310 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931,
Voortzetting der vergadering op Woensdag 16 December 1931.
financieele basis, waarop de F. O. V. staat zal ik
gaarne mijn stem voor het voorstel van den heer
Terpstra uitbrengen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van den heer Terpstra c.s. wordt met
14 tegen 13 stemmen aangenomen.
Voor stemmen: de heeren Van der Schoot, Stobbe,
Hofstra, Wiersma, Visser, Feitsma, Ritmeester, Ooster-
hoff, Weima, mevrouw Van Dijk—Smit, de heeren B.
Molenaar, Hettinga, Vromen en Terpstra.
Tegen stemmen: de heeren Dijkstra. De Vries, De
Boer, Koopal, Hooiring, Van Kollem, Westerhuis,
Botke, Muller, Van der Meulen, Westra, Balk en
mevrouw BuismanBlok Wijbrandi.
Volgno. 536 wordt verminderd met 1..en dien
overeenkomstig vastgesteld.
Volgnos. 537—548 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 549. Kosten van de gemeentelijke com
missie tot voorlichting bij beroepskeuze f 1000.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Botke: Mijnheer de Voorzitter Ik heb in
de sectie ten opzichte van dezen post een opmerking
gemaakt. Die opmerking is door omstandigheden niet
in het verslag opgenomen geworden. Ik vind de com
missie voor beroepskeuze een zeer nuttige commissie
doch ik heb den indruk, dat dit instituut eigenlijk niet
werkt, zooals gewenscht is. Ik heb de jaarverslagen
nagelezen en gezien, dat volgens het jaarverslag van
1927 het bestuur zich verheugt over meerdere belang
stelling van de ouders, terwijl er toen 147 adviezen
zijn gegeven. Maar in de latere jaren is dat aantal
gedaald: in 1928 werden 118 adviezen gegeven; in
1929 120 en 1930 130, dus toen was het weer wat beter.
Maar over het algemeen klaagt de commissie over te
weinig belangstelling bij de ouders en men krijgt den
indruk, dat de leden van de commissie geen voldoening
hebben in den arbeid, die daar verricht is. Voor een
deel ligt dat ook hierin, mijnheer de Voorzitter, dat
zij niet weten, wat de resultaten van hun werk zijn. Het
schijnt, dat de ouders, nadat het advies gegeven is,
later niet meer berichten, wat met de kinderen verder
is gebeurd, zoodat de commissieleden dus niet weten,
wat de resultaten van de adviezen zijn geweest. Ik heb
den indruk gekregen, dat zij dan ook niet tevreden
waren over den gang van zaken en ik heb gehoord,
dat zij van plan zijn, over hun commissie een schrijven
te richten tot Burgemeester en Wethouders, waarin
zij de dingen zullen uiteenzetten, die zij meenen, dat
gedaan moeten worden, om in dezen verbetering te
brengen. Ik doe geen voorstel, mijnheer de Voorzitter,
maar ik wil wel een beroep doen op Burgemeester en
Wethouders, om, wanneer dit schrijven inkomt, daar
aan de noodige belangstelling te wijden en dat getracht
zal worden, die commissie op iets andere leest te
schoeien, opdat zij meer aan haar doel zal kunnen
beantwoorden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 549 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 550566 worden, met inachtneming van de
bij Nota van Wijziging in volgno. 560 aangebrachte
wijziging, onveranderd vastgesteld.
Volgno. 567Stadsarmenkamer f 223.468.
De beraadslagingen worden geopend.
De VoorzitterIk heb geen juridisch advies inge
wonnen, maar dit schijnt mij toch een geschikt punt,
waarbij ik eenige mededeelingen kan doen. nu bij
eenige Raadsleden te dezer zake belangstelling blijkt
te bestaan. Er zijn namelijk inlichtingen gevraagd
omtrent de kwestie van de verzorging van ouden van
dagen. Nu wil ik wel zeggen, dat het Burgerlijk Arm
bestuur voor deze zaak bezig is en dat daarover eenige
malen een conferentie is geweest tusschen een paar
leden van ons college en een paar leden uit het bestuur
van het Stadsverzorgingshuis en ook met de directie
van Gemeentewerken en bovendien met de directie van
het Ziekenhuis en dr. Uffelie, om het mogelijk te ma
ken, om de ouden van dagen, die lichamelijk wel goed
zijn, maar zich niet kunnen helpen, bedlegerig zijn en
tusschenbeide van bed komen, dus oudjes met de ern
stige gebreken van den ouderdom, te verplegen. Daar
over zijn enkele conferenties gehouden en het resultaat
is op het oogenblik, dat eenige plannen bekeken zijn
en dat weer plannen zijn opgezet en in handen gesteld
van den directeur van Gemeentewerken voor den tech-
nischen kant van de zaak.
Ik wilde deze mededeeling doen, omdat ik meende,
dat enkele leden daarin belang stelden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 567 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 568 678 worden, met inachtneming van de
bij Nota van Wijziging aangebrachte wijzigingen in de
volgnos. 580, 662 en 672 en het aanbrengen van een
nieuw volgno. 580a, onveranderd vastgesteld.
Volgno. 679. Onvoorziene uitgaven,
zooals dat bij Nota van Wijziging is gewijzigd, wordt
aangehouden tot na afhandeling der Inkomsten.
Aan de orde zijn de Inkomsten.
Volgnos. 1—43 worden, met inachtneming van de
bij Nota van Wijziging aangebrachte wijzigingen in de
volgnos. 1, 10 en 32, onveranderd vastgesteld.
Volgno. 44. Heffing voor het gebruik van openbare
gronden en waterenf 1500.—.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw Van DijkSmit: Mijnheer de Voorzitter!
Ik wil beginnen met te zeggen, dat, hetgeen ik nu zeg,
niet juist passend is bij dit volgnummer, maar ik weet
eigenlijk zelf niet, waar het anders bij onder te brengen,
De zaak is deze. Wanneer hier een huis wordt ver
bouwd, wordt er een omheining omheen gezet met een
soort bak vangbak zou ik het willen noemen <-
waarin het vallend materiaal opgevangen wordt. Nu
is mijn vraag mag die vangbak verwijderd worden,
voordat de verbouwing beëindigd is, en zoo ja, dan zou
ik Burgemeester en Wethouders willen vragen, die be
paling zoodanig te wijzigen, dat die niet verwijderd
mag worden voor de verbouwing beëindigd is. Zoo
neen, dan zou ik graag zien. dat strenger op het naleven
van die bepaling werd toegezien. Persoonlijk was ik er
getuige van, dat indertijd bij de verbouwing van het
voormalig perceel van Louwhoff op den hoek van de
Voorstreek en de Nieuweburen drie baksteenen juist
voor een voorbijgangster neervielen en een volgenden
keer toen ook de vangbak al verwijderd was en het
gebouw bijna klaar, toen een loodgieter bezig was, de
gaten met zink te bekleeden viel een groot stuk zink
van ongeveer een vierkanten meter even voorbij een
voorbijgangster neer. De politie is er aan te pas geko
men, want de menschen dachten, dat de persoon ge
troffen was. Ik meende in het belang van de veiligheid
deze opmerking te moeten maken en ik hoop, dat U er
goede nota van zult willen nemen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931. 311
Voortzetting der vergadering op Woensdag 16 December 1931.
De heer De Vries (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter! De klacht, die mevrouw Van Dijk naar voren
brengt, zal ik overbrengen aan Bouw- en Woningtoe
zicht. Mevrouw Van Dijk bedoelt de valsteigers. Die
moeten net zoo lang blijven zitten, tot alle metsel- en
ander bouwerk aan den voorkant is afgeloopen, niet
alleen de steenen, maar ook het aanbrengen van pan
nen, enz. Ik zal die klacht overbrengen aan Bouw- en
Woningtoezicht en opdragen, er streng op toe te zien.
Er wordt al streng op toegezien, doch ik zal er nog de
aandacht op vestigen. De valsteiger moet net zoo lang
blijven, tot alle bouwwerk aan den buitenkant is afge
loopen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 44 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 45—177 worden, met inachtneming van de
bij Nota van Wijziging aangebrachte wijzigingen in de
volgnos. 73, 140, 167 en 175 en het aanbrengen van een
nieuw volgno. 140a, onveranderd vastgesteld.
Aan de orde is wederom
Volgno. 679. Onvoorziene uitgaven f 41.487.05.
welke post, in verband met de vermindering van volgno.
536 der Uitgaven, met 1.— wordt verhoogd en dien
overeenkomstig vastgesteld.
Kapitaaldie.n st.
De verschillende volgnos. der Inkomsten worden
onveranderd vastgesteld.
Aan de orde zijn de Uitgaven.
Volgnos. 829—857 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 858. Verbetering van de Nieuwestad
f 99.000.-.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Weima: Mijnheer de Voorzitter! Ik wil wel
dit zeggen. Als ik den wethouder van Financiën goed
heb begrepen van middag, dan ligt het toch in de be
doeling, dat bij een eventueele uitvoering op deze
posten nader teruggekomen zal worden. Daarom heb
ik er geen bezwaar tegen. Het zal nog nader besproken
worden, omdat de zaak nog opnieuw in den Raad moet
komen.
De heer Ritmeester (wethouder): Natuurlijk.
De heer Van Kollem: Mijnheer de Voorzitter! Bij
post 858 tot verbetering van de Nieuwestad heb ik in
de sectie de vraag gesteld, of Burgemeester en Wet
houders bereid zijn bij de verbetering van de Nieuwe
stad en den Wirdumerdijk een zoodanig tempo te be
trachten, dat de winkeliers zoo weinig mogelijk hinder
ondervinden. Tot mijn buitengewoon genoegen, ant
woorden Burgemeester en Wethouders op die vraag
bevestigend. Ik wil mijn genoegen hierover uitspreken
on er deze mededeeling aan toevoegen, naar aanleiding
van een onderhoud met een van de bestuurders van de
vereeniging „Nieuwestad", die daarop sterk aandrong
en die met het antwoord in zijn nopjes was, dat deze
mij officieus kon mededeelen, dat, mocht het geval zich
voordoen, dat bij versnelling van de verbetering van de
Nieuwestad extra kosten zich zouden voordoen, deze
vereeniging ter behartiging van de belangen van de
Nieuwestad bereid zou zijn, in die kosten bij te dragen.
Ik voor mij, mijnheer de Voorzitter, heb dit antwoord
gegeven, dat ik mij niet kon voorstellen, dat de gemeente
daarvan gebruik zou maken. Dit is mijns inziens een
gebaar, dat men tegenover een belastingbetaler wel
doen mag, maar ik meen toch, dat hieruit wel blijkt,
dat het belang zeer groot wordt geacht: immers het is
een winkelstraat en de bewoners moeten uitsluitend van
het drukke verkeer op de Nieuwestad leven.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter Ten op
zichte van de opmerking, door den heer Weima ge
maakt, zou ik iets verder willen gaan. Het lijkt mij niet
nuttig, dat de posten verbetering Nieuwestad en ver
betering Wirdumerdijk in stemming komen, of er stem
ming over te vragen; wij kunnen dat beoordeelen als
de plannen bij den Raad komen. Maar wanneer ik geen
stemming vraag, beteekent dat zelfs niet een princi-
piëele goedkeuring van die plannen. Het feit, of wij dus
in principe mee kunnen gaan met deze plannen, hangt
geheel en al samen met de vraag, in hoeverre de werk
loosheidstoestand en de bestrijding van de werkloos
heid wordt gediend door de uitvoering van deze zaken.
Ik wil dit alleen even duidelijkheidshalve er bij voegen,
opdat men niet de conclusie hieruit kan trekken, dat de
Raad principieel eigenlijk met deze dingen is meege
gaan.
De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter! Als ik het
goed begrijp, dan gaat de heer Vromen vrij ver
De Voorzitter: Ter voorkoming van misverstand wil
ik opmerken, dat het brengen van dezen post op de
begrooting wel degelijk een principiëele uitspraak is,
maar dat ten slotte de uitvoering, zooals ook bij de Pe
perstraat, nog bij den Raad zal worden gebracht. Dus
wil de heer Vromen voorkomen, dat Burgemeester en
Wethouders de macht hebben om 99.000.voor de
verbetering van de Nieuwestad uit te geven, dan moet
hij voorstellen dezen post pro memorie uit te trekken
op de begrooting.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter! Dan zou
ik een voorstel om ten opzichte van den Wirdumerdijk
en de Nieuwestad een post pro memorie uit te trekken,
even willen toelichten en wel om deze reden. Aange
zien ik niet kan overzien, of werkelijk de werkloos
heidstoestand in Leeuwarden van dien aard is en de
verbetering van deze straten werkelijk een zoodanige
verbetering in de werkloosheid zal tot stand brengen,
en een tegemoetkoming in den tijdelijken nood van de
werkloozen zal zijn, aangezien ik dat betwijfel, omdat
wij hier te maken zullen hebben met nog al vrij vak-
kundigen arbeid en gezien de cijfers, die Burgemeester
en Wethouders op verzoek van den Raad omtrent de
werkloosheid hebben gegeven, geloof ik niet, dat dit
een zoo groote rol zal spelen. Bij het sportpark is dat
anders, omdat daarbij een hoop graafwerk is, doch bij
den Wirdumerdijk en de Nieuwestad is dat niet het
geval en ook niet bij den Westersingel. Nu is voor mij
de zaak deze: de toestand van den Wirdumerdijk vind
ik van dien aard, dat ik het luxe vind, dat met de ver
betering van den Wirdumerdijk begonnen wordt. De
toestand is mijns inziens van dien aard, dat nog vele
jaren zonder belangrijk onderhoud die straat in dezen
toestand kan blijven. Waren wij in een tijd van wel
vaart, een tijd van gunstige conjunctuur, dan zou ik mij
kunnen voorstellen, dat een stad als Leeuwarden zegt:
wij zullen de hoofdstraten meer moderniseeren, haar een
meer modern aanzien geven en het geheel verbeteren.
Maar ik vind het op het oogenblik voor een stad als
Leeuwarden niet passen, dat dergelijke straten, die niet
in zoodanigen toestand verkeeren, dat verbetering ur
gent is, worden aangepakt. Men moge zeggen, dat des
tijds bij besluit van den Raad een groot plan is aange
nomen, dat in 10 jaar gefinancierd zal worden, doch
niemand kan nu zeggen, hoe moeilijk het zal zijn, in den