308 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 16 December 1931.
De heer Muller: Mijnheer de VoorzitterIk wil naar
aanleiding van deze opmerkingen een paar woorden
zeggen, maar zal er niet te diep op ingaan, daar deze
zaak al zooveel jaren hier besproken is. Hier wordt in
hoofdzaak gesproken over een verslag van een concert,
dat dan in het Volksblad moet hebben gestaan
De heer Terpstra: Neen
De heer Muller: Op hetgeen LI gezegd hebt, kom ik
aanstonds. De heer Terpstra heeft het zoo pas gehad
over het feit, dat in het Volksblad zou hebben gestaan
„onze" concerten. Ik zal den heer Terpstra wel eens
mogen vragen of hij het nummer wil aanwijzen, waarin
dat heeft gestaan, want ik heb dat tot nog toe niet ge
lezen en mijn partijgenooten, die geacht mogen worden
het Volksblad te lezen, hebben het ook niet gelezen.
Dus wat dat betreft, zou ik den heer Terpstra willen
vragen, of hij kan aanwijzen het blad van het Friesche
Volksblad, waarin dat heeft gestaan.
Mijnheer de Voorzitter, over het algemeen kunnen
wij betreuren, dat het bezoek niet grooter is. Niemand
die dat meer zal betreuren dan zij, die voorstanders zijn
van dit orkest. En wanneer dan ook de heer Terpstra
een voorstel indient om dezen post met 1.te ver
lagen en daarmede wil uitspreken: het bestuur van deze
instelling een wenk te geven dat het meer moet doen,
om geld van de leden binnen te krijgen en meer leden
te krijgen, dan kan ik wel zeggen, dat het bestuur haast
geen week voorbij laat gaan of het is daarmede bezig.
Het doet alle mogelijke moeite om zooveel mogelijk
leden te winnen. Geen week gaat haast voorbij, of het
doet daartoe pogingen.
De heer Terpstra: Komen er leden?
De heer Muller: Dat het aantal niet grooter wordt,
kan het bestuur ook niet helpen, maar verwacht mag
worden, dat het in de toekomst beter wordt. Het is
natuurlijk, daarover zijn wij het wel eens, dat een der
gelijke instelling voor Leeuwarden vooral een opvoe
dend karakter heeft. En wanneer de heer Wiersma dan
ook zegt, dat in een courant, die van onze richting is,
heeft gestaan, dat de leege stoelen door onze menschen
hadden moeten worden bezet, dan kan hij daar toch
niets tegen hebben, dat ons partijorgaan er op aan
dringt, dat onze menschen een dergelijke opvoeding
wel willen. Want dat zal hij toch liever zien, dan dat
wij zouden zeggen ga maar naar een dancing. Wij
hebben gisteren en eergisteren over dergelijke inrich
tingen gesproken, maar als men wil, dat de dancings
niet worden bezocht, dan moet men dergelijke dingen
niet onmogelijk maken, want dergelijke concerten
kunnen inderdaad een opvoedend karakter hebben en
hebben tot gevolg, dat men onmogelijk maakt, dat
lagere genotmiddelen worden gezocht.
Mijnheer de Voorzitter, ik behoef hierover niet meer
te zeggen de koppen ten opzichte van deze kwestie
zijn in den Raad geteld: wij kunnen U niet overtuigen;
U zult alle pogingen in het werk stellen, dat heeft U in
het verleden gedaan en zult het in de toekomst ook wel
probeeren, om deze zaak van de begrooting af te krij
gen, maar dat lukt U toch niet' en ik hoop in de toe
komst ook niet. Ik hoop. dat het altijd mogelijk zal blij
ven een dergelijke inrichting te behouden in Leeu
warden.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter! Ook ik
zou iets willen zeggen ten opzichte van het orkest-
vraagstuk. De laatste spreker doet het voorkomen,
alsof de aanval, die gedaan wordt in het voorstel om
den post met 1.'te verminderen, bedoeld is als een
principiëele uiting van geringe belangstelling voor, al
thans als het uitspreken van de meening dat de ge
meente als zoodanig geen belang heeft bij het steunen
van dit orkest. Mijnheer de Voorzitter, ik kan dat
daarin niet zien en ik vind het ook eenigszins vreemd,
dat van die zijde een dergelijke opmerking gemaakt
wordt, want nog niet zooveel jaren geleden heeft toch
het college in een zelfde samenstelling als nu een voor
stel gedaan tot een belangrijke beperking van het sub
sidie aan de F. O. V. En wanneer ik niet heelemaal
ongeneigd ben, om het denkbeeld van den heer Terp
stra te steunen, dan doe ik dat in het belang van het
orkest zelf. Want ik vrees en dat is reeds door den
heer Terpstra aangegeven wanneer wij de begroo
ting van het orkest, zooals die bij de stukken heeft
gelegen, nader bekijken, dat het op deze manier toch
spaak zal loopen met dit orkest. Het is nu eenmaal eer.
feit en daarmede moet rekening worden gehouden
dat een groote meerderheid in den Raad noode een
zoo groot bedrag voor het orkest geeft. Wanneer wij
nu zien, dat de ontvangsten aan subsidies bedragen
reeds 22.000.— en aan contributies slechts 1500.—
en de inkomsten uit de gehouden concerten slechts
4000.zijn en voorts, dat aan de uitgavenzijde blijkt,
dat dit bedrag van 17.000.— noodig is, omdat er een
geraamd tekort is over het vorige jaar van 2000.—
terwijl dan nog niet bereikt wordt een begrooting die
sluit daarop wil ik vooral den nadruk leggen -
doch een begrooting die sluit met een tekort van
3500. hetgeen beteekent, dat men verwacht, dat
in 1932 het tekort weer 1500.— zal stijgen de
2000.— zijn ingehaald door het subsidie zoo hoog te
maken dan moet ieder die het Orkest een goed hart
toedraagt toch begrijpen, dat er hier in den Raad een
stem opgaat, een krachtige stem, zooals de heer Terpstra
heeft gezegd, die zegt tegen de burgerij van Leeu
warden en mijnentwege tegen de burgerij van Fries
land: op den duur zal het zoo niet kunnen doorgaan.
Ten slotte is het voor mij geen vraag, dat een ge
meente als Leeuwarden op den duur niet kan mee
werken, steeds hoogere uitgaven voor dit op zich zei:
belangrijke cultuurwerk te geven. Dat past Leeuwarden
niet. Daarom is het nu de tijd in den Raad van Leeu
warden krachtig tegen de burgerij te zeggen: wat gij
doet is te weinig om het orkest in stand te houden,
begrijp wel, dat er een tijd kan komen, dat de gemeente
niet langer voor de tekorten kan instaan. Deze be
grooting van het orkest is geen goede begrooting, want
ten slotte had men 3500.— meer moeten aanvragen,
om tot een sluitende begrooting te komen. Dat heeft
men niet gedurfd, omdat men begreep, dat met eer.
subsidie van 17.000.— voor afzienbaren tijd het
uiterste is verkregen, wat de gemeente aan deze zaak
spendeeren kan.
Daarom, mijnheer de Voorzitter, zie ik hetgeen de
heer Terpstra aanvoert niet als een strijdmiddel tegen
het orkest, maar acht ik het in het belang van het
Orkest. Om dien gulden gaat het niet, noch den heer
Terpstra noch mij, maar het gaat er om tegen de bur
gerij van Friesland te zeggen: stelt gij er werkelijk prijs
op dat geldt ook voor de arbeidersbeweging; ik
juich het toe, dat bij voortduring gezegd wordt „onze
menschen hadden daar moeten zitten; het is toe te
juichen, dat men de menschen daarheen wil brengen,
maar dan moeten de sociaal-democraten ook inzien, dat
het tijd is, tot de burgerij te zeggen, ook tot de arbeiders
beweging: wanneer jelui daar op den duur niet meer
geld voor over hebt, dat kan de bevolking van Fries
land zich niet de luxe permitteeren, dit op zich zelf
belangrijke, maar dure cultureele instituut te handhaven.
Mijnheer de Voorzitter, dat is de reden, waarom ik
derhalve voor het voorstel van den heer Terpstra zal
stemmen.
De heer De Vries (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter, ik sta wel in een eigenaardige positie. Er is ge
sproken van een dubbel jasje en ik sta hier nu meer
als secretaris van de Orkestvereeniging dan als wet
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931. 309
Voortzetting der vergadering op Woensdag 16 December 1931.
houder. Ik meen dat het goed is, enkele dingen toe te
üchten en recht te zetten. Het gaat voornamelijk over
net jaar, waarin dat geweldige tekort is ontstaan, waar
over de heer Vromen gesproken heeft. De oorzaak van
het tekort is geweest, dat toen de vereeniging in den
nieuwen vorm optrad, alles in het werk is gesteld, om
reclame te maken en toen zijn er ook de dure uitvoe
ringen met Urlus geweest en een proefuitvoering in
Sneek. Dat heeft de vereeniging vrij veel geld gekost,
maar de concerten, die in de provincieplaatsen in dat
jaar werden gegeven, waren propagandaconcerten. In
vele plaatsen zijn die concerten mislukt. Ik kan wel
zeggen, nu het eenige jaren gewerkt heeft, dat men
contact heeft gezocht in die plaatsen met menschen, die
de concerten voorbereiden, waardoor het op het oogen-
blik uitstekend gaat. De 10 concerten, die al buiten
gegeven zijn, waren goed bezocht en kwamen ook on
geveer uit, in dien zin, dat er dan niet de salarissen
van de muzikanten bij gerekend konden worden. Het is
nu eenmaal in Friesland zoo, dat de concerten, vooral
die in buitenplaatsen, waar het vervoer er bij komt, niet
uit kunnen. De zaak is nu echter beter geregeld, zoodat
een groot tekort in de toekomst niet meer zal voorko
men en de vereeniging druk bezig is, het tekort in te
halen. Ik denk, dat dit in twee jaar ook wel mogelijk is.
Er komt nog een andere kwestie bij, ook een zaak,
die wel eens bekeken mag worden, dat is de mede
werking aan verschillende oratoria-uitvoeringen. De
meeste orkesten in plaatsen als Groningen en Arnhem
krijgen voor de medewerking aan oratorium-uitvoeringen
1000.of 1200. De vereenigingen, die hier der
gelijke uitvoeringen geven, zijn niet in staat dat te doen,
daarom doet de F. O. V. het voor een civiel prijsje;
zij krijgt daarvoor maar 400. Dat is, wanneer men
de kosten zuiver zou berekenen, te weinig, maar dat
doet de vereeniging, om het muziekleven zooveel mo
gelijk te bevorderen. Daardoor krijgt men aan de
inkomstenzijde een heel laag cijfer.
Wat het concertbezoek betreft, dit jaar zijn de con
certen drukker bezocht dan verleden jaar en er wordt
op alle manieren aan gewerkt, om het bezoek te be
vorderen. Dat is inderdaad dit jaar geschied en ge
constateerd mag worden, dat dit jaar de concerten
beter worden bezocht. Wanneer men de verslagen van
de verschillende orkesten in andere plaatsen op het
oogenblik nagaat, dan is de misère daar voor orkesten,
die veel gunstiger naam hebben dan het Leeuwarder
orkest en die ook veel beter bekend staan, nog veel
erger. Dit is dan ook niet een speciaal Leeuwarder
toestand, maar het is in het geheele land zoo.
Mijnheer de Voorzitter, ik heb hier de verschillende
dingen, die ik even naar voren wilde brengen, gezegd,
maar ik wil nog even bij den heer Terpstra wegnemen
de idee, alsof geschreven zou zijn in het Volksblad van
Friesland van „onze" concerten, want m. i. moet die mee
ning niet bij het publiek postvatten. Die meening is er
vroeger wel eens geweest als zou het een socialistische
instelling wezen, maar zij was het niet; al is dat cachet
er wel eens opgelegd, het is onjuist. Dat blijkt wèl
uit hetgeen de heer Terpstra heeft gezegd en ook uit
net citaat van den heer Wiersma.
Dan is voorgesteld, het subsidie met 1.te ver
lagen. Mijnheer de Voorzitter, ik geloof, dat hetzelfde
bereikt kan worden daar zijn wij allen voor
wanneer uit deze Vergadering, door Burgemeester en
Wethouders of den Raad schriftelijk aan de Vereeniging
wordt medegedeeld, dat alles in het werk gesteld moet
worden om de interesse van particulieren voor het
Orkest grooter te maken. Ik geloof, dat men dan het
zelfde bereikt, als wanneer het voorstel, om 1.op
iet subsidie te schrappen, wordt aangenomen.
De heer Hooiring: Mijnheer de Voorzitter Ik wil
Mij even aansluiten bij het laatste dat de heer De Vries
beeft gezegd. Ik ontdek in de redevoeringen van den
heer Terpstra en den heer Vromen eenig verschil. De
redevoering van den heer Vromen kan ik voor 99 c/c
onderschrijven, want zij bedoelde, om door middel van
woorden, in het openbaar gesproken, de bevolking van
Leeuwarden en van Friesland aan te sporen, meer
attentie te toonen ten opzichte van de Orkestvereeni
ging. De bedoeling van het voorstel-Terpstra is, door
de vermindering van den begrootingspost met ƒ1.
te kennen te geven, dat het bestuur van F. O. V. niet
genoeg doet ten aanzien van de propaganda. Ik zou den
I heer Terpstra in overweging willen geven, zijn voorstel
in te trekken en genoegen te nemen met de waar-
i schuwing, door den heer Vromen geuit. De heer
i Terpstra en de geheele Raad zouden die kunnen onder
schrijven. Daarmede zou dan dienen te worden vol
staan. Ook om tactische redenen zou dat gewenscht
zijn, omdat ik meen, dat, wanneer het voorstel wordt
aangenomen, daarvoor de begrooting moet worden ge
wijzigd. Het is niet veel werk, maar de bedoeling is
ten slotte hetzelfde. Ik geloof, dat de heer Vromen
meer bereikt dan de heer Terpstra met aanneming van
zijn motie ,want die beschouw ik als een protest tegen
de handelwijze van het bestuur. Ik kan dan ook onder
schrijven, wat de heer Vromen heeft gezegd, maar zal
stemmen tegen het voorstel van den heer Terpstra.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter Ten
einde misverstand te voorkomen ik ben natuurlijk
blij, dat de heer Hooiring voor 99 mijn betoog kan
onderschrijven wil ik zeggen, dat van de 99
misschien nog wel een paar procenten zullen afgaan.
Immers mijn betoog is niet alleen een woord van pro
paganda voor het orkest, maar ook een waarschuwing
aan het orkest, dat de financieele toestand op die
manier niet langer kan blijven. Wij hebben uit den
mond van den Secretaris van de F. O. V. gehoord, of
liever men mag van den secretaris niet verwachten,
dat hij hier het woord zou voeren wij hebben uit
den mond van den wethouder zal ik dus maar zeggen,
gehoord, dat dit jaar de tien concerten buiten goed
geslaagd zijn en dat de concerten hier drukker bezocht
worden. Niettegenstaande dit wordt op de begrooting.
die ons hier wordt voorgelegd, een tekort geraamd van
2000.trots het feit, dat men de dure propaganda-
jaren meent achter den rug te hebben, wordt ons hier
een begrooting aangeboden niet met een tekort van
2000.— maar van 3500. d. w. z. als niet tijdig
in den Raad van Leeuwarden gezegd wordtde
gemeentefinanciën van Leeuwarden zullen op den duur
niet toelaten, deze cultureele instelling op die wijze in
stand te houden, tenzij het particuliere initiatief daarbij
voldoende van zich doet blijken. Tot nu toe is niet
voldoende opofferingsgezindheid gebleken, om het
groote tekort aan te vullen. Dus zal men vroeg of laat
ik vrees vroeg, binnen een klein aantal jaren, dat
blijkt wel uit de cijfers, die door den wethouder niet
zijn weersproken en uit het feit, dat zelfs beter bekende
orkesten in een ellendigen toestand verkeeren wan
neer niet de geheele bevolking toont, dat zij op het
bestaan van een dergelijke cultureele instelling prijs
stelt, moeten zeggen, dat het niet op den weg van de
j Overheid ligt, om steeds en steeds weer de tekorten
aan te vullen. Wij gaan nu den kant uit, dat de zaak
slepen blijft met tekorten van 2000.voor 1931,
welk bedrag zit in het subsidie van 17.000. doch
daarmede verkrijgt men een begrooting voor 1932 met
een tekort van 3500.—. Als het dus niet tegenvalt
sluit het volgende jaar met een tekort van 3500.—
en zal men in 1933 dus weer tot een hooger subsidie
moeten komen, wil men niet, dat de begrooting van de
F. O. V. dan weer een grooter tekort zal aanwijzen,
totdat de Vereeniging haar faillissement zal moeten
aanvragen. Zonder dus critiek op het bestuur te oefenen
voor mij is het meer een critiek op de geheele bur
gerij van Friesland, die niet begrijpt den ernst van de