschieden deze door en voor rekening der gemeente; en overigens op de gebruikelijke en andere door Burgemeester en Wethouders noodig geachte, voor waarden; B. de onder .4 bedoelde strook grond te bestemmen voor den publieken dienst. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot overneming van een strook grond aan den Groninger straatweg van O. Meijer. Dit voorstel luidt als volgt Van O. Meijer, alhier, ontvingen wij een bereid verklaring tot afstand aan de gemeente van de strook grond, gelegen voor de voortuinen van de door hem aan den Groningerstraatweg te bouwen woningen. Aangezien hier reeds meer dergelijke strooken grond aan de gemeente in eigendom zijn overgegaan, is het gewenscht ook op deze aanbieding in te gaan. Wij geven U daarom in overweging te besluiten in eigendom over te nemen van O. Meijer, alhier, eene strook grond, gedeelte van het perceel kadastraal be kend gemeente Leeuwarden, Sectie F no. 451, welke ten Zuidoosten wordt begrensd door den Rijksstraatweg van Leeuwarden naar Groningen en ten Noordwesten door de lijn, getrokken op 7.20 M. afstand voor en even wijdig aan de rooilijn voor de bebouwing ter plaatse, vastgesteld bij Uw besluit van 21 Juni 1927, no. 21 5r/ 125, een en ander op de volgende voorwaarden 1. de koopprijs bedraagt 1. 2. alle kosten, op de overdracht vallende, zijn voor rekening der gemeente. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders sub 710. 11. Voorstel van de Commissie voor de Strafver ordeningen tot vaststelling van een verordening op Woonwagens en Woonschepen (bijlage no. 18). De beraadslagingen worden geopend. De heer Van der Meulen: Mijnheer de Voorzitter, het zal U als voorzitter van de Commissie voor de Straf verordeningen bekend zijn, dat ik als lid van die com missie tegen de redactie van deze verordening geen bezwaar heb, maar dat ik wèl bezwaar heb gemaakt tegen het aanwijzen van de haven, de z.g. nieuwe haven als verblijfplaats van de woonschepen en van het terrein ten Zuiden daarvan als verblijfplaats van de woonwa gens. Bij nadere overweging zou ik mijn bezwaar tegen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1931 | | pagina 3