172 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 November 1931.
De heer Van der Meuten: Ik heb niet gesproken over
het hygiënische bezwaar, dat de heer Vromen heeft ge
noemd, omdat deze kwestie naar mijn meening valt
onder de werking van de Wet op de woonwagens en
woonschepen, maar ik zou deze vraag willen stellen.
U hebt gezegd dat deze maatregel moet worden be
schouwd als een tijdelijke maatregel, maar bedoelt U
daarmee dat dit terrein is een tijdelijk verblijf voor de
woonwagens of bedoelt U dat dit terrein tijdelijk voor
de woonwagens zal worden aangewezen? U hebt verder
voorgesteld om, in plaats van alleen perceel Sectie G
no. 3663 aan te wijzen, daaraan ook toe te voegen
perceel Sectie G no. 11965, maar kunt U niet toezeggen
dat in geen geval daarvoor zal worden genomen het
eerste perceel, no. 3663 en dat men alleen daarvoor zal
nemen perceel 11965? Ik zou zeggen dat het eerste
terrein in geen geval geschikt is en dat dit dus uitge
sloten moet blijven als staanplaats voor de woon
wagens.
De Voorzitter: Die toezegging kan ik op het oogen-
blik onmogelijk doen, dat is een kwestie, die eerst nader
zal moeten worden bekeken. Wij meenden dat, waar er
eenige bezwaren waren geopperd tegen het voorgestelde
terrein, de mogelijkheid bestond om Sectie G no. 11965
er bij te nemen en dan de zaak nader onder de oogen
te zien.
Met het woord „tijdelijk" bedoel ik dit. Het aanwijzen
van een terrein zal moeilijk tijdelijk kunnen zijn, maar
de kwestie is in zooverre tijdelijk, dat de Raad het altijd
nog kan veranderen. Woonwagens tijdelijk op het ter
rein toelaten kunnen wij niet; als wij ze daar eenmaal
toelaten, kunnen wij ze niet weer vandaar verwijderen
en het terrein tijdelijk aanwijzen gaat ook niet, maar als
het werkelijk gelukt om een beter terrein te krijgen
ik zeg er bij: als dat gelukt; de Raad voelt ook wel, dat
ik hier zelf ook niet zoo'n voorstander van ben dan
willen Burgemeester en Wethouders, als dat andere
terrein dan ook in alle mogelijke opzichten, wat betreft
aansluiting aan de waterleiding, inrichting van privaten,
enz. zonder al te groote kosten in orde kan worden ge
maakt, nog graag met een voorstel daartoe hier bij den
Raad komen.
De heer Van der Meulen: Dan zou ik willen voor
stellen dat dit voorstel wordt aangehouden, dat Burge
meester en Wethouders zoeken naar een ander terrein
en dat zij met een voorstel omtrent dat andere terrein
bij den Raad komen.
De Voorzitter: Daar is geen bezwaar tegen, maar dan
blijft de toestand zooals die is, dan kan men er niets
aan doen, wanneer een woonwagen ergens gaat op
bouwen en zich inrichten.
De heer Van der Meulen: Dat onderzoek behoeft toch
slechts betrekkelijk korten tijd te duren? Wanneer er
op het oogenblik zoo'n haast is, kunnen Burgemeester
en Wethouders toch binnen een kort tijdsverloop met
een voorstel komen, waardoor dan geen vertraging zal
ontstaan.
De heer Ritmeester (wethouder)Mijnheer de Voor
zitter, ik moet er toch ernstig bezwaar tegen maken
dat er thans géén terrein wordt aangewezen. Het is
dezen zomer in de practijk gebleken, dat men dan aan
alle kanten last krijgt; men zal woonwagens krijgen op
plaatsen waar zij beslist niet hooren, de bevolking doet
overlast aan de bewoners van die buurten en verder kan
het ook tot andere dingen aanleiding geven. Ik meen
dat er beslist wel een terrein moet zijn; de Raad kan
op dat punt echter altijd besluiten om een ander terrein
aan te wijzen, maar dat dit moeilijk is, is thans al ge
bleken. Ik acht het beslist noodzakelijk om zoo spoedig
mogelijk een terrein aan te wijzen en daarom zou ik den
Raad werkelijk in overweging willen geven, dit voorstel
aan te nemen. Blijkt dan als resultaat dat dit terrein
ondeugdelijk is, dan zullen wij direct iedere gelegen
heid aangrijpen om een ander terrein voor te stellen,
maar als men de zaak laat liggen, zooals die is, krijgt
men een toestand, die voor Leeuwarden niet gewenscht
is.
De heer Hooiring: Dan zou ik graag gevolg willen
geven aan de uitnoodiging van den heer Ritmeester om
met een voorstel te komen. Ik zou dan willen voorstellen
om geen van de beide hiergenoemde terreinen te
nemen, want zoowel dat aan den kop van de haven
als het andere is ongeschikt, maar om aan te wijzen
het terrein tusschen de houten noodwoningen en de
woonschepenhaven. De kadastrale nummers van dat
terrein zijn mij niet bekend, maar de Voorzitter weet
wel welk terrein ik bedoel.
De Voorzitter Ik meen dit te mogen constateeren,
dat de Raad wél wenscht een terrein voor de woon
wagens aan te wijzen, maar dat hij meent dat het ter
rein, dat in deze verordening wordt genoemd, niet goed
is. Nu komt de heer Hooiring met een amendement om
een ander terrein aan te wijzen. Afgescheiden van het
feit, dat Burgemeester en Wethouders op dit oogenblik
de gevolgen van die aanwijzing niet kunnen overzien,
zou het nu misschien zoo kunnen. Als de Raad daarvoor
voelt, zou ik zeggen: draag dan aan Burgemeester en
Wethouders op, dat door hen even het sectienummer
in de verordening wordt gezet. Want daar gaat het hier
om; dat terrein staat vast, maar de sectienummers
moeten dan nog even worden ingevuld. Burgemeester
en Wethouders kunnen op dit oogenblik niet overzien
of dit terrein juist is of niet, maar als de Raad meent,
dat de plaats voor de woonwagens daar moet komen,
dan is het 't bqste dat de Raad het invullen van de
sectienummers aan Burgemeester en Wethouders over
laat.
De heer Vromen: Het valt mij toch moeilijk om op
die wijze voor het voorstel van den heer Hooiring te
stemmen. Evenmin als Burgemeester en Wethouders
van aanwijzing van dat terrein de gevolgen kunnen
overzien, kan ik dat ook. Zou het daarom op dit
oogenblik niet het beste wezen het voorstel van den
heer Hooiring naar Burgemeester en Wethouders te
zenden om praeadvies Dan hebben Burgemeester en
Wethouders tijd om de gevolgen te overzien en kunnen
zij het resultaat aan den Raad mededeelen.
Het voorstel-Vromen wordt ondersteund.
De heer Hooiring: Mag ik dan nog een vraag stellen
naar aanleiding van het amendement van den heer
Vromen Zouden Burgemeester en Wethouders kunnen
toezeggen, dat wij dan dit praeadvies in de eerst
volgende vergadering in den Raad kunnen hebben
De Voorzitter: Daar zal geen bezwaar tegen zijn, zou
ik op 't eerste oog zeggen.
De heer Hooiring: Dan kan ik mij met het voorstel-
Vromen vereenigen en trek ik mijn voorstel in.
De Voorzitter: Neen, formeel moet Uw amendement
blijven bestaan. U blijft Uw amendement indienen en
de heer Vromen stelt voor dat in handen van Burge
meester en Wethouders te stellen om praeadvies.
De heer Hooiring: Ik handhaaf dan mijn voorstel en
ik zou het amendement van den heer Vromen willen
steunen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 November 1931.
173
Het voorstel-Vromen om het amendement van den
heer Hooiring, zooals dit door dezen mondeling is ge
formuleerd, in handen van Burgemeester en Wethouders
te stellen om praeadvies, wordt met 23 stemmen tegen
1 stem aangenomen.
Tegen stemt de heer Terpstra.
Punt 11 der agenda wordt in verband hiermede aan
gehouden.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
beschikbaarstelling van gelden voor den bouw van twee
privaten bij de woonschepenhaven.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij zijn nevensgaand schrijven van 25 Augustus 1931
geeft de Commissaris van Politie in overweging op het
terrein bij de woonschepenhaven eenige privaten te
plaatsen ten behoeve van de bewoners van die haven
en van de daarbij geplaatste woonwagens.
Nu bij Uwe Vergadering een voorstel van de Com
missie voor de Strafverordeningen aanhangig is ge
maakt tot het vaststellen van eene verordening, waarbij
de haven en het aangrenzende terrein uitdrukkelijk
worden aangewezen voor het verblijf van woonschepen
en woonwagens, komt deze maatregel ook ons wen-
schelijk voor. Uit het mede hierbij overgelegde rapport
van den Directeur der Gemeentewerken van 23 Sep
tember 1931 blijkt, dat met den bouw van twee pri
vaten onder één dak, met inbegrip van de algemeene
onkosten een bedrag van ongeveer 625.is gemoeid.
Wij maken van deze gelegenheid gebruik U, in aan
sluiting aan het voorstel van de Commissie voor de
Strafverordeningen, mede te deelen, dat het naar onze
meening vooralsnog geen aanbeveling verdient voor het
innemen van standplaatsen met woonwagens en woon
schepen eene vergoeding te heffen, hoewel artikel 31
der Wet op Woonwagens en Woonschepen daartoe
de mogelijkheid opent.
Voorts merken wij nog op, dat wij voornemens zijn
nader te overwegen, in hoeverre het noodig zal zijn te
achten voor de inrichting van het woonwagenterrein,
o. m. met betrekking tot de stalling van paarden, ver
dere voorzieningen te treffen.
Onder overlegging van de stukken geven wij U in
overweging voor den bouw van twee privaten bij de
woonschepenhaven een bedrag van 625.beschik
baar te stellen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Vromen: Het is mij nu niet meer mogelijk
om over dit object te spreken zooals U zei dat hier
een tweetal nuttige inrichtingen worden voorgesteld,
die een tweeledig doel hebben, maar deze zaak is toch
van voldoenden ernst om ze nog even onder de oogen
te zien.
Ik heb over de woonschepenhaven inlichtingen in
gewonnen en er is mij een blijvend aantal van gemiddeld
ongeveer 50 woonschepen genoemd. Nu is de bevolking
van die woonschepen niet precies te schatten, maar
naar aanleiding van de adressen en mede naar aan
leiding van wat in dit voorstel is gezegd meen ik, dat
men daar over het algemeen nog al een kinderrijke
bevolking heeft en als ik dus die bevolking stel op
gemiddeld 4 personen per woonschip, zal men mij niet
van overdrijving beschuldigen. Die bevolking bestaat
dan dus uit ongeveer 200 personen en deze bevolking
is op het oogenblik practisch gesproken er van ver
stoken om hare faecaliën anders te deponeeren dan op
terrein bestemd voor den openbaren dienst, hetzij in
het water, hetzij op het land.
Nu wil het college, om in de zeer ernstige moreele,
zedelijke en vooral hygiënische bezwaren, die daaraan
zijn verbonden, te voorzien, daar plaatsen twee, zegge
een tweetal van deze nuttige inrichtingen. Als daar nu
ook nog een woonwagenkamp was bijgekomen, had ik
willen vragen of daar dan niet meer dan een drie- of
vierploegenstelsel van ordebewaarders noodig zou zijn
geweest om op die wijze met eenig succes iets te be
reiken. Ik acht het om velerlei reden noodig om
ten opzichte hiervan bij de woonschepenhaven voor
zieningen te treffen, maar ik vind het minder dan
niets, als men niet door het plaatsen van een
belangrijk aantal privaten in de moeilijkheid voor
ziet, omdat men de menschen onmogelijk kan dwin
gen, wanneer men daar zegge twee privaten neer
zet, dat zij daar allen gebruik van moeten maken. Ook
aan dwang zijn hier m. i. met het oog op de zedelijkheid
en de hygiëne bezwaren verbonden en verder zou die
dwang door de gemeente toch niet kunnen worden
uitgeoefend, waardoor deze verbetering dan alleen voor
de gemeente als een gewetenssusser zou kunnen worden
beschouwd; men heeft daar dan eenige privaten neer
gezet, alleen om aan de verplichtingen, die de gemeente
heeft, te voldoen, maar naar mijn meening heeft de
gemeente daarmee absoluut niet aan hare verplichtingen
voldaan. Ik weet wel, zal de gemeente daaraan op een
behoorlijke wijze voldoen, dan zal dat eenige offers
kosten, meer dan nu, maar als men van meening is,
dat de gemeente hier in een behoefte behoort te voor
zien, laat men dan iets beter in den zak tasten en niet
met een kleinigheid volstaan, maar iets maken, dat af
doende is.
De heer MullerIk zou naar aanleiding van deze
kwestie ook een enkele opmerking willen maken. Ik ben
van morgen aan de woonschepenhaven geweest en ik
moet het inderdaad met den heer Vromen eens zijn, dat
deze zaak minder dan niets is. Ik heb ook overwogen of
het niet mogelijk is dat daar iets van beton wordt neer
gezet, maar ik zou willen vragen: is het niet mogelijk,
ook in verband met de hygiënische omstandigheden van
gezin tot gezin, dat in de buurt van ieder woonschip een
houten inrichting wordt gebouwd dat behoeft niet
zoo kostbaar te wezen en dat men daar dan een ton
in plaatst Dan heeft ieder schip of iedere huishouding
een afzonderlijke plaats.
Dit voorstel, dat op het oogenblik door Burgemeester
en Wethouders wordt voorgesteld, is m. i. in verband
met verschillende omstandigheden absoluut verkeerd.
Ik meen dat daar ook niet zoo'n kapitaal ding behoeft
te worden neergezet. Als ieder schip op den kant van
den wal een houten hokje krijgt en de Reiniging iedere
week de ton leegt, heeft ieder gezin een afzonderlijke
plaats. Ik zou daarom Burgemeester en Wethouders
willen verzoeken hun voorstel terug te nemen en in dien
geest in de volgende vergadering een voorstel te doen.
De Voorzitter: De een is natuurlijker liberaler dan de
andere. Burgemeester en Wethouders hebben reeds zeer
lang de be,doeling gehad om hier iets te maken, maar
Burgemeester en Wethouders zijn daar eigenlijk steeds
van teruggehouden, omdat zij de overtuiging hadden
dat, als zij daar een inrichting lieten maken die van hout
was, deze dan den volgenden dag zou zijn opgebrand.
Zij waren dus van meening dat zij ook de mogelijkheid
moesten voorkomen dat die inrichting kon worden ge
sloopt.
Burgemeester en Wethouders willen den heer Vromen
heel graag de verzekering geven dat, als het zoover
mocht komen dat er volgnummers zouden moeten wor
den uitgegeven, zij heel gauw bij den Raad zullen komen
met een voorstel om meer van dergelijke inrichtingen te
bouwen, maar ik zou dit willen zeggen: laten wij eerst
eens kijken óf er werkelijk gebruik van deze inrichting
zal worden gemaakt. Dat is het standpunt van Burge
meester en Wethouders.
Het idee van den heer Muller is zeer goed uitvoerbaar,